Sinds vorig jaar november ben ik lid van de Eerste Kamer en ik moet zeggen dat het werk en de omgeving me zeer goed bevallen. Daarvoor was ik 13 jaar gedeputeerde in de provincie Fryslân. De overgang van het werken in een monistisch- naar een dualistisch bestuurssysteem is me niet moeilijk gevallen. Uiteraard kende ik "Den Haag" al redelijk goed maar er deel van uitmaken, de verantwoordelijkheden dragen is toch wat anders dan er op enige afstand kennis van nemen. Gelukkig is de Eerste Kamer minder politiek bezig dan de Tweede Kamer. Dit kun je ook afmeten aan de aanwezigheid van de pers. Dat wat wij doen is voor hen minder interessant.
Waar ik wel aan moest wennen was dat alle vergaderingen en besprekingen op één dag moeten plaatsvinden, uitgezonderd de weken voor het kerstreces. Dit gaat naar mijn gevoel wel eens wat te veel ten koste van de kwaliteit. Een gevolg is ook dat vaak maar een gering aantal Kamerleden het debat in de senaat bijwonen. In verband met bijvoorbeeld commissievergaderingen en bilaterale overleggen. Heel anders dan bij de Statenvergaderingen, want daarbij zijn alle Statenleden aanwezig. Het aanwezig zijn voegt wel toe, want daardoor raak je beter betrokken bij de materie die behandeld wordt.
Ik heb het afgelopen jaar meerdere ministers na afloop van het debat horen zeggen dat de discussie in de Eerste Kamer inhoudelijker van aard was dan in de Tweede Kamer. Dit is goed om te horen omdat dit overeenkomt met de verantwoordelijkheid die de senaat heeft. De Eerste Kamer heeft een toetsfunctie en moet de wetten beoordelen op kwaliteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Uiteraard is dit ook een verantwoordelijkheid van de Tweede Kamer maar door de hectiek en soms ook de politiek pakt het daar wel eens anders uit. Hiervan zijn ook het afgelopen jaar meerdere voorbeelden te geven. Het twee-kamerstelsel is om die reden een goede zaak. Door toedoen van de Eerste Kamer kunnen indien nodig verbeteringen c.q. aanvullingen worden bewerkstelligd door middel van het instituut novelle. Verwonderlijk vond ik de opmerking van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geuit tijdens de behandeling van de notitie Reflecties over de positie van de Eerste Kamer dit onderwerp dat het niet goed is een stelsel te hebben van een "meester en een bovenmeester". Dit sloeg op het terugzendrecht voor de Eerste Kamer. Als een wetsvoorstel kwalitatief niet goed is kan de senaat het met zijn opmerkingen terugsturen naar de Tweede Kamer. De vraag die daarbij aan de orde is is wie het laatste woord heeft. Is het de Tweede Kamer dan wordt die de "bovenmeester" hetgeen betekent dat de invloed van de senaat afneemt. En dat terwijl de minister twee "meesters" wil. Vanwege de eerder genoemde argumenten is dit geen goede zaak en acht ik de kwalificatie "meester en bovenmeester" meer van politieke dan van inhoudelijke betekenis.
De opvatting van de Voorzitter van de Tweede Kamer gaat naar mijn beoordeling meer in de richting de Eerste Kamer "bovenmeester" te laten zijn, hetgeen logischerwijs betekent dat het opnieuw door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel voor herbeoordeling terug moet komen bij de Eerste Kamer.
We wachten met belangstelling het vervolgdebat op 29 januari 2002 af.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven