T01009

Toezegging Niet in werking laten treden van bepalingen van het wetsvoorstel (31.386)



De minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van de Beeten, toe dat de bepalingen uit wetsvoorstel 31386 betreffende implementatie van een kaderbesluit en het Verdrag van de Raad van Europa inzake terrorismebestrijding, alsmede de bepalingen die betrekking hebben op ontzetting uit een beroep niet in werking zullen treden dan nadat met de Eerste Kamer in een afzonderlijke schriftelijke procedure daarover van gedachten is gewisseld en de Kamer heeft laten weten daarmee in te stemmen.


Kerngegevens

Nummer T01009
Status afgevoerd
Datum toezegging 9 juni 2009
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. R.H. van de Beeten (CDA)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen inwerkingtreding
strafbaarstelling
terrorismebestrijding
Kamerstukken Strafbaarstelling deelname en meewerken aan training voor terrorisme (31.386)


Uit de stukken

Handelingen I 2008/09, nr. 34, p. 1562

De heer Van de Beeten (CDA): Voorzitter. Ik mag vandaag spreken namens alle fracties in deze Kamer. De commissie voor Justitie heeft op 12 mei uitvoering met de minister overlegd over dit wetsvoorstel, met name over het verzamelkarakter ervan. Er zijn toen enkele procedurele afspraken gemaakt over de inwerkingtreding. In het bijzonder is afgesproken dat enkele onderdelen – ik spreek dan in feite alleen over artikel I over de implementatie van het kaderbesluit en het Verdrag van de Raad van Europa inzake terrorismebestrijding, alsmede die onderdelen die betrekking hebben op ontzetting uit een beroep – niet in werking treden dan nadat met deze Kamer in een afzonderlijke schriftelijke procedure daarover van gedachten is gewisseld en de Kamer heeft laten weten daarmee in te stemmen. Over een specifiek onderdeel is al schriftelijk van gedachten gewisseld, namelijk over onderdeel C van artikel I. Dat onderdeel is schriftelijk afdoende behandeld naar het oordeel van de commissie. Dat betekent dat de niet uitgesloten onderdelen van artikel I en de overige artikelen van het wetsvoorstel vandaag kunnen worden afgehandeld en dat er geen behoefte bestaat aan stemming daarover bij de woordvoerders in deze Kamer.

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Ik spreek mijn erkentelijkheid uit voor het onder leiding van de heer Van de Beeten als voorzitter van de commissie voor Justitie gevoerde constructieve overleg met de commissie over dit wetsvoorstel naar aanleiding van de bedenkingen en bezwaren die waren gerezen wegens het verzamelkarakter van het wetsvoorstel. Van dat overleg is verslag gedaan in Kamerstuk 31386, onder F. Ik bevestig graag van mijn kant dat wat de heer Van de Beeten zojuist naar voren heeft gebracht.


Brondocumenten


Historie