De Eerste Kamer begint maandagavond 26 juni aan de behandeling van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) die is bedoeld als vervanging van de bestaande Wet voorzieningen gehandicapten en (op termijn) de Welzijnswet. Ook een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zal opgaan in de nieuwe WMO. De WMO moet op 1 januari 2007 in werking treden. De Eerste Kamer debatteert ook dinsdag nog met staatssecretaris Clemence Ross-Van Dorp (CDA) over het wetsvoorstel.

Overgang

Alvorens de senaat zal instemmen met de WMO zal de staatssecretaris nog een reeks vragen overtuigend moeten beantwoorden. Zo heeft de CDA-fractie vragen over de overgang van AWBZ naar WMO. De christen-democraten willen een vloeiende overgang om cliënten met een AWBZ-voorzieningen niet tussen wal en schip te laten vallen.

Huishoudelijke verzorging

Cruciaal daarbij is het overgangsprotocol huishoudelijke verzorging. In dit protocol wordt nauwkeurig omschreven welke acties, op welk moment door zorgkantoren en gemeenten moeten worden ondernomen. Het gaat hierbij onder andere om de communicatie naar de cliënt, de overdracht van gegevens en de uitvoering van de persoonsgebonden budgetregeling.

Zorgaanbieder

De CDA-fractie vraagt of de huidige AWBZ-cliënten bij de overgang naar de WMO in 2007 dezelfde zorgaanbieder kunnen behouden. Volgens de regering ligt in overgangsbepalingen in de WMO vast dat de AWBZ-indicaties in 2007 hun geldigheid behouden, maar dat betekent niet dat in alle gevallen de huidige AWBZ-cliënten hun zorg van dezelfde zorgaanbieder zullen ontvangen. Dit is namelijk afhankelijk van het contracteerbeleid van de gemeente.

Centrale WMO-doelstelling

De PvdA-fractie wil voorbeelden van hoe gemeenten zelf invulling kunnen geven aan de centrale WMO-doelstelling: maatschappelijke participatie door lokaal maatwerk.

Volgens de regering zijn gemeenten beter dan de rijksoverheid in staat om lokaal en individueel maatwerk te leveren in de ondersteuning op lokaal niveau. Zo zijn de mogelijkheden voor maatschappelijke participatie in een kleine plattelandsgemeente anders dan in een herstructureringswijk in de grote steden.

Naoberschap

In de dorpskernen van plattelandsgemeenten is bijvoorbeeld de sociale infrastructuur anders (het systeem van naoberschap is in veel regio's nog aanwezig), waarbij het meer vanzelfsprekend is dat bewoners elkaar ondersteunen bij het verrichten van eenvoudige klussen, maaltijdvoorziening, etc. Deze sociale cohesie is veelal afwezig in veel herstructureringswijken.

Persoonsgebonden budget

Ook vraagt de PvdA-fractie uitleg van de regering over de verhouding tussen voorliggende collectieve voorzieningen en het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 6 WMO. Zo wil de PvdA weten welke 'overwegende bezwaren' ertoe kunnen leiden dat het persoongebonden budget niet voor alle individuele voorzieningen geldt. De regering vindt dat gemeenten moeten bepalen of er sprake is van overwegende bezwaren.

Ideale mix

De VVD-fractie vindt de WMO in principe een acceptabele wet; het zal aankomen op de uitvoering. Zij vragen of de regering vindt of de wet in de vorm die nu voorligt de ideale mix is van beleidsvrijheid bij de uitvoering en zekerheden bij de uitvoering van de wet.

Handleidingen

Nog niet gerustgesteld is de VVD op het punt van de bureaucratie. De fractie wil weten hoeveel bladzijden instructiemateriaal door de gemeenten zal moeten worden doorgenomen en wat er in dit opzicht nog aankomt.

Vanuit het implementatiebureau WMO wordt gewerkt aan een gereedschapskist met daarin praktische handreikingen die gemeenten ondersteunen bij het invoeren van de wet. De handreikingen zijn afgestemd op de informatiebehoeften van gemeenten. Daarnaast worden de handreikingen regelmatig bijgehouden met de meest actuele informatie. Gemeenten kúnnen hiervan gebruik maken, maar zijn hiertoe niet verplicht. Het staat hen vrij om het op een andere wijze te doen, of om de handreikingen niet te lezen. Er zijn ondertussen zestien handreikingen geschreven en geactualiseerd.

WMO-budget

De SP-fractie vraagt naar het totale financiële plaatje van de WMO. Deze fractie wil inzicht krijgen in het volledige WMO-budget, dus niet alleen in de gelden die nu worden overgeheveld vanuit de AWBZ en andere subsidieregelingen.

De met deze beide wetten gemoeide middelen maken al onderdeel uit van het gemeentefonds. Gemeenten hebben hier volledige bestedingsvrijheid. Deze middelen worden dan ook door gemeenten zelf voor de betreffende doelen bestemd. Er is er op dit moment ruim €2 miljard gemoeid met uitgaven in het kader van de Welzijnswet 1994 (mede afhankelijk van wat aan welzijn wordt toegerekend) en bijna € 1 miljard met uitgaven in het kader van de Wvg. Met de overgang van huishoudelijke verzorging is € 1.1 miljard gemoeid. Aan subsidiegelden AWBZ wordt een bedrag van € 55 miljoen overgeheveld. Voor uitvoeringskosten is een bedrag van € 67 miljoen beschikbaar gesteld.

Eenzijdige belangenbehartiging

De fractie van D66 verwacht een eenzijdige belangenbehartiging vanuit de hoek van gehandicapten, ouderen en de mantelzorg. Zij vrezen dat de vertegenwoordigers van het lokale jeugdbeleid, de sport, buurt- en clubhuizen zich minder krachtig kunnen laten horen bij de beleidsvorming van de nieuwe wet op lokaal niveau. Zij vragen welke ondersteuning en wettelijke verankering er is voor deze groep om hun positie te waarborgen. Volgens de regering is de WMO in essentie geen zorgwet maar een participatiewet. Welzijn gaat voor zorg. De wet is vooral bedoeld om algemeen toegankelijke brede voorzieningen op te zetten of in stand te houden, zoals het jeugdwerk, sociaal-cultureel werk en sportvoorzieningen.

Financiële houdbaarheid

De fracties van SGP en ChristenUnie vragen wat de visie van de regering is op de financiële houdbaarheid van de WMO. Zij menen dat het protocol gebruikelijke zorg tot een flinke besparing heeft geleid op de huishoudelijke verzorging, maar dat er waarschijnlijk nog meer oorzaken zijn voor de afname van het budget voor huishoudelijke verzorging. De leden verwachten dat er een klein stuwmeer ontstaat van mensen die de zorg nu niet nodig hebben, maar wel over twee jaar.

De nieuwe middelen voor de WMO worden jaarlijks geïndexeerd en voor wat betreft de huishoudelijke verzorging, een onafhankelijke derde zal de gemeentelijke uitgaven monitoren. Het macrobudget voor huishoudelijke verzorging kan op grond van het onderzoek van de onafhankelijke derde worden bijgesteld.

Verordening

De leden van de SGP en de ChristenUnie gaan ervan uit dat gemeenten de verordening voor 1 oktober 2006 vastgesteld moeten hebben. Deze leden gaan daarbij uit van de veronderstelling dat gemeenten het niet wenselijk vinden om zolang zij de verordening nog niet vastgesteld hebben het AWBZ-regime ten aanzien van de huishoudelijke verzorging te volgen. Zij stellen dat dit een grote druk legt op gemeenten, temeer omdat gemeenten niet weten welke eisen de regering verder stelt aan de gemeenten, omdat de amvb en de eigenbijdrageregeling er nog niet zijn.


Deel dit item: