T01092

Toezegging inzage patiëntendossiers zonder toestemming (31.122)



De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Putters en Slagter, toe het onderwerp inzagerecht en geheim-houdingsplicht van de IGZ met betrekking tot patiëntgegevens schriftelijk te verduidelijken. Het samenwerkingsprotocol IGZ en openbaar ministerie wordt op dit punt aangepast.


Kerngegevens

Nummer T01092
Status voldaan
Datum toezegging 9 februari 2009
Deadline 1 juli 2010
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof.dr. K. Putters (PvdA)
drs. T.M. Slagter-Roukema (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Inspectie voor de Gezondheidszorg
medische persoonsgegevens
patiëntengegevens
Kamerstukken Uitbreiding bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (31.122)


Opmerking

(voortzetting van 26 mei 2009)

Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 18, blz. 782

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Toch blijft mijn fractie met twee vragen zitten, die mede na lezing van de brief van 4 februari van prof. mr. T.M. Schalken c.s. gericht aan onze commissie voor VWS, zijn gerezen. Onder punt 8f van het informatieprotocol wordt opgemerkt dat het OM zich de mogelijkheid voorbehoudt om gegevens die niet rechtstreeks bij de zorgaanbieder in beslag kunnen worden genomen, te vorderen bij de IGZ. Dit lijkt toch niet te kloppen met wat de minister schrijft in zijn brief van 5 juni 2009 op pagina 4. Hij schrijft daar dat voor de IGZ in het verkeer met de NZa, de NMa en het OM de geheimhoudingsplicht volledig van toepassing is. De strekking van het informatieprotocol en van de brief lopen uiteen. Daarom vraag ik of het OM in geen enkel opzicht overlegging van gegevens uit medische dossiers bij de IGZ zal vorderen of alleen in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als de verlangde informatie niet bij de bron kan worden opgevraagd dan wel zonder gevolg blijft, of in die gevallen waarin voor de IGZ een aangifteplicht bestaat. Een tweede vraag is hoe de geheimhoudingsplicht van de IGZ zich verhoudt tot de verplichting van een toezichthoudend orgaan om informatie te openbaren op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Als de IGZ zelfs ten opzichte van het OM tot geheimhouding verplicht is, zal ze dat toch zeker ook ten opzichte van bijvoorbeeld media moeten zijn. We verzoeken de minister in te gaan op de vragen die door Schalken c.s. zijn gesteld.

Handelingen I 2009-2010, nr. 18, blz. 805-807

De heer Putters (PvdA): Als ik de minister goed beluister, kan er dus geen sprake van zijn dat derden inzage krijgen. Dat betekent ook dat de zorgen die daarover zijn geuit, onder andere in de brief van de gezondheidsjuristen, met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur of met betrekking tot wat de NZa doet, niet aan de orde zijn? Het is niet zo dat derden buiten de inspectie om, inzage in de dossiers kunnen krijgen?

Minister Klink: Nee, de NMa noch de NZa kan dat. Het kan ook niet krachtens de Wet openbaarheid van bestuur. De Wet bescherming persoonsgegevens is een lex specialis, die voorrang heeft op de Wet openbaarheid van bestuur. Dat is van groot belang, want het betekent tegelijkertijd dat het sanctiestelsel dat gemoeid is met de geheimhoudingsplicht van de inspectie ook opgeld doet. De inspectie kan niet zomaar naar eigen believen inzicht gaan geven in de informatie rondom patiëntendossiers. Er is dus geen recht op informatie bij derden. Sterker nog, het verschaffen van die informatie wordt in feite bestraft door de daartoe geëigende autoriteiten, dat wil zeggen in dit geval door het CBP. Ook in dit geval blijft dus de privacy van de cliënt het uitgangspunt.

Blz. 806

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): De discussie zonet over de relatie tussen de WOB, de

taak van de inspectie en de thematische onderwerpen, betreft ook het onderwerp van de brief waaruit ik citeerde. Ik vroeg mij af of het mogelijk is dat de minister in een brief die punten of vragen nog eens langsgaat. Ik heb ze gedestilleerd en al aan het ministerie doen oekomen. Ik zou het in elk geval op prijs stellen als de minister die voor volgende week aan ons doet toekomen, want dan staat het in elk geval zwart op wit.

Blz. 807

Minister Klink: Wat betreft het eerste punt: ik wil volgaarne ingaan op de brief waaraan mevrouw Slagter refereerde. Dat zal overigens een korte notitie zijn. Het zal een uitwerking zijn van de lijnen die ik zo-even schetste.

Handelingen I 2008-2009, nr. 33 – blz. 1535

Blz. 1535

De heer Putters (PvdA): De tweede vraag betreft de toestemming voor inzage in dossiers en het anonimiseren van die dossiers. De minister kan ons op dat punt wel overtuigen. Hij noemde een aantal waarborgen, onder andere in de wetten, de toelichting die hij gegeven heeft in de beide Kamers en het werkplan van de IGZ. Ik benadruk wel dat de geheimhoudingsplicht onverkort geldt. De minister heeft dat ook bevestigd. Mijn fractie gaat er daarbij wel vanuit dat de wijze van het laten vervallen van de toestemmingsverplichting en het niet anonimiseren van de dossiers in het handhavingskader van de IGZ en daarnaast in het samenwerkingsprotocol tussen de IGZ en de NZa zijn of worden opgenomen. Wij gaan daarvan uit, omdat dit toch wel een heel wezenlijk onderdeel is van deze wet. Er moet geen twijfel over bestaan op welke wijze de IGZ, maar ook de NZa handelen rondom de medische dossiers en de toestemming van de patiënt. Dus ook op dit punt graag een toezegging of bevestiging. Met die toezeggingen, als het kan graag schriftelijk bevestigd door de minister, zal ik mijn fractie adviseren om akkoord te gaan met deze wet.

Handelingen I 2008-2009, nr. 33 Blz. 1536

Minister Klink: De afgeleide geheimhoudingsplicht betreft inderdaad een geheimhoudingsplicht die op de inspectie rust. Die is afgeleid in de zin dat de plicht krachtens de wetgeving rust op de medici, op de behandelend artsen en dergelijke. Op het moment dat de inspectie inzage krijgt in dossiers en daaraan patiënten met naam en toenaam kan koppelen, heeft zij de plicht om zich te houden aan dezelfde geheimhouding ook tegenover het Openbaar Ministerie, de NMa, de NZa en dergelijke.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Wat onderaan pagina 4 van het informatieprotocol staan, klopt dus niet? Dat is dus een onjuiste opmerking.

Minister Klink: Ik heb niet direct paraat wat daar staat. De geheimhoudingsplicht geldt ook tegenover het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP): Er staat: ″Eerst na de inwerkingtreding van deze wet kan worden vastgesteld of en op welke wijze de IGZ gebonden kan zijn aan het afgeleide medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht.″ Maar dat is toch de wet?

Minister Klink: Ik kom daar graag schriftelijk op terug, want deze passage verbaast mij eerlijk gezegd ook.

Blz. 1537

Minister Klink: Ik heb drie dingen genoteerd die ik u schriftelijk zal doen toekomen.[…] ten tweede de afgeleide geheimhoudingsplicht waar mevrouw Slagter naar vroeg en hoe zich dit verhoudt tot de passage die zij zo-even voorlas.


Brondocumenten


Historie