T01163

Toezegging Deelname aan verwijsindex door scholen (31.855)



De minister voor Jeugd en Gezin zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kuiper, toe na te gaan of scholen daadwerkelijk deelnemen aan de verwijsindex; dit punt wordt ook meegenomen in de evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T01163
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2010
Deadline 1 juli 2015
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Jeugd en Gezin
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen scholen
verwijsindex risicojongeren
Kamerstukken Verwijsindex risicojongeren (31.855)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 623

De heer Kuiper (ChristenUnie): Mijn volgende punt gaat over het meldrecht en de grenzen daarvan. […] Vandaar dat het wetsvoorstel uitgaat van een meldrecht en niet van een meldplicht. De minister stelt echter ook dat het niet gebruikmaken van dit meldrecht niet vrijblijvend kan zijn. Als het belang van het kind melding vereist, zou dit wel moeten gebeuren. In dit licht zou ik de minister willen vragen of de situatie van bijvoorbeeld scholen niet anders is dan die van hulpverleners. Op scholen is er geen sprake van een hulpverlenersrelatie, maar de kinderen bevinden zich wel een groot deel van hun tijd op school. Ik stel deze vraag omdat mij ter ore is gekomen dat scholen soms afzien van deelname met een beroep op dat meldrecht. Ze vatten het op alsof ze geen verplichting hebben om mee te doen. Ik zou denken dat de omgeving waar jongeren een belangrijk deel van hun dag doorbrengen, zich niet zou dienen te onttrekken aan de verwijsindex. Sterker nog, juist omdat scholen de plek zijn waar jongeren dagelijks kunnen worden gevolgd en veel signalen omtrent hun situatie kunnen worden opgevangen, zouden zij moeten meedoen aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: De heer Kuiper vroeg of de situatie op de scholen niet van een andere aard is dan bij hulpverleners. Daar heeft hij gelijk in. Dat geldt overigens ook voor de politie, of de schuldhulpverlening: het is kwalitatief anders. Voor scholen is dit inderdaad nog eens zo belangrijk, omdat dit dé vindplaats is waar jongeren het grootste deel van de week zijn, als het goed is. Dus is het van belang dat scholen zijn aangehaakt bij de VIR. Daarom horen ze ook bij de kring van instanties met meldende bevoegdheden. De heer Kuiper verwees naar algemene signalen dat het onderwijs niet mee zou willen doen. Voor een individuele school kan wellicht gelden dat men daar aarzeling heeft. Ik hoop dat dit soort debatten eventuele onzekerheid daar wegneemt. Ik deel met de heer Kuiper het belang van het aanhaken van scholen. Kijk naar de rol van zorgen adviesteams, de verbinding met de jeugdzorg en dergelijke. Er is geen aansluitverplichting voor instanties, en er is geen reden om dat voor scholen wel te doen. Wij delen onze mening dat zeker scholen zich niet mogen onttrekken aan de verwijsindex.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ziet de minister daar een rol in voor zichzelf om nog krachtiger bij scholen onder de aandacht te brengen dat ze dit dus wel moeten doen? Misschien bereiken ook de minister daar signalen over; mij hebben immers signalen bereikt    dat op individuele scholen gezegd wordt: dat hoeft niet, bij ons is er eigenlijk niet zo veel aan de hand. Die houding moet worden doorbroken.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Ik ben altijd geïnteresseerd in algemene signalen. Als dit echt een rol speelt bij een individuele school in een bepaalde gemeente, is de betreffende wethouder de eerste die er ″last″ van heeft. Hij merkt als eerste dat een school, of misschien een aantal scholen, zich onttrekt aan samenwerkingsafspraken, waaraan ze zich in gevolge de wetgeving waar nog aan gewerkt wordt, wel moet houden. De wethouder ter plaatse kent de scholen en wellicht ook de beweegredenen. Als het een lokaal probleem is, gerelateerd aan een school of aan een schoolorganisatie, is mijns inziens de wethouder de aangewezen persoon om dat misverstand uit de wereld te helpen. Mocht het zo zijn dat landelijk hele sectoren of het onderwijs zich daarin terughoudend opstellen, dan is een route vergelijkbaar met die bij de KNMG ook voor mij de aangewezen weg. In eerste instantie zou ik dit echter wel bij de gemeente en de wethouder laten liggen. Mocht de heer Kuiper meer algemene signalen hebben ontvangen, dan houd ik mij zeer aanbevolen. Daar ben ik graag toe bereid.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Exact. Dat bedoelde ik met de afspraken waar de wethouder verantwoordelijk voor is. Dat ziet op die verbinding tussen jeugdgezondheidszorg, het lokale jeugddomein en welzijn met de onderwijsstructuur en het onderwijsdomein.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zal dit nog in de gaten gehouden worden over een tijdje? Komt er over een jaar bijvoorbeeld een beeld van de wijze waarop dit gaat? Kunnen wij dan ook aanhaken? Kan de minister toezeggen dat hij een bepaalde actie zal ondernemen,

mocht dit het geval zijn?

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 653

Minister Rouvoet: Volgaarne. Er zal sowieso een evaluatie plaatsvinden. Mochten zich problemen voordoen in bepaalde domeinen – dat kunnen de scholen zijn, maar dat kan ook een andere sector zijn, dat kan ook een blijvend verschil van mening zijn met een medische beroepsgroep – dan zullen wij die uiteraard signaleren en proberen te verhelpen. Wij zullen zeker bij de scholen een vinger aan de pols houden op dit specifieke punt bij het volgen van de implementatie en het feitelijk functioneren van de verwijsindex. Dat zeg ik graag toe.

Handelingen I 2009-20010, nr. 16 – blz. 664

Minister Rouvoet: Op het punt van de scholen dacht ik hem voldoende tegemoet te zijn gekomen. Wij houden dat goed in de gaten. Sowieso is er een evaluatie. Over vier jaar kunnen wij in die evaluatie samen naar de verschillende punten kijken.


Brondocumenten


Historie

  • 6 oktober 2015
    nieuwe status: voldaan
  • 18 september 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
  • 4 april 2014
    nieuwe deadline: 1 juli 2015
    nieuwe status: openstaand
    Voortgang:
    documenten:
  • 7 juni 2011
    nieuwe commissie: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
  • 7 juni 2011
    commissie vervallen: commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport / Jeugd en Gezin (VWS/JG)
  • 14 oktober 2010
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
  • 14 oktober 2010
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Jeugd en Gezin
  • 26 januari 2010
    nieuwe status: openstaand
  • 26 januari 2010
    toezegging gedaan