Debat over wet op het accountantsberoep: zorgen over amendementen



De Eerste Kamer heeft op dinsdag 27 november met minister Dijsselbloem van Financiën gedebatteerd over de Wet op het accountantsberoep. In het debat werden twee amendementen vanuit de Tweede Kamer op het wetsvoorstel uitvoerig besproken. Dit leidde tot drie moties, over onder meer de inwerkingtreding van verplichte roulatie van accountantskantoren. Minister Dijsselbloem zegde in het debat toe die verplichte roulatie niet eerder in werking te laten treden dan 1 januari 2016. De Eerste Kamer zal over het wetsvoorstel en de moties op 4 december 2012 stemmen.

Voorafgaand aan deze behandeling heeft de Eerste Kamer voor het eerst rechtstreeks voorlichting gevraagd aan de Raad van State. Aanleiding hiervoor vormden de in de Tweede Kamer aangenomen amendementen.

Oorspronkelijke doel: samenvoeging

Het oorspronkelijke doel van het wetsvoorstel is het samenvoegen van het Nederlands Instituut van Registeraccountants en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten tot de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. Ook worden de afzonderlijke registers voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten samengevoegd tot één accountantsregister. Senator De Boer (GroenLinks) gaf weliswaar steun aan de samenvoeging, maar vindt het wel van belang dat de pluriformiteit binnen deze organisatie voldoende tot uitdrukking blijft komen.

Amendementen Van Vliet en Plasterk

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel met twee amendementen ingrijpend gewijzigd. Zo kunnen door het amendement Van Vliet c.s. accountantsorganisaties en externe accountants straks maximaal acht aaneengesloten jaren de wettelijke controle bij een organisatie van openbaar belang (oob) uitvoeren. Het amendement Plasterk c.s. beoogt een strikte scheiding van controle- en adviesdiensten van accountantsorganisaties : doen zij de wettelijke controle bij een organisatie van openbaar belang, dan mogen zij geen andere werkzaamheden voor die organisatie meer verrichten.   

Senator Essers (CDA) uitte sterke bezwaren tegen de gevolgen van de twee amendementen, met name omdat het wetsvoorstel daarmee volgens hem vrijwel zeker strijdig is met Europese regels. Bovendien leidt het tot lastenverzwaring bij bedrijven en is het dus schadelijk voor de concurrentiepositie. Hij stelde: “In deze Kamer zijn wetsvoorstellen om minder ernstige redenen afgeschoten. Ik zou willen spreken van een indecent proposal .”

Ook senator Backer (D66) vond de twee amendementen een verslechtering van het wetsvoorstel. Hij verwees daarbij naar de overwegingen van de AFM en de DNB. Over het amendement Van Vliet merkte Backer op dat een langdurige relatie van een accountantsbedrijf met een organisatie juist de kennis van de bedrijfsvoering bevordert. Verplichte roulatie is contraproductief en zal dus leiden tot kennisverlies bij het accountantsbedrijf en hogere kosten voor de gecontroleerde organisatie.

Senator Knip (VVD) was verbaasd dat de regering het wetsvoorstel ondanks de ingrijpende amendementen toch heeft ingediend bij de Eerste Kamer. De kritische blik van de Eerste Kamer nu maakt - in het licht van zorgvuldige wetgeving - volgens Knip geen inbreuk op het recht van amendement van de Tweede Kamer. Met betrekking tot het amendement Van Vliet over de verplichte roulatie diende Knip een motie in die de regering verzoekt deze bepaling niet eerder in werking te laten treden dan 2018, tenzij er voor die datum Europese regelgeving op dit punt afgerond dan wel in aantocht is. 

Senator Postema (PvdA) gaf aan dat deze amendementen juist voortkomen uit de behoefte van de sector zelf om deze zaken te regelen. Het sluit volgens hem aan op een wereldwijde discussie over de waarborging van de onafhankelijkheid van de controlerende accountant. Bij de scheiding tussen controle- en adviesdiensten diende echter volgens de senator met name het verstrekken van assurance te worden verduidelijkt. Hij diende een motie in die vastlegt wat onder deze term moet worden verstaan: het verstrekken van zekerheid over de door de controlecliënt verstrekte informatie voor externe gebruikers van deze informatie en de Raad van Commissarissen.

Senator Reuten (SP) gaf - mede namens fracties van de PvdD en de OSF - aan het eens te zijn met de strekking van de amendementen. Reuten stelde dat zowel voor scheiding van controle en advies als voor roulatie geldt: "Probeer verleiding tot belangenverstrengeling waar mogelijk te vermijden." Dit is zowel in het algemeen belang als in het belang van de beroepsgroep.

Uitstelling inwerkingtreding roulatiebepaling

Minister Dijsselbloem van Financiën stelde in zijn repliek dat het wetsvoorstel een kader biedt om te garanderen dat alle belangen van alle groepen worden behartigd. In reactie op de kritische vragen van de woordvoerders zegde minister Dijsselbloem toe de inwerkingtreding van het amendement over de verplichte roulatie uit te stellen tot 1 januari 2016. Een half jaar hieraan voorafgaand zal de minister het parlement informeren over enerzijds wat de stand van zaken in Brussel is en anderzijds wat de voortgang is op weg naar 1 januari 2016 in Nederland. Mocht het amendement tegen die tijd in strijd blijken te zijn met Europese regelgeving, dan zal de minister met een wetswijziging komen. Helderheid over deze datum voorkomt dat er verwarring ontstaat in de praktijk over de inwerkingtreding.

Senator Postema (PvdA) diende vervolgens een derde motie in die de regering verzoekt de ingangstermijn van de verplichte kantoorroulatie uit te stellen tot de genoemde datum 1 januari 2016. Senator Essers (CDA) zag in de toezegging van de minister tot het uitstellen van de bepaling een belangrijke tegemoetkoming.

In dupliek benadrukte de minister dat het veld niet op de handen moet gaan zitten onder het motto 'we zien wel'. "Het is echt een trend en een ontwikkeling die maatschappelijk in gang is gezet, waar politieke steun voor is en waar deze minister politiek inhoudelijk achter kan staan. Laten we er dus gewoon naar toewerken", aldus de minister. Hij verzocht de fracties nadrukkelijk zich te beraden of zij nog behoefte hebben aan de moties over de inwerkingtreding van de roulatiebepaling in het licht van de toezegging die hij gedaan had.


Deel dit item: