T01477

Toezegging Aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken in het Comité van Ministers (32.735)



De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden Broekers-Knol (VVD) en Kox (SP), toe aanwezig te zijn in het Comité van Ministers van de Raad van Europa.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 17

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): Ik verwacht dat het Comité van Ministers, waarin ook deze lidstaten hun vertegenwoordiger hebben, een verstandige aanpak heeft. Dat is natuurlijk mijn grondgedachte. Als u zegt: in die landen gaat het fout lopen en met de ministers uit die landen die in het Comité van Ministers zitten, valt ook niets te beginnen, dan zitten we in een situatie waarin je niet meer weet waar je terecht zult komen. Ik ga er echter van uit dat er in het Comité van Ministers verstandig wordt gesproken over de punten die daar aan de orde zouden moeten komen.

De heer Kox (SP): U hoort mij natuurlijk niet zeggen dat ministers zomaar wat doen, want ik heb in deze zaal drie ministers in de rug zitten. Het zou ook getuigen van weinig respect voor de ministers. Alleen weten we natuurlijk wel dat het Comité van Ministers de facto een comité van ambassadeurs is en dat die ambassadeurs niet erg soepel zijn in het komen tot oplossingen die voor ons allemaal van belang zijn. Die ambassadeurs zijn vooral nogal straffe verdedigers van de positie van hun eigen land. Het zou mooi zijn als het Comité van Ministers uit ministers bestond, maar dat is natuurlijk niet zo. De Nederlandse regering is meestal goed vertegenwoordigd in het Comité van Ministers, maar dat is een uitzondering. Als wij nu zaken verleggen naar het Comité van Ministers dat de facto een comité van ambassadeurs is, dan vraag ik mij af of we daarmee niet meer risico lopen dan dat we risico bestrijden.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): Zouden we dan het Comité van Ministers niet juist meer een Comité van Ministers moeten laten zijn? Anders wordt het voorgesteld alsof de ministers iets beslissen, terwijl dat helemaal niet het geval is. De heer Kox zegt zelf dat die ambassadeurs heel strikt zijn. Ze krijgen een boekje mee met daarin wat ze wel mogen zeggen en wat ze niet mogen zeggen. Misschien zou daar dan een oplossing gevonden kunnen worden.

De heer Kox (SP): Dat ben ik erg met u eens, maar voordat we dat bewerkstelligen, moet er nog heel veel water door de verschillende rivieren van Europa stromen. Het is al sinds jaar en dag zo dat in het Comité van Ministers af en toe een minister verschijnt – nu de minister van Groot-Brittannië– en dat het voor de rest ambassadeurs zijn. Ik maak ze mee in Straatsburg in het Joint Committee en als er één ding over die ambassadeurs te zeggen is, dan is het wel dat ze geen ruimte voor manoeuvres hebben of nemen. Als we zouden kunnen bewerkstelligen dat het Comité van Ministers bestaat uit ministers, dan zouden we een stap verder zijn. Misschien kunnen de bewindslieden ingaan op dat voorstel.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): Het zou een mooie oproep zijn aan de regering om het Comité van Ministers meer te laten zijn wat de naam ervan suggereert.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 40.

Minister Rosenthal: Ik zeg er voor alle duidelijkheid bij dat ik als minister van Buitenlandse Zaken mijzelf gehouden voel om ook acte de présence te geven in het Comité van Ministers. Dit is niet alleen een zaak van de ambassadeurs, het is ook een zaak van de ministers, op het politieke niveau.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 44

De heer Kox (SP):

Ik ben erg blij dat er is gezegd dat er een Comité van Ministers is. Normaal doen onze ambassadeurs daar het goede werk, maar op bepaalde beslissende momenten moeten de regeringen hun nek uitsteken; dan kunnen immers ook beslissingen worden genomen. Ambassadeurs kun je nu eenmaal niet opdragen om de meest verregaande beslissingen te nemen, daarvoor hebben we ministers. Ik ben blij met die toezegging. (...)


Brondocumenten


Historie