De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Schrijver (PvdA), Franken (CDA) en Van Boxtel (D66) toe de Kamer een doeltreffend plan van aanpak met betrekking tot de tenuitvoerlegging van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te doen toekomen.
Nummer | T01497 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 15 mei 2012 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Buitenlandse Zaken |
Kamerleden | Mr. R.H.L.M. van Boxtel (D66) prof. mr. H. Franken (CDA) Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA) |
Commissie | commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Europees Hof voor de Rechten van de Mens stappenplan |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Buitenlandse Zaken 2012 (33.000 V) |
Kamerstuk I 2011-2012, nr. AB - blz. 5
De heer Schrijver (PvdA): Voorts zei de minister – het staat ook in de ons toegezonden brieven – dat Nederland zich heel actief opstelt en zelfs claimt een van de meest actieve delegaties te zijn. Dat vinden wij natuurlijk allemaal prachtig, maar het is niet altijd precies duidelijk waar nu die inzet op gericht is. Het is prima om actief te zijn, maar je zou toch moeten weten wat nu eigenlijk je einddoel is. Daarover hebben wij heel wat van gedachten gewisseld in de afgelopen anderhalf jaar, veelal ook schriftelijk. Misschien is het gezien die heel actieve inzet van Nederland goed om nog eens kort verwoord te krijgen wat nu de hoofddoelstellingen van het Nederlandse beleid ten aanzien van het beter doen werken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn bij de volledige implementatie van Protocol 14 en het zo veel mogelijk faciliteren daarvan vanuit de lidstaten.
Natuurlijk is het heel belangrijk wat de lidstaten zelf doen met de uitspraken van het Hof. Ik vraag daarom aan de minister of wij daar toch nog eens een overleg over kunnen hebben op basis van een vooraf ontvangen brief waarin de hoofduitgangspunten van het Nederlands beleid, met inachtneming van de motie-Franken, zijn verwoord.
Kamerstuk I 2011-2012, nr. AB - blz. 11-13
De heer Franken (CDA): Het Comité van Ministers heeft als belangrijke taak – dat staat onomstreden in de Brighton Declaration – supervisie op de uitvoering van uitspraken van het Hof, de tenuitvoerlegging. De minister heeft daarop geantwoord: Ja, wanneer iets zaakoverschrijdend is, kan het worden aangepakt. Hij kwam vervolgens met het voorbeeld van Italië. Dat kan ik mij voorstellen, maar dan wordt erover gepraat. Ik hoop echter dat de minister thuis wil komen met een tas vol boodschappen, maar dan moet je toch een plan van aanpak hebben? Hoe pakt de minister dit aan? Stelt hij iets voor aan de andere ministers, ook al zijn het er niet zo veel? Het is misschien gemakkelijker opereren met ambassadeurs. Dan kan hij door het overwicht van zijn functie sneller resultaat bereiken, maar hoe wil hij dit nu concreet aanpakken? Het gaat niet alleen over Italië. Het gaat ook over Oekraïne, Turkije en de andere landen. In totaal zijn het er vijf. Volgens mij moet er een soort stappenplan komen. Hoe bevechten wij dit vreselijke verschijnsel? Daar gaat het eigenlijk om.
Minister Rosenthal: Het gaat niet alleen om het Comité van Ministers, maar ook om wat je in het overleg met de Permanente Vertegenwoordiger aan de orde stelt. Ik wijs voorts op de periodieke bespreking van mensenrechtenzaken. Het gaat er ook om, de supervisieverplichting niet alleen neer te leggen bij het Comité van Ministers als collectief, maar dat de afzonderlijke lidstaten er ook op worden aangesproken. Die zaken spelen allemaal. In dat kader speelt ook in hoge mate mee dat je tot een ordentelijke monitoring komt van datgene wat je aan het doen bent. Dat is een van de punten die zwaar wordt aangezet vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie.
De heer Van Boxtel (D66): Als medeondertekenaar van de motie-Franken vind ik de houding van de minister wel erg laissez faire-achtig. Hij legt uit hoe de procedures zijn en wie je allemaal tegenkomt, maar wij vragen gewoon om een actieve opstelling. Wij willen echte betrokkenheid zien. Ik wil een actieve uitstraling van de minister zien, omdat beide Kamers de minister daartoe hebben opgeroepen. Ik denk dan aan de invulling van de declaration, maar ook aan de vragen in de motie-Franken. Ik zie die actieve uitstraling nu echter nog niet. Ik sluit mij aan bij de oproep aan de minister om te zorgen voor iets meer activiteiten, zodat wij kunnen zien, als de minister weer terug is, wat er is gebeurd en hoe het staat met het vervolg. Ik sluit mij aan bij de complimenten over de monitor. Ik vond het ook prettig om die te lezen, maar van een monitor als zodanig word ik niet gelukkig.
De voorzitter: Ter aanvulling: Volgens mij doelde de heer Franken op een soort stappenplan in de zin van een volgorde: als het een niet werkt als eerste stap, wat ga je daarna doen in de zin van lichte naar zware sancties? Misschien kan de minister daar nog even op ingaan.
Minister Rosenthal: De houding is er een van actie en activiteit. Dat wil ik allereerst hebben gezegd. Dan de vraag hoe wij dat precies vorm en inhoud geven. In alle duidelijkheid, het is bij mijn weten voor het eerst in een paar jaar dat de minister van Buitenlandse Zaken zich naar het Comité van Ministers in Straatsburg begeeft. Geef mij dus even de gelegenheid om daar tijdens die ene dag af te tasten hoe de krachtsverhoudingen liggen en waar en hoe wij effectief kunnen optreden. Ik ben graag bereid een stappenplan op te stellen en alles wat daarbij komt kijken, maar ik probeer wat betreft het mensenrechtenbeleid als zodanig zo doeltreffend mogelijk aan de gang te gaan. Ik voel er niets voor om tegen windmolens te vechten. Ik voel er niet voor een verloren strijd aan te gaan met sommige landen. Ik probeer zo effectief mogelijk op te treden. Waar het mogelijk is, probeer ik coalities te vinden met like-minded states, ook in het Comité van Ministers. Gun mij dus even de mogelijkheid om de zaak op dat punt af te tasten. Ik ben voornemens om snel te proeven hoe het staat met de sfeer en dat soort zaken. Op basis daarvan wil ik datgene doen wat in het belang is van de implementatie van de Europese Conventie voor de mensenrechten. Dat is mijn inzet. Ik geef toe dat ik me een beetje weg heb bewogen van de concrete vraag van de heer Van Boxtel over hoe het met de andere landen zit. Ik moet dat nog eens goed proeven. Er zijn vijf landen die zaken met voeten treden, maar er zijn nog meer landen die het niet zo nauw nemen met mensenrechten, ook binnen het domein van de Raad van Europa. Dat moge duidelijk zijn, maar ik ga eerst op zoek naar de finetuning. Ik ben graag bereid, nadat ik het Comité van Ministers heb bezocht en kennis heb genomen van de sfeer en hoe het daar allemaal loopt, nadat ik nog een keer bilateraal heb gesproken met mijn collega, om de Kamer vervolgens te verwitten van wat doeltreffende verdere stappen zouden kunnen zijn. Dat is de manier waarop ik ermee zou willen omgaan.
De voorzitter: Dank. Dan de heer Schrijver, als laatste.
De heer Schrijver (PvdA): Ik denk dat wij de minister die «margin of appreciation» zonder meer moeten gunnen. Hij heeft uiteraard ruimte nodig bij zijn optreden. Ik vond het wel belangrijk om van de minister te horen, in antwoord op mijn eerste vraag, nader gekleurd door de collega’s Franken en Van Boxtel, dat hij bereid is om ons na afloop van een en ander te informeren over hoe het is gegaan, bovenal over wat een plan van aanpak zou kunnen zijn, hoe het staat met de doelstellingen van de Nederlandse regering en welke stappen de minister daarbij wil nemen. (...)
De voorzitter: Ik proefde verder geen vragen. Ik neem aan dat wij dit overleg kunnen afsluiten. De minister heeft toegezegd dat wij een rapportage krijgen na het overleg in Straatsburg op 23 mei. Daarin zal de minister ook ingaan op het stappenplan en de diverse mogelijkheden in een bepaalde volgorde, naar zwaarte van sancties. Het stappenplan moet vervolgens worden uitgevoerd. Misschien kan de minister ons later, bijvoorbeeld na een half jaar, informeren over hoe een en ander in zijn werk gaat en of het allemaal inderdaad effectief blijkt te zijn. Kunnen wij dat afspreken met de minister?
Minister Rosenthal: Ik ben graag bereid om de Kamer te rapporteren over wat er volgende week in Straatsburg wordt gewisseld. Ik ben ook bereid om duidelijk te maken in welke vorm en hoe wij uitvoering willen geven aan een aantal inspanningen waartoe wij ons zullen committeren. Ik wijs wel op een risico dat wij lopen. De commissie merkte dat zelf al op toen zij sprak over de monitoring aan de hand van verslagen, want dan doe je slechts één ding, maar het is tegelijkertijd van groot belang om de politieke inspanningen die noodzakelijk zijn ook te verrichten. Die kun je echter niet altijd volledig toevertrouwen aan papier. Dat is ook een kwestie van je ogen en oren goed de kost geven in de contreien waar je actief bent. Ik wil door mijn aanwezigheid in Straatsburg volgende week duidelijk maken dat de Nederlandse regering er veel aan gelegen is om de zaken op een hoger plan te brengen. Daar gaat het vooral om.
De voorzitter: Dank u. De proof of the pudding is in the eating. Wij horen heel graag van u terug uit Straatsburg, maar tegelijkertijd zien wij graag hoe een en ander een vervolg krijgt. Veel succes in Straatsburg.
Brondocumenten
-
3 juli 2012
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten: -
15 mei 2012
toezegging gedaan