De Eerste Kamer is medewetgever en controleur van de regering.


Wetgevingsprocedure

Een wetsvoorstel doorloopt een groot aantal stappen voordat het een wet is. Meestal dient de regering een wetsvoorstel in, maar ook leden van de Tweede Kamer kunnen het initiatief hiertoe nemen (een zgn. initiatiefvoorstel). De Eerste Kamer komt in het wetgevingstraject pas aan bod nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel niet meer wijzigen. Formeel kan de Kamer het wetsvoorstel alleen aannemen of verwerpen. In de praktijk zijn er een aantal middelen (novelle, toezeggingen, moties) om invloed uit te oefenen om het wetsvoorstel aangepast te krijgen.

Zowel de Tweede als de Eerste Kamer bereiden een openbare behandeling van een wetsvoorstel schriftelijk voor. Beide Kamers voeren na deze schriftelijke voorbereiding veelal een debat over het wetsvoorstel, waarna de leden erover stemmen .

Is het wetsvoorstel aangenomen, dan ondertekenen de Koning en hierna de verantwoordelijke minister de wetstekst. Na publicatie in het Staatsblad kan de wet in werking treden. Soms gebeurt dit ook via een koninklijk besluit.


In de Eerste Kamer


Controlerende taak

De controle op het regeringsbeleid berust allereerst bij de Tweede Kamer. De Eerste Kamer stelt zich in dit opzicht dan ook terughoudend op. Zij controleert vooral de hoofdlijnen van beleid en de onderlinge samenhang van de verschillende regeringsplannen. De Eerste Kamer heeft bijvoorbeeld nog nooit gebruik gemaakt van het recht van enquête, en slechts zelden van het recht van interpellatie, het recht om een bewindspersoon direct ter verantwoording te roepen in de Kamer. Ook stelt de Eerste Kamer minder schriftelijke vragen dan de Tweede Kamer.

In diezelfde lijn maakt de Eerste Kamer op haar eigen wijze gebruik van het budgetrecht, het klassieke instrument van de parlementaire controle op het regeringsbeleid. Met dit budgetrecht heeft de Eerste Kamer de mogelijkheid om begrotingen goed- of af te keuren.