Het is niet ongebruikelijk dat oud bewindslieden en zij die eerder Tweede-Kamerlid waren zich naar "de overkant" begeven. Het omgekeerde komt minder vaak voor. Wat is toch dat aantrekkelijke van die Eerste Kamer. Zijn het de vertrouwde groene bankjes, is het de constante toestroom van informatie in een vertrouwd format: witte kamerstukken. Is het het langzaam afkicken van de macht? Wat beweegt toch ons, vergrijzende politici om in de rustige ruimte van de Senaat, buiten het politieke strijdgewoel, onopgemerkt door de pers ons te vermoeien en te vermeien met het politieke handwerk?
De Eerste Kamer is natuurlijk zowel naar inhoud als werkwijze erg leuk. Lees je bij de schriftelijke voorbereiding van wetsvoorstellen ook nog bij de Tweede Kamer alsof er met elkaar gesproken is zo van de leden van de VVD verzochten of het voorgestelde kon de leden van de PvdA niet bekoren - wij oud-leden weten wel beter. Dat is vanuit de computer zo op het bureau van de Griffier beland. In de Eerste Kamer wordt de inbreng daadwerkelijk met elkaar besproken. Niet alleen geeft dat al inzicht in de opvattingen van andere fracties, ook kan het leiden tot gezamenlijke vraagstelling. In de Hall en wandelgang wordt dan in alle rust doorgesproken over de eventuele knelpunten. Een goede basis voor zo nodig gezamenlijke actie: alleen met een behoorlijk brede inzet in het debat kan het kabinet tot bepaalde toezeggingen worden gebracht.
Bij de plenaire behandeling van wetgeving is de bijzondere positie van de Eerste Kamer helemaal duidelijk. Immers, niemand kan en zal zijn dagelijkse leef- en werkomgeving los maken van de politieke invalshoek. De samenleving komt - via de invalshoeken van de sprekers - de plechtige vergaderzaal makkelijk binnen. Vanuit welzijnswerk en gezondheidszorg, de fiscaal juridische praktijk of de invalshoek van burgemeester of leraar de dagelijkse praktijk speelt in de EK merkwaardig genoeg een zeer grote rol. De oude plafondschilderingen waar het zelfs lijkt alsof een straatjongetje daadwerkelijk naar binnen klimt blijft tekenend. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de aandacht van de Senatoren vaak uitgaat naar de uitvoerbaarheid van wetgeving. Naar de effecten van de wet in de praktijk en naar de handhaafbaarheid.
Naar mijn overtuiging zal het belang van het bestuur in toenemende mate af gaan hangen van juist die drie criteria van wetgeving. Hoe mooi ook uitgedacht, hoe perfect ook de gesloten compromissen tussen tegengestelde politieke partners vorm gegeven, zo'n wet is niet meer dan een object d'art. Als een wet niet goed uitvoerbaar is, niet effectief kan zijn en niet wordt gehandhaafd had die wet toch echt net zo goed uitsluitend in een schilderijlijstje gehangen kunnen worden. Toch komt het nauwelijks voor dat een wetsvoorstel door de Senaat wordt verworpen.
Het debat over de rol van de Eerste Kamer gaat dan over zaken als misschien toch ook gebruik maken van het recht op Parlementaire enquête Wellicht terugzendrecht? Dat laatste zou zeker goed zijn. Bij het belastingplan hadden we, zij het niet formeel, die constructie omdat in de latere veegwet nog veel zaken konden worden bijgesteld. Veel kritische kanttekeningen vanuit juist ook de Eerste Kamer zijn daarbij ook meegenomen. De Tweede Kamer kon enig gemor daarover zelfs niet binnenhouden. Maar mijns inziens gaat het bij de rol van de EK niet in de eerste plaats om de staatkundige positie. Het debat binnen politieke partijen zal moeten gaan over het expliciteren binnen de besluitvorming van het politieke gewicht van de Eerste Kamer.
Als zoveel deskundigheid en politiek inzicht samen wordt gebracht is het toch eigenlijk ondenkbaar dat de rol van de Eerste Kamer zo onderbelicht kan blijven. De reflecterende medebeoordelaar van het overheidsbeleid, van de wetgeving moet onder de korenmaat uit.
Het kan toch niet zo zijn dat regeerakkoorden worden opgesteld zonder dat vooraf de medeuitvoerder van een dergelijk akkoord daarover het licht kan hebben doen schijnen. Opvattingen worden vorm gegeven in de Tweede Kamer zonder dat vooraf ook de ideeën vanuit de medewetgever zijn gewogen. Deze dient zich te beperken tot het ja of nee... de inhoudelijke discussie wordt door de bewindslieden geprezen maar speelt geen rol.
De Eerste Kamer zal haar aandacht moeten besteden aan het vergroten van haar effectiviteit in het politieke debat. Niet als eerste vormgever, wel door tijdig aan te geven waar de echte politieke issues liggen. Waar struikelblokken, de valkuilen en klemmen, te verwachten zijn. De ogenschijnlijke bedaarde rust, de weinig opvallende aanwezigheid op het Binnenhof dient zo nu en dan te worden doorbroken. Niet op het laatste moment door een individuele tegenstem maar door indringender optreden tijdens het politieke debat.
En dat dan toch weer vanuit het besef dat het politieke primaat aan de overkant ligt. Maar het voetje in het politieke badwater moet zo nu en dan gevolgd worden door een frisse duik.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven