Sinds juni 1995 ben ik lid van de Eerste Kamer. Daarnaast ben ik mijn hoofdfunctie als rechter blijven uitoefenen (zij het dat ik twee dagen per week buitengewoon verlof heb om mijn kamerwerk te doen). Zijn die twee functies wel te combineren? zo wordt mij af en toe gevraagd.

Zo'n gekke vraag is dat niet. In vele (maar niet alle) buitenlanden kan het rechterschap niet gecombineerd worden met enige politieke functie. In democratische rechtsstaten wordt het sinds Montesquieu van belang geacht niet te veel staatsmacht in één hand te hebben.

In Nederland is deze combinatie van functies wel toegestaan. Alleen het lidmaatschap van de Hoge Raad kan niet worden gecombineerd met het lidmaatschap van de Staten-Generaal.

In het algemeen wordt het van veel belang geacht dat rechters deelnemen aan het maatschappelijk leven buiten de rechterlijke colleges, zodat zij niet vanuit een ivoren toren oordelen. Verder wordt het wenselijk gevonden, dat in de Eerste Kamer mensen zitten met allerlei deskundigheid op het brede terrein, dat door wetgeving wordt bestreken.

In de praktijk komt de combinatie van rechterschap en lidmaatschap van de Eerste Kamer in Nederland dan ook met enige regelmaat voor. Naar mijn idee is deze ook nuttig. Een rechter brengt kennis en ervaring in met betrekking tot de rechtspraktijk op terreinen, waar veel wetgeving over gaat. Die kennis en ervaring kunnen in de Eerste Kamer worden ingezet om verbeteringen en verduidelijkingen van wetsontwerpen te krijgen. Omgekeerd draagt het lidmaatschap van de Eerste Kamer bij aan een goede vervulling van het rechterschap, omdat het werk in de Senaat een breed zicht geeft op achtergrond en samenhang van verschillende ontwikkelingen op wetgevingsgebied.

Wel moet iemand, die twee openbare functies combineert steeds bewaken, dat er geen sprake is van ongewenste belangenverstrengeling. Zo moet een rechter in de Eerste Kamer niet het woord voeren over voorstellen met betrekking tot veranderingen in de rechterlijke organisatie, omdat hij/zij daar persoonlijk te veel bij betrokken is. Verder moet een rechter geen rechtszaken behandelen, waarin het zou kunnen lijken, dat hij/zij op grond van standpunten die in het politieke debat zijn ingenomen vooringenomen zou kunnen zijn. Zo moet hij/zij geen zaken behandelen, waarin er enige kans bestaat, dat serieuze kritiek wordt uitgeoefend op de grondwettigheid of conformiteit met verdragen van wetten, waarover hij/zij in de Senaat al een oordeel heeft gegeven. Dat de politieke voorkeur geen rol mag spelen bij de beslissing als rechter spreekt natuurlijk vanzelf.

Mijn conclusie is dus, dat het nuttig is dat rechters net als vele andere maatschappelijke groeperingen een steentje blijven bijdragen aan het werk van de Eerste Kamer, maar dat die combinatie van hoedanigheden (overigens net als andere gebruikelijke combinaties, zoals die met het hoogleraar- of burgemeesterschap) bijzondere zorgvuldigheid vereist.

Deze column is op persoonlijke titel geschreven