T01150

Toezegging Benoeming tot lid van de Raad van State van personen die geen lid zijn van een partij die ooit regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen (30.585)



De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de heer Hirsch Ballin, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Kox, toe dat er geen con-stitutionele of andere bezwaren zijn tegen benoeming tot lid van de Raad van State van een persoon die lid is van een politieke partij die nog nooit regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen, en dat hij dit punt onder de aandacht van de vicepresident van de Raad van State zal brengen.


Kerngegevens

Nummer T01150
Status voldaan
Datum toezegging 13 april 2010
Deadline 1 januari 2011
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koningin (BZK/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen benoemingen
Lid
Raad van State
Kamerstukken Herstructurering van de Raad van State (30.585)


Uit de stukken

Handelingen I 2009/10, nr. 25 – blz. 1049

De heer Kox (SP): Voor alle duidelijkheid, ik pleit er niet voor om nu toch maar snel een SP’er in de Raad van State te benoemen, ook al hebben we het hiermee over de grootste oppositiepartij van dit land. Het zou niet verkeerd zijn als iemand van een oppositiepartij het zou weten te schoppen tot lid van de Raad van State. In een stelsel waarin we zeggen dat oppositie en coalitie allebei belangrijk zijn voor de democratie is het toch merkwaardig dat sinds 1531 nooit iemand van de oppositie lid is kunnen worden van de Raad van State. De minister herinnert zich dat toen Willem van Oranje in de oppositie ging, hij ook meteen uit de Raad van State ging. Ik geloof dat dit in 1567 was. Zo is het volgens mij steeds geweest. In antwoord op mijn schriftelijke vragen heeft de regering niet kunnen aangeven of er ooit iemand van de oppositie wiens partij nog niet in de regering had gezeten, het heeft kunnen schoppen tot lid van de Raad van State. Als dat niet zo is, dan is dat een merkwaardigheid. Ik pleit dus niet ervoor om nu een SP’er te benoemen in de Raad van State, want ik vind dat partijpolitieke benoemingen eigenlijk helemaal niet bij deze tijd horen, of we het nu over burgemeesters, CdK’s of leden van de Raad van State hebben. Mag ik nog eens uitleg van de regering hebben waarom die er kennelijk toch nog steeds in volhardt dat dit soort benoemingen ook in de 21ste eeuw zouden moeten kunnen?

(…)

Handelingen I 2009/10, nr. 25 – blz. 1060-1061

Minister Hirsch Ballin: Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn er nog twee belangrijke veranderingen, verbeteringen in mijn ogen, aan toegevoegd, namelijk dat beide Kamers der Staten-Generaal voortaan rechtstreeks voorlichting kunnen vragen aan de Raad van State en dat de benoemingsprocedure transparanter is gemaakt. Er moet voortaan gewoon worden aangekondigd, publiekelijk geadverteerd, als er een vacature is en de vicepresident overlegt bovendien periodiek met de Tweede Kamer over het benoemingenbeleid. Ik betrek daarbij meteen de opmerking van de heer Kox over leden van de oppositie in de Raad. Ja, er zijn heel wat leden van de Raad van State wier politieke affiliatie die is met een oppositiepartij. Toen ik zelf in 2000 lid werd van de Raad van State behoorde ik ook tot de oppositie in deze Kamer. Maar misschien doelt de heer Kox op een specifiek segment van de oppositie.

De heer Kox (SP): Ja, maar dat is niet zozeer politiek bepaalbaar. Ik heb hier ook in de schriftelijke voorbereiding naar gevraagd. Zijn er voorbeelden bekend dat partijen die nog niet eerder aan een regering hebben deelgenomen een lid in de Raad van State hebben gekregen? Uit het antwoord begreep ik dat de regering het niet wist en het dus ook niet uitsloot dat het wel ooit gebeurd is. Dat vind ik toch altijd een redelijk wankel bewijs. Volgens mij is het dus sinds 1814 nog niet het geval geweest dat een niet-regeringspartij, een nooitregeringspartij, iemand in de Raad van State krijgt. Volgens mij is dat raar en verdraagt dat zich ook niet met onze Grondwet en met de benoembaarheid van iedere Nederlander in openbare dienst. Ik zou u daarover toch graag de uitspraak ontlokken dat dat, mocht het al zo zijn geweest – dat kan misschien allemaal historisch verklaarbaar zijn geweest – voor de toekomst niet passend is.

Minister Hirsch Ballin: Ik begrijp de vraag van de heer Kox. Ik denk dat ik de geschiedenis van de afgelopen decennia overzie, ook zonder dat wij daar nog speciaal navorsing op doen. Ik moet vooropstellen dat in de Raad van State mensen niet namens een politieke partij zitting hebben. Van alle leden van de Raad van State wordt verwacht dat zij weliswaar hun politieke achtergrond kunnen hebben. Dat geldt niet voor alle leden van de Raad van State. Er zijn ook leden van de Raad van State zonder een specifieke politieke achtergrond, maar voor zover zij die wel hebben – de gewone leden dus van de Raad van State die aan de wetgevingsadvisering deelnemen, ik heb het niet over staatsraden in buitengewone dienst met een rechterlijke functie – heeft het overgrote deel van hen een politieke achtergrond die ook bekend is bij de benoeming en die meeweegt in de samenstelling van de Raad. Als ik de afgelopen decennia in mijn gedachten aan mij voorbij laat gaan, denk ik dat de heer Kox gelijk heeft dat er onder hen geen was die behoort tot een partij die niet reeds regeringsverantwoordelijkheid had gedragen.

Mij staat bij dat Jacques Aarden, lid van de PPR, lid werd van de Raad van State, maar dat was op een moment waarop de PPR deel was gaan uitmaken van het kabinet-Den Uyl en dus mee regeringsverantwoordelijkheid droeg. Maar er is geen enkel beletsel in de systematiek van de wet of van ons constitutionele bestel dat een partij die behoort tot de stabiele factoren in ons staatsbestel en uit het midden waarvan gekwalificeerde personen naar voren komen die aan alle eisen voldoen voor een benoeming tot lid van de Raad van State, daarvan deel gaan uitmaken, ook zonder dat hun partij op enig moment deel heeft uitgemaakt van de regering. Ik zal dat punt graag onder de aandacht brengen van de vicepresident van de Raad van State.

(…)

Handelingen I 2009/10, nr. 25 – blz. 1070

De heer Kox (SP): Mijn laatste opmerking. Ik ben erg blij dat de minister toegezegd heeft dat, wat de geschiedenis ook moge zijn geweest van partijpolitieke benoemingen in de Raad van State, vanaf nu iedereen in openbare dienst, ook van de Raad van State, benoembaar is, ook zij die affiniteit hebben met een politieke partij die het nog niet eerder tot regeringsverantwoordelijkheid heeft gebracht. Dat vind ik echt een belangrijke uitspraak. Die hebben wij nog nooit zo duidelijk gehoord. Die uitspraak verwijst er toch ook een beetje naar dat de manier waarop we dat tot nu toe deden misschien toch niet de beste manier was. Ik ben erg blij dat de minister heeft gezegd dat hij zal doorgeven aan de vicepresident van de Raad van State dat dit voortaan de richtlijn is. Ik ben ontzettend blij dat daarmee eindelijk de weg openligt en dat in de nabije toekomst onze collega Britta Böhler zomaar in de Raad van State benoemd zou kunnen worden. Behalve dat zij lid is van een niet-regeringspartij, voldoet zij immers ook aan alle andere deskundigheidseisen, waarop ik helaas geen aanspraak kan maken.


Brondocumenten


Historie