Motie Eerste Kamer maakt subsidie kinderopvang afhankelijk van arbeidsuren ouders



De Eerste Kamer wil dat vanaf 1 juli 2010 een koppeling wordt aangebracht tussen het aantal uren dat ouders subsidie krijgen voor kinderopvang en het aantal door hen gewerkte uren. Hierdoor moet de fraude bij de kinderopvang worden verminderd. Een motie van deze strekking is dinsdag 7 juli met algemene stemmen aangenomen (EK 31.874, H), nadat de Senaat eerder had ingestemd met een wijziging van de Wet kinderopvang (31.874). De aanpassing voorziet in een herziening van het stelsel van gastouderopvang. Tegen de wetswijziging stemden de fracties van VVD, SP, GroenLinks, D66 en Partij van de Dieren.

De aangenomen motie, ingediend door PvdA-senator Linthorst, stelt voor dat de gegevens van ouders in loondienst moeten meetellen als criterium voor de toekenning van subsidie. Daarbij is het aantal gewerkte uren van de ouder die de minst betaalde arbeid verricht maatgevend. Voor zelfstandigen zonder personeel moet zo spoedig mogelijk na 1 juli 2010 een vergelijkbare regeling worden getroffen. Staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen deed geen uitspraak over de wenselijkheid van de motie, maar zei die wel te beschouwen als een ondersteuning van het door haar voorgestelde beleid. “Ook de regering wil een koppeling gaan aanbrengen tussen het gewerkte aantal uren van ouders en het aantal uren waarvoor zij een toeslag voor kinderopvang vragen”, aldus Dijksma. Zij kondigde aan dat zij in het najaar in een notitie zal aangeven hoe en wanneer deze koppeling gerealiseerd kan worden. Zij wilde zich niet vastleggen op een termijn, om de belastingdienst niet voor een voldongen feit te plaatsen.

Senator Dupuis van de VVD zei dat de financiële basis van het wetsvoorstel wankel is. Het is niet duidelijk hoe groot de fraude in de afgelopen is geweest en ook niet of de fraude wel is aan te pakken op basis van dit wetsvoorstel. Zij had er bezwaar tegen dat de gastouders worden aangepakt in plaats van de naar haar zeggen ‘foute’ gastouderbureaus. Meer in het algemeen heeft de VVD er bezwaar tegen dat een informeel systeem op deze wijze wordt geformaliseerd. De regering draait volgens de VVD het instituut gastouder de nek om. Het streven van de regering om via de kinderopvang kinderen hun talenten beter te laten ontwikkelen typeerde de VVD-senator als ‘staatspaternalisme’.

Kwaliteitsnormen

Tijdens het debat met staatssecretaris Dijksma maakten alle sprekers bezwaar tegen de regeling dat vraagouders hun toeslag terug moeten betalen als de gastouder vanaf 1 september 2010 niet aan de nieuwe wettelijke eisen voldoet. Deze eisen houden onder meer in dat gasthouders een EHBO-diploma moeten hebben en een kwalificatie voor kinderopvang moeten verwerven op mbo-2-niveau dan wel een ervaringscertificaat, waaruit hun geschiktheid blijkt.

De Eerste Kamer vindt dat de terugbetaling van vraagouders van de toeslag voor gastouders die niet aan de eisen voldoen alleen mag worden geclaimd in die gevallen waarin willens en wetens toeslagen zijn geclaimd zonder de intentie aan de wet gestelde voorwaarden te voldoen. Deze opvatting staat in een motie die door PvdA-senator Linthorst werd ingediend met steun van vrijwel alle andere fracties (EK 31.874, I). Staatssecretaris Dijksma ontraadde deze motie omdat die de regering zou beperking in de poging fraude bij de kinderopvang tegen te gaan. Alleen de VVD-fractie stemde tegen deze motie.

Ook op een derde punt was er verschil van inzicht tussen de staatssecretaris en de Eerste Kamer, namelijk het verbod voor gastouders om op meer dan één locatie kinderen op te vangen. Werken op meer dan een plek zou de voorziene controle door de GGD te zeer bemoeilijken, aldus de staatssecretaris.

Senator Linthorst van de PvdA zei dat gastouders vaak oudere vrouwen zijn die zelf kinderen hebben opgevoed of op een andere manier veel levenservaring en wijsheid hebben opgedaan. Door gebrek aan duidelijkheid over wat er onder de nieuwe wet van hen wordt verwacht kunnen zij worden afgeschrikt om zich te willen kwalificeren. “Dat kan toch niet de bedoeling zijn”, vroeg mevrouw Linthorst. Ook de controle van alle gastouderplekken door de GGD vond de PvdA-fractie wat ver gaan. “Een ouder die zijn of haar kinderen zelf thuis opvangt krijgt geen controle. Hetzelfde huis wordt wel gecontroleerd op veiligheid als niet de ouder, maar een gastouder de kinderen opvangt”, zei senator Linthorst.

Senator Goyert van de CDA-fractie hekelde eveneens het stellen van kwaliteitseisen aan gastouders. “Het stellen van kwaliteitseisen waaraan gastouders moeten voldoen om in een register te worden opgenomen is een voortschrijdende vorm van institutionalisering”, zei mevrouw Goyert. Zij zette ook vraagtekens bij het traject dat gastouders moeten afleggen om een erkenning van verworven competenties (EVC) te krijgen. De CDA-fractie vond dat gastouders die al jarenlang werkzaam zijn vrijgesteld moeten worden van de professionaliseringseisen. De voorgestelde maximum urennorm voor kinderopvang van 230 uur per maand vond de CDA-fractie aan de hoge kant.

SP-senator Meulenbelt trok een vergelijking met de mantelzorgers die via een persoonsgebonden budget (PGB) betaald kunnen worden. Gaat de regering daar ook controles op uitvoeren? Zij vond het wetsvoorstel onvoldoende doortimmerd om aan de fraude en het uit de pan rijzen van kosten wat te doen. Senator Meulenbelt zei dat ongeveer 35.000 van de huidige 70.000 gastouders er de brui aan zullen geven. Dat betekent verlies aan arbeidsparticipatie, vond zij.

Ook senator De Boer uitte namens de fracties van ChristenUnie en SGP twijfel over de effectiviteit van de wet waar het gaat om het aanpakken van fraude. Hij wees erop dat soms voor zevenmaal 24 uur opvang per week subsidie wordt gevraagd. In dat licht vond hij de urennorm van 230 uur per maand veel te royaal. Of een kind nu naar de basisschool gaat of niet, een ouder kan nu 12x230=2760 uren kinderopvang gesubsidieerd krijgen, ongeacht de omvang van de arbeidsrelatie. “Dat is onze fracties toch werkelijk te gek”, aldus senator De Boer.


Deel dit item: