Voor het eerst in de geschiedenis debatteert de Eerste Kamer dinsdag 3 april met een nieuw aantredend kabinet naar aanleiding van een Regeringsverklaring. Tot dusverre ging alleen de Tweede Kamer met een nieuw kabinet dat zich presenteerde met een Regeringsverklaring in debat. Dat dit debat nu in de Eerste Kamer gevoerd wordt, heeft te maken met het feit dat in het najaar van 2006 in verband met de demissionaire status van het vorige kabinet door de Eerste Kamer is afgezien van het houden van Algemeen Politieke Beschouwingen (APB). Het College van Senioren heeft toen besloten na het aantreden van een nieuw kabinet te bezien of er aanleiding zou zijn tot het voeren van een debat naar aanleiding van de Regeringsverklaring. Onlangs besloot het College thans zo'n debat te voeren.
Alleen met MP en vice-premiers
Omdat het debat niet het karakter heeft van Algemeen Politieke Beschouwingen en er in de senaat evenmin behoefte bestaat aan een kopie van het debat dat in de Tweede Kamer is gevoerd over de regeringsverklaring, vindt de Eerste Kamer het voldoende dat bij dit debat alleen de minister-president en de twee vice-premiers aanwezig zijn. Het gaat, gegeven de bijzondere situatie, om een eenmalig debat. Het is niet de bedoeling hiermee een precedent te scheppen voor het aantreden van nieuwe kabinetten in de toekomst.
Motie Jurgens
De Eerste Kamer houdt dinsdag ook nog een fundamenteel debat over de verhouding tussen bepalingen in de Grondwet en bevoegdheden van internationale organisaties als bijvoorbeeld de Europese Unie. Tijdens het debat in 2001 over de goedkeuring van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof dat in Den Haag wordt gevestigd, heeft de Eerste Kamer een reeks constitutionele vragen opgeroepen. De senaat hield een motie aan van PvdA-senator Jurgens, waarin de regering werd verzocht 'op korte termijn' een kleine groep van deskundigen in de staatkunde en in het constitutionele recht een rapport te doen uitbrengen aan de regering over de door de senaat opgeworpen vragen inzake het afwijken van de Nederlandse Grondwet in internationale verdragen en of in dat geval een meerderheid van tweederde is vereist bij de goedkeuring van een verdrag. Het rapport is in 2003 uitgekomen en de regering heeft in 2004 daar een antwoord op geformuleerd. De regering staat op het standpunt dat inderdaad in voorkomende gevallen bij goedkeuring van verdragen een meerderheid van tweederde is vereist.
Zinvol
In de motie-Jurgens wordt erop gewezen dat een gewone meerderheid kan beslissen of een meerderheid van tweederde van de stemmen is vereist bij de goedkeuring van verdragsbepalingen die afwijken van de grondwet en werpt daarom de vraag op of handhaving van de eis van een gekwalificeerde meerheid wel zinvol is, mede met het oog op de vergaande overdracht van andere bevoegdheden die de grondwet toestaat zonder dat een gekwalificeerde meerderheid is vereist.
Deel dit item: