De Eerste Kamer is beducht dat de invoering van een bankenbelasting per 1 oktober van dit jaar gevolgen heeft voor de kredietverlening door banken. Dit is dinsdag 3 juli gebleken tijdens een debat met staatssecretaris Weekers van Financiën. Een motie van PvdA-senator Sent waarin deze beduchtheid wordt verwoord (EK 33.121, J), werd door diverse fracties ondertekend. De motie verzoekt het kabinet de Kamer tijdig, in elk geval voor 1 juni 2013 te informeren over de kredietverlening in Nederland middels een rapport van De Nederlandsche Bank en, indien noodzakelijk, onmiddellijk in te grijpen. De Senaat stemt volgende week niet alleen over de motie, maar ook over het wetsvoorstel bankenbelasting zelf. Staatssecretaris Weekers zei over de motie dat deze de opvatting van de regering weergeeft. Hij zei voorts dat hij invoering van de wet zal opschorten als de situatie bij de kredietverlening dramatisch zou verslechteren voor 1 september. Eerder had hij aan VVD-senator Van Rey al toegezegd, dat hij tijdig, met passende maatregelen zou komen als de kredietverlening in de knel komt.

De VVD-senator kwam tijdens het debat met cijfers waaruit viel af te leiden dat in de afgelopen jaren al enkele keren een dip in de kredietverlening aan het MKB was opgetreden van 3 tot 13%. De staatssecretaris had meer algemene cijfers waaruit viel op te maken dat sinds 2003 de kredietverlening met 70% was toegenomen. Uit de tabel die de staatssecretaris aan de Kamer uitreikte bleek dat banken op dit moment ca. 350 miljard euro krediet aan bedrijven verstrekken en dat Nederlandse banken in totaal ca 1000 miljard aan krediet in Nederland verstrekken. Het grootste deel hiervan bestaat uit hypotheekverstrekking: ruim € 600 miljard.

De opbrengst van de bankenbelasting over het begrotingsjaar 2013 wordt geschat op 600 miljoen euro. Deze opbrengst is verdubbeld als gevolg van het begrotingsakkoord dat VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie sloten voor het jaar 2013 om het begrotingstekort tot onder 3% BNP te kunnen terugdringen.

De regering ziet de bankenbelasting als een van de maatregelen om het financiële stelsel gezonder te maken en de risico’s die banken lopen te beheersen. In het recente verleden is gebleken dat de Staat noodlijdende banken te hulp schiet met kapitaalinjecties als dit nodig is om de financiële stabiliteit te waarborgen. Deze impliciete overheidsgarantie wordt met een bankenbelasting beprijsd. De regering vindt het rechtvaardig dat de bancaire sector op die manier een bijdrage levert.

Weerslag

De vrees die breed leeft in de Senaat is dat alle maatregelen die worden getroffen om de banken ‘in toom’ te houden hun weerslag hebben op de reële economie doordat de kredietverlening aan vooral het midden- en kleinbedrijf ‘opdroogt’.

CDA-senator Essers zei dat zijn fractie niet enthousiast is over de invoering van een bankenbelasting. Het is volgens de CDA-senator volstrekt onzeker of aan de door de regering gestelde randvoorwaarden is voldaan. Deze randvoorwaarden zijn:

  • 1. 
    geen aantasting van de concurrentiepositie van het Nederlandse bankwezen;
  • 2. 
    voorkomen van onnodige stapeling van maatregelen;
  • 3. 
    een substantieel effect op de kredietverlening moet uitblijven.

Senator Essers wees erop dat de verdubbeling van het tarief tot een hogere belastingdruk leidt dan met Nederlandse banken vergelijkbare concurrerende banken in Frankrijk en Duitsland.

Wanneer is sprake van een substantieel effect op de kredietverlening? Op deze vraag van senator Essers en andere fracties in de Senaat blijft de regering het antwoord schuldig. De Nederlandsche Bank vindt dat dit effect moeilijk te meten, maar komt met een schatting van tussen 14 miljard en 280 miljard euro in tien jaar. De regering heeft beloofd in te grijpen als de kredietverlening al te zeer onder druk komt te staan. Senator Essers vindt maatregelen in het kader van het Belastingplan 2014 ‘te laat’. Ook vroeg hij naar de relatie met de in te voren Europese bankenbelasting.

Overheidsgarantie

Senator Sent ging namens de fracties van PvdA en GroenLinks in op de hoofddoelstelling van het wetsvoorstel: het beprijzen van de impliciete overheidsgarantie door de bankenbelasting, zodat de bancaire sector een bijdrage levert omdat de Nederlandse overheid noodgedwongen fors heeft moeten investeren in de stabiliteit van de sector. PvdA en GroenLinks vinden het uiterst onbevredigend dat de regering niet kan aangeven welke gevolgen de bankenbelasting heeft op het kredietvolume van de banken.

PvdA en GroenLinks zijn wel zonder meer voor een van de nevendoelstellingen van het wetsvoorstel: risicobeheersing door banken te stimuleren meer lange termijn financiering aan te trekken. Ook de tweede nevendoelstelling: het tegengaan van perverse prikkels in het beloningsbeleid (bonussen) krijgt instemming van PvdA en GroenLinks. De fracties hebben twijfels of de genomen maatregelen bijdrage aan herstel van vertrouwen in de financiële sector. "Daarbij hebben wij een stabiele en robuuste sector voor ogen die bijdraagt aan een economie die de mens dient zonder daarbij zijn leefmilieu uit te putten"", aldus senator Sent namens PvdA en GroenLinks.

CU-senator Ester wees erop dat de steun aan de banken 15.000 euro per Nederlands huishouden heeft gekost. "'Ook van banken mag worden verlangd dat zij maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen in deze crisistijd", oordeelde senator Ester. De CU-senator vroeg commentaar op afkeurende uitlatingen over de in te voeren bankenbelasting van de directeuren van ABNAMRO en Rabobank en de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken, Boele Staal.

SP-senator Reuten noemde als belangrijkste kritiekpunt dat DNB niet duidelijk heeft kunnen maken welke gevolgen de bankenbelasting heeft voor de kredietverlening. Ook de verwijzing naar koersdalingen bij Europese banken vond de SP-senator niet relevant. Hij zei dat koersmutaties helemaal niets zeggen over de mate van kapitaalschaarste. Op verzoek van de SP-senator zal de staatssecretaris in een aparte brief op deze materie ingaan.

D66-senator Backer wees erop dat een vorm van bankenbelasting niet uniek is in Europa. Hij vond het zorgelijk dat vanuit het oogpunt van interne markt de grondslagen, tarieven en systematiek verschillen tussen de lidstaten van de EU.


Deel dit item: