Kerntaak van de Eerste Kamer als medewetgever is de kwaliteit van de wetgeving toetsen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (toetsingscriteria) en het controleren van de regering. Hierin wordt zij ondersteund door de ambtelijke organisatie. De behandeling van een wetsvoorstel door de Eerste Kamer is één van de laatste fases van een langdurig proces dat onder andere de indiening door de regering, de behandeling door de Tweede Kamer en de inwerkingtreding omvat. Het houdt meer in dan alleen een debat en een stemming. Aan het debat gaat een schriftelijke voorbereiding vooraf, waarbij Leden commentaar kunnen geven op het voorstel en vragen kunnen stellen.
Debatten hebben een vast patroon en vaste regels. Dat geldt ook voor de stemmingen. Regels over de organisatie en de werkwijze van de Eerste Kamer zijn vastgelegd in het Reglement van Orde.
Behandeling van wetsvoorstellen betekent voor de Leden niet alleen het voeren van een debat met de regering, maar ook dat er overlegd moet worden met burgers en organisaties. Door van verschillende zijden informatie in te winnen, kunnen Leden tot een goed oordeel komen.
De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer:
Een wetsvoorstel wordt direct nadat het door de Tweede Kamer is aangenomen naar de Eerste Kamer gezonden. Hier wordt het in handen gesteld van een commissie. In de commissies wordt onder meer de te volgen procedure besproken.
Die commissie bepaalt of het wetsvoorstel direct op de agenda kan worden gezet van de voltallige (plenaire) vergadering of dat er eerst nog een voorbereidend onderzoek moet plaats vinden.
Schriftelijke voorbereiding
Het voorbereidend onderzoek bestaat in hoofdzaak uit de uitwisseling van stukken. De leden van de commissie geven namens hun fractie schriftelijk commentaar op het voorstel en stellen vragen aan de regering. De regering reageert daarop in een nota naar aanleiding van het verslag. Soms worden er meerdere van zulke schriftelijke rondes gehouden, maar in de regel wordt één ronde voldoende geacht.
Na de schriftelijke voorbereiding wordt aan de Kamer meegedeeld dat het wetsvoorstel gereed is voor behandeling in de plenaire vergadering. Het wordt dan na enige tijd op de agenda gezet.
Korte aantekeningen
Korte aantekeningen geven beknopt weer wat er tijdens commissievergaderingen is besproken. Ze worden gemaakt door de griffier van de commissie. Het is geen woordelijk verslag. In de korte aantekeningen worden de genomen besluiten opgenomen. Verder wordt onder andere aangegeven welke fracties inbreng voor een verslag hebben geleverd.
De korte aantekeningen zijn te vinden via de commissieagenda's en via de wetsvoorstellen, nota's, structuurvisies etc. die tijdens de vergadering besproken zijn.
Hamerstuk
Als er in de plenaire vergadering niet over het wetsvoorstel gesproken hoeft te worden, wordt het voorstel direct op de agenda gezet en als hamerstuk afgedaan.
Het debat
Alle Leden hebben het recht om het woord te voeren, maar in de praktijk wijst iedere fractie één (of twee) spreker(s) aan. Zij geven een oordeel over het wetsvoorstel en stellen vragen aan de indieners van het voorstel (ministers, staatssecretarissen of Tweede Kamerleden). Die indieners gaan daarna in op de vragen en opmerkingen van de Kamerleden. Doorgaans vindt nog een tweede ronde in het debat plaats. Bij uitzondering, als de Kamer daarmee instemt, kan er nog een derde ronde volgen.
Hoewel de Eerste Kamer in tegenstelling tot de Tweede Kamer geen recht van amendement heeft kan zij een minister met argumenten aanzetten om met een aanvullend wetsvoorstel te komen, een zogeheten novelle, om te voorkomen dat het wetsvoorstel verworpen wordt door de Eerste Kamer. Ook kan de Eerste Kamer haar invloed op de regering laten gelden door gebruik maken van het indienen moties en het uitlokken van toezeggingen.
De stemming
Na het debat stelt de Kamervoorzitter de stemming over het wetsvoorstel aan de orde. Als geen enkel lid om stemming vraagt, stelt de Voorzitter vast dat het wetsvoorstel zonder stemming is aangenomen. Leden kunnen dan alleen laten aantekenen dat zij tegen waren.
Als er wel om stemming wordt gevraagd, wordt de stemming in de regel op de agenda voor de eerstvolgende vergadering gezet. Ook over moties wordt doorgaans in de volgende vergadering gestemd. Op de laatste vergaderdag voor het zomerreces en het kerstreces vinden stemmingen als regel na afloop van de debatten in dezelfde vergadering plaats.
Stemmingen bij zitten en opstaan zijn de regel. Binnen de Kamer geldt de afspraak dat bij een stemming bij zitten en opstaan voor de besluitvorming wordt uitgegaan van het totaal aantal Leden van de aanwezige fracties. Indien de aanwezige Leden van een fractie vóór respectievelijk tegen een wetsvoorstel hebben gestemd, wordt voor de uitslag van de stemming het totaal aantal Leden van de fractie toegerekend aan de vóór-, respectievelijk de tegenstemmers (vgl. het stemmen bij handopsteking in de Tweede Kamer). Aldus heeft de incidentele afwezigheid van een fractielid geen invloed op het stemgewicht van de fractie bij het stemmen bij zitten en opstaan. Indien de uitslag van een stemming bij zitten en opstaan naar het oordeel van de Voorzitter of dat van een van de Leden onduidelijk is, wordt hoofdelijk herstemd. Bij een hoofdelijke stemming worden de namen van de aanwezige Leden afgeroepen en die zeggen dan 'voor' of 'tegen'.
Voorafgaande aan een stemming mogen Leden kort verklaren waarom ze voor of tegen zijn. Ingeval een stemverklaring wordt afgelegd, gebeurt dat doorgaans namens de desbetreffende fractie.
De belangrijkste taak van Eerste Kamerleden is het beoordelen van wetsvoorstellen. Om tot een goed oordeel te komen lezen zij officiële stukken, brieven, rapporten en kranten- en tijdschriftartikelen. Voorafgaand aan de behandeling van een wetsvoorstel worden soms honderden brieven aan de leden gestuurd.
Ook voeren Eerste Kamerleden intern en extern overleg. Intern overleg vindt vooral plaats in de eigen fractie en in de commissies.
Extern overleg wordt gevoerd met organisaties en burgers. Soms worden bezoekers of delegaties ontvangen en in bijzondere gevallen kan een Kamercommissie besluiten een hoorzitting te houden.
Eerste Kamerleden mogen verder schriftelijke vragen aan de regering stellen over onderwerpen die niet direct met een wetsvoorstel te maken hebben. Van dit recht maken zij echter maar beperkt gebruik. Controle van het actuele regeringsbeleid is - zo wordt algemeen gevonden - in de eerste plaats een zaak van de Tweede Kamer.