Een structuurvisie is een strategisch beleidsdocument inclusief een uitvoeringspakket, waarin de overheid haar beleid vastlegt en inzicht biedt in de wijze waarop zij haar voornemens denkt te realiseren. Deze visie is het vertrekpunt voor concrete ruimtelijke beslissing en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen. Een voorbeeld van een structuurvisie is de structuurvisie Randstad 2040.
De tot 1 juli 2008 geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bevatte een procedure voor het opstellen van belangrijke plannen op het gebied van het nationale ruimtelijke beleid. Een dergelijk plan werd een planologische kernbeslissing (PKB) genoemd. Met de op 1 juli 2008 inwerkinggetreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de figuur van PKB geschrapt en vervangen door de structuurvisie.
Ook het onder de oude WRO geldende streekplan (provincie) en het structuurplan (gemeente) zijn met de nieuwe Wro vervangen door de structuurvisie. Rijk, provincies en gemeenten stellen nu samen structuurvisies op.
Op Rijksniveau stelt de ministerraad een structuurvisie vast. In de structuurvisie wordt beschreven waar er gebouwd kan worden, waar het groen moet blijven en wie beslissingsbevoegdheid heeft. De verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening wordt bij de provincies en gemeenten neergelegd.
Op provinciaal niveau stellen provinciale staten een structuurvisie vast, en op gemeentelijk niveau is dat de gemeenteraad.
Tweede Kamer
Met het vaststellen van een structuurvisie op Rijksniveau wordt (dus voorheen de PKB's) niet eerder begonnen, dan nadat een beschrijving van de voorgenomen structuurvisie aan de Tweede Kamer is gezonden en deze daar openbaar behandeld is. De Tweede Kamer dient ten aanzien van deze beschrijving binnen vier weken een besluit te nemen over eventuele openbare behandeling. Doet zij dit niet, dan kan de ministerraad de structuurvisie vaststellen.
Staten-Generaal
Met verwezenlijking van de structuurvisie wordt niet eerder begonnen dan acht weken na toezending aan de Staten-Generaal. Geeft de Eerste Kamer of Tweede Kamer binnen die acht weken aan, de visie in het openbaar te willen behandelen, dan wordt met verwezenlijking van de structuurvisie niet eerder begonnen dan zes maanden na die toezending, of, indien openbare behandeling eerder is afgerond, na die afronding. Beide Kamers worden vervolgens per brief geïnformeerd over de gevolgen die het kabinet aan de openbare behandeling verbindt. Gedane toezeggingen of ingediende moties worden daarbij ook betrokken.
In de Tracéwet is bepaald dat, met ingang van 1 januari 2012, structuurvisies die onder de Tracéwet vallen niet naar de Eerste Kamer gezonden hoeven te worden.
Overgangsrecht
De tevens op 1 juli 2008 inwerking getreden Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bevat overgangsrecht voor PKB's waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd vóór 1 juli 2008. Artikel 9.1.2 van de Invoeringswet bepaalt onder meer dat op die PKB's, totdat de geldigheidsduur ervan is verstreken, het recht dat gold onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing is. Dit geldt echter niet voor een herziening of intrekking van een pkb tijdens de geldigheidsduur. Na goedkeuring van een PKB door de Tweede Kamer wordt die ter goedkeuring aan de Eerste Kamer gezonden. De Eerste Kamer kan tot vier weken na ontvangst om behandeling vragen. Doet zij dat niet, dan is de PKB van rechtswege goedgekeurd.
Digitaal
In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het verplicht om (nieuwe) ruimtelijke plannen digitaal op te stellen conform landelijke afspraken en standaarden. Onder de naam DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) heeft het voormalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) met diverse partners samengewerkt aan het realiseren van een digitale ruimtelijke ordening. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is het gebruik van digitale plannen toegestaan. Per 1 januari 2010 zijn digitale plannen verplicht.