T00465

Toezegging bij wet om-afdoening 3



De minister van Justitie zegt toe dat hij de suggestie om, wanneer de verdachte ter zitting verschijnt, systematisch af te zien van een verhoging, zal bespreken met het College van procureurs-generaal en hierover –binnen de grenzen van de vertrouwelijkheid van het overleg met de procureurs-generaal - zal rapporteren aan de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T00465
Oorspronkelijke nummer tz_JUST_2006_11
Status voldaan
Datum toezegging 4 juli 2006
Deadline 1 januari 2007
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Commissie commissie voor Justitie (Just.)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Kamerstukken Wet OM-afdoening (29.849)


Opmerking

31200 VI, D. De toenmalige minister van Justitie heeft tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel dat aan de Wet OM-afdoening ten grondslag ligt de toezegging gedaan om met het College van procureursgeneraal de suggestie te bespreken om, wanneer de verdachte ter zitting verschijnt, systematisch af te zien van een verhoging, en hierover – binnen de grenzen van de vertrouwelijkheid van het overleg
met de procureurs-generaal – te rapporteren aan de Eerste Kamer. Ik
heb overleg gevoerd met het College van procureurs-generaal over de hoogte van de strafeis als een bestrafte verzet heeft ingesteld
tegen een strafbeschikking. Het resultaat van dit overleg is vastgelegd in de Aanwijzing OM afdoening opgenomen paragraaf 4.1. Eis als de bestrafte verzet heeft ingesteld tegen een strafbeschikking. Zie Staatscourant 28 januari 2008, nr. 19/ pag. 22.

De brief van de minister van Justitie d.d. 4 maart 2008, met daarbij de aanwijzing aan het openbaar ministerie, heeft de commissie Justitie op 18 maart 2008 doen besluiten deze toezegging als voldaan te beschouwen.
---
Reactie Justitie:
Dit onderwerp wordt besproken bij de vaststelling van de nieuwe beleidsregels voor de inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening. Het OM (PaG) neemt in het Kader voor de strafvordering een passage op over de (eventuele) hogere strafeis bij verzet met tegenspraak.
Gelet op de nieuwe fasering in de OM-afdoening wordt behandeling van dit Kader voor strafvordering voorzien voor een overlegvergadering in juli.

Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2005 – 2006, 36 – 1728

Blz. 1699

De heer Wagemakers (CDA):

Ik eindig met hetzelfde punt als waarmee de heer Witteveen zijn betoog afrondde, namelijk de rechtsgrond voor het vorderen van een hogere straf ter terechtzitting

indien een burger tegen een strafbeschikking verzet aantekent. Wij hebben eerder aangegeven dat die rechtsgrond naar onze mening ontbreekt, maar de minister lijkt eraan te hechten dat een hogere straf wordt gevorderd, omdat anders het aantekenen van verzet als het ware wordt bemoedigd waardoor beslag wordt gelegd op de rechterlijke capaciteit. Dat moge zo zijn, maar niet uit het oog mag worden verloren dat indien een burger niet met zijn straf akkoord is, het afdoen van strafbare feiten door een rechter de enige begaanbare weg is. Het is dan ook vreemd dat het volgen van die weg, dus het gaan naar de rechter, omdat men het niet eens is met datgene wat als straf is voorgehouden, wordt voorzien van een sanctie in de vorm van een hogere straf. De minister zegt dat het verenigbaar is met het EVRM en beroept zich op een bepaalde zaak die in dat kader heeft gediend en waarbij iemand appel aantekende tegen een eerdere rechtelijke uitspraak. Dat werd toen ontmoedigd door een bepaalde sanctie. Mij lijkt dat volstrekt niet vergelijkbaar met wat hier aan de orde is. Wij willen klip en klaar van de minister horen dat hij de toepasselijke vervolgingsrichtlijnen zodanig zal aanpassen dat het vorderen van een hogere straf uitblijft, indien de betrokken persoon in verzet ter zitting verschijnt en zijn verhaal doet. Wij wachten met belangstelling de reactie van de minister af.

Blz. 1728

Minister Donner:

De heer Wagemakers suggereerde om, wanneer de verdachte ter zitting verschijnt, systematisch af te zien van een verhoging. Het kan heel wel zijn dat men verschijnt, maar verder geen enkel wezenlijk verweer voert. Dit punt zal ik opnemen met het College van procureurs-generaal.

(…)

Blz. 1734

Minister Donner:

Ik heb u al in eerste termijn aangegeven dat ik dat punt met het College van procureursgeneraal zal opnemen.

De heer Wagemakers (CDA):

Dan stel ik u ten slotte daarover een vraag. Bent u bereid, deze Kamer te informeren over wat de procureurs-generaal op die vraag aan u zullen meedelen?

Minister Donner:

Binnen de grenzen van de vertrouwelijkheid van het overleg met de procureurs-generaal zal ik dat doen.

De heer Wagemakers (CDA):

Is dat ja of nee?

Minister Donner: Dat is ja, gekwalificeerd.



Historie

  • 4 maart 2008
    Voortgang:
    documenten:
    • -   
      Kamerstuk 29849, J + bijlage
  • 11 mei 2007
    Voortgang:
    documenten:
    • -   
      30800 VI, D brief + bijlage. 31200 VI, D. 13 feb. 2008
  • 4 juli 2006
    toezegging gedaan