Senaat wil onderzoek vergoeding affectieschade afwachten



Vanuit de Kamer is op dinsdag 12 september 2006 kritisch gereageerd op het wetsvoorstel van minister Donner dat de vergoeding van immateriële schade aan familieleden en andere naasten van een slachtoffer van een misdrijf mogelijk moet maken. De minister verzocht de Kamer, aan het eind van het debat, de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden tot de resultaten beschikbaar zijn van een onderzoek dat behulpzaam moet zijn om een goede hoogte van deze vergoeding voor affectieschade vast te kunnen stellen. Daartoe aangespoord door de fracties van VVD, CDA en PvdA zal hij de onderzoeksvragen verbreden om ook antwoorden te kunnen geven op vragen die in het debat werden opgeworpen.

Vraagtekens

In eerste termijn van het debat zetten de fracties van CDA en VVD en de kleine christelijke fracties van SGP en CU grote vraagtekens bij het voorstel. Alleen oppositiepartij PvdA kon zich erin vinden.

Helder en eenvoudig

Senator Witteveen zei namens de PvdA-fractie dat het voorgestelde stelsel helder en eenvoudig is. Het voorziet in een afgebakende groep rechthebbenden die recht krijgen op een vast bedrag, dat voor iedereen gelijk is. Het gaat om een symbolische erkenning van leed van verwanten van slachtoffers.

Senator Wagemakers (CDA) vroeg zijn PvdA-collega per interruptie of hij een bedrag van 10.000 euro belastingvrij 'een symbolisch bedrag' vindt? De PvdA-senator preciseerde, dat het erom gaat dat de overheid 'het leed van familie en andere naasten van slachtoffers erkent'.

Ommezwaai

Wagemakers hekelde de ommezwaai van de regering. In 1992 is bij de vaststelling van het nieuwe Burgerlijk Wetboek nog eens bevestigd dat in het Nederlandse stelsel geen plaats is voor smartengeld, noch voor slachtoffers, noch voor verwanten van slachtoffers. Net als zijn collega mevrouw Broekers-Knol wees Wagemakers erop dat de minister met een AMvB waarin de mogelijkheid voor aanpassing van het 'vaste bedrag' voor affectieschade wordt geregeld de deur op een kier komt te staan voor het toekennen van verschillende bedragen voor verschillende gevallen. De CDA-senator voorspelde een reeks processen van nabestaanden van slachtoffers die ook voor een vergoeding wegens affectieschade in aanmerking willen komen. En wat gebeurt er als iemand slachtoffer wordt van een verkeersfout van een familielid. Krijgt de dader dan ook affectieschade uitgekeerd?, wilde Wagemakers weten van minister Donner.

Onderzoek

Mevrouw Broekers-Knol vroeg namens de VVD-fractie of er wel behoefte is aan dit voorstel. Zij verwees naar een onderzoek dat op verzoek van de minister zelf wordt ingesteld en waarvan het resultaat in het voorjaar van 2007 wordt verwacht. Waarom wacht de minister de resultaten van het onderzoek niet af?, vroeg mevrouw Broekers. De VVD vreest ook dat met het toekennen van affectieschade 'het hek van de dam is'. In de naaste toekomst zal de kring van gerechtigden worden uitgebreid en zullen de bedragen worden verhoogd, zo voorspelde mevrouw Broekers. Zij vroeg ook of de Staat affectieschade moet gaan vergoeden als bijvoorbeeld iemand overlijdt als gevolg van nalatigheid van de overheid.

Twijfel

Namens de fracties van SGP en CU zei senator Holdijk dat bij deze fracties de twijfel over het wetsvoorstel is toegenomen. De twijfel betreft bijvoorbeeld de grondgedachte dat de uitkering (meestal door een verzekeraar) zal worden ervaren als een erkenning van ondervonden leed dat in de loop van het menselijke bestaan ons overkomt en door die vergoeding zou worden verwerkt en gecompenseerd. De bedenkingen van SGP en CU hangen samen met die tegen de vergoeding van de schade wegens 'wrongful birth'.

Afwachten

Minister Donner ging in zijn antwoord in op de suggestie van CDA en VVD om eerst de resultaten van het onderzoek naar affectieschade af te wachten. Hij constateerde nog wel dat er een groeiend aantal procedures is waarbij nabestaanden om vergoeding van 'shockschade' vragen en dat rechters en ook verzekeraars daar gevoelig voor blijken. De minister zei ook dat hij bij de Kamer had beluisterd dat men de toekenning van een vergoeding aan nabestaanden niet principieel bestrijdt, maar hooguit de vraag stelt of de regering het goede instrument heeft voorgesteld.


Deel dit item: