T00995

Toezegging Rechtsgelijkheid en evaluatie van de langdurigheidstoeslag (31.441/31.519/31.548/31.559/31.567/31.577)"



De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Westerveld, toe om de intergemeentelijke rechtsgelijkheid en de rol die de rijksoverheid en de rechter daarbij spelen te (laten) betrekken bij de evaluatie van de landurigheidstoeslag die de Inspectie Werk en Inkomen een jaar na invoering van het onderhavige wetsvoorstel zal uitvoeren. De staatssecretaris zegt voorts toe de Kamer over deze evaluatie te berichten.


Kerngegevens

Nummer T00995
Status voldaan
Datum toezegging 23 december 2008
Deadline 1 januari 2011
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden dr. M. Westerveld (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inkomensondersteuning
langdurigheidstoeslag
rechtszekerheid
Kamerstukken Ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen (31.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. [17] – blz. 853-876

Blz. 864

Mw. Westerveld (PvdA): (….) Ik zat op mijn handen toen mevrouw Strik de staatssecretaris interrumpeerde over de langdurigheidstoeslag. Bij de totstandkoming van de Wet werk en bijstand is uitgebreid gesproken over het feit dat daarin een heel duidelijke minimumbehoefteregeling zit en dat minimumbehoeftebeleid bij het Rijk en niet bij de gemeenten hoort. Wij behandelen dit soort thema’s elke keer hapsnap per wet. (…) Zou het niet beter zijn als daarover eens een wat doortimmerder notitie over wordt afgescheiden?

Staatssecretaris Klijnsma: (….) Steeds wanneer je een nieuw instrumentarium ontwikkelt

voor re-integratie of armoedebeleid, moet je afwegen welke beleidsvrijheid je op welke bestuurslaag neerlegt. In die context heeft mevrouw Westerveld een punt als zij zegt dat wij op basis van de wetsgeschiedenis de actuele stand van zaken helder zouden moeten maken. Zaken staan niet stil. Ik geloof dat wij geen verschil van mening hebben over hoe je in de context van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, beleid maakt en uitvoert. Het kan best een goed idee zijn – ik zeg het voorzichtig, want ik ben nog maar net begonnen – om op basis van de geschiedenis van de Wwb te onderzoeken waar wij staan en wat dat betekent voor de bevoegdheden van de verschillende bestuurslagen.

Blz. 865

Staatssecretaris Klijnsma: (…) Mevrouw Westerveld is ingegaan op de intergemeentelijke rechtsgelijkheid en de rol die de rijksoverheid en de rechter daarbij spelen. Zij legt een verband met het rechtelijke toetsingsrecht aan artikel 1 van de Grondwet. Dit belangrijke onderwerp is eerder aan de orde geweest toen de Kamer het wetsvoorstel voor de Wet werk en bijstand behandelde. (…) Terecht vraagt mevrouw Westerveld aandacht voor de zorg van de rijksoverheid als gemeenten te veel uit de pas gaan lopen op het punt van inkomensbescherming. Daar hebben wij zojuist al over gesproken. Aan die zorg voor de eenheid in de verscheidenheid geeft de rijksoverheid invulling door het stellen van wettelijke en financiële kaders. Bij de langdurigheidstoeslag betekent dit concreet dat er een wettelijk recht komt op de toeslag en dat de voorwaarden die de gemeente kan hanteren bij de uitwerking van het recht, limitatief in de wet zijn bepaald. De gemeentelijke invulling daarvan dient met het oog op de rechtszekerheid in de verordening te worden vastgelegd. De bandbreedte waarbinnen gemeenten de voorwaarden kunnen invullen, is door de regering zodanig vormgegeven dat gemeenten daarmee recht kunnen doen aan de belangen van hun burgers bij zowel inkomensbescherming als bij arbeidsinschakeling. Dat de bandbreedte tot enige feitelijke ongelijkheid in inkomensbescherming kan leiden, is een bewust aanvaard en toelaatbaar gevolg van de keuze voor decentralisatie van bevoegdheden. Het biedt mogelijkheden tot maatwerk. Daarbij is het van belang dat het gemeentelijke beleid naast zijn oorsprong in de wettelijke kaders van de Wwb zijn legitimatie vindt in het lokale democratische bestel. Het is aan de rechter om de gemeentelijke invulling van de kaders te toetsen, ook in individuele gevallen. Toetsstenen daarbij kunnen zijn de letter en de geest van de wet, internationale verdragen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Terecht wijst mevrouw Westerveld erop dat de Wwb niet aan de Grondwet getoetst kan worden. Echter, toetsing van de Wwb is wel mogelijk aan internationale verdragen waarin soortgelijke bepalingen voorkomen als in de Grondwet. Er kan geen sprake zijn van het via de achterdeur binnenhalen van de rechtelijke toetsing op sociale zekerheid, nu dit ook kan via de voordeur in de vorm van internationale verdragen. Met mevrouw Westerveld wil ik graag weten hoe de context die ik heb aangegeven, uitwerkt bij de gedecentraliseerde langdurigheidstoeslag. Daarom wil ik dit aspect betrekken bij de evaluatie van de langdurigheidstoeslag die de Inspectie Werk en Inkomen een jaar na invoering van dit wetsvoorstel zal uitvoeren.

Mw. Westerveld (PvdA): Misschien kan daarbij ook het juridische probleem worden betrokken waar ik zelf niet zo goed uit kom. Bij de schriftelijke voorbereiding stond in de beantwoording dat de rechter kan toetsen aan de rechtsgelijkheid. Bij mij kwam toen de vraag op waar de rechter dan mee moet vergelijken. Dat is in dit geval heel ingewikkeld. Ik leg nog even uit wat ik bedoelde met mijn opmerking over de achterdeur. Hoewel de rechter natuurlijk kan toetsen aan internationale verdragen, weten wij dat dit niet zo vaak zal gebeuren. Juist door zaken te delegeren naar het lagere bestuur, krijgen wij te maken met lagere wetgeving. Die kan weer wel aan de Grondwet worden getoetst. Dat vergroot de mogelijkheden van het rechtelijk toetsingsrecht.

Staatssecretaris Klijnsma: U hebt ons ook verder aan het denken gezet. Ik denk dat het een heel goed idee is om het bij de evaluatie te betrekken, zodat wij meer inzicht hebben in hoe het in het eerste jaar uitwerkt.

Mw. Westerveld (PvdA): Ik neem aan dat de Kamer daarover wordt bericht?

Staatssecretaris Klijnsma: Dat spreekt voor zichzelf.

Blz. 871

Mw. Westerveld (PvdA): Dank voor de toezegging om nog eens in te gaan op de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid en op de rechtsgelijkheid, wat een heel belangrijk punt is. Ik denk dat de langdurigheidstoeslag hier ook in thuishoort. De langdurigheidstoeslag was destijds in de Wwb bedoeld als een stukje minimale inkomensondersteuning. Als het echt de bedoeling zou zijn om gemeenten de volle vrijheid te geven om dat instrument in te zetten als prikkel tot re-integratie, denk ik dat wij als rijksoverheid een heel belangrijke stap zetten. Ik denk dat wij dat niet ongemerkt voorbij moeten laten gaan.


Brondocumenten


Historie