De Eerste Kamer heeft op dinsdag 3 december 2013 gedebatteerd met minister Schippers en staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg. Deze wijziging is gericht op het verbeteren van cliëntgerichtheid, kwaliteit, veiligheid, doeltreffendheid, en doelmatigheid van zorg. Er komt één, onafhankelijk van de minister opererende organisatie die gaat stimuleren dat taken en verantwoordelijkheden binnen de zorg efficiënter worden vormgeven. Die organisatie sluit aan bij het huidige College voor zorgverzekeringen (CVZ), dat voortaan het Nederlands Zorginstituut (NZi) heet. De taken op het gebied van de kwaliteit van de zorg zullen worden uitgevoerd door het Kwaliteitsinstituut, dat als een aparte sectie van het NZi wordt vormgegeven.
In het debat werd door senator Dupuis (VVD) een motie ingediend die de regering verzoekt het in het wetsvoorstel gehanteerde begrip 'professionele standaard' uit te leggen conform de bepalingen van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. De motie werd ingetrokken na een toezegging van de minister om de terminologie aan te passen. Op dinsdag 10 december wordt over het wetsvoorstel gestemd.
Veel extra werk
Volgens senator Ter Horst (PvdA) betekent het wetsvoorstel veel extra administratief werk voor zorgverleners, patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en met name het Zorginstituut zelf. Ook verwacht de senator moeilijkheden bij het opstellen van de zogeheten 'professionele standaard' door zowel zorgverleners, patiënten en zorgverzekeraars, aangezien zij ieder verschillende en soms tegengestelde belangen hebben. Ook uitte de senator kritiek op de term 'professionele standaard', aangezien dit onterecht suggereert dat het andere, bestaande instrumenten vervangt. Ter Horst uitte zorg dat er van dit wetsvoorstel niets overblijft dan een register met professionele standaarden, waar niemand zich aan houdt, wat vervolgens door niemand wordt opgemerkt. De senator pleitte voor een eerdere evaluatie dan na drie jaar. Minister Schippers zegde toe aan Ter Horst dat er tussentijds een voortgangsrapportage wordt gepubliceerd.
Laatste woord aan de arts
Senator Dupuis (VVD) bekritiseerde de inspraak die de patiënt door dit wetsvoorstel krijgt in zijn of haar eigen behandeling. Volgens de senator dient zelfbeschikking van patiënten alleen gericht te zijn op het weigeren van behandelingen; voor het toewijzen van een behandeling heeft de arts volgens haar het laatste woord. Ook maakt het wetsvoorstel volgens de senator onvoldoende onderscheid tussen cure en care en ontbreekt de erkenning van de complexiteit van kwaliteitstoetsing. Senator Dupuis vroeg de minister om alsnog te regelen dat er een snelle evaluatie komt van de wet (met het oog op administratieve lastenverhoging) en dat er een klachteninstantie komt waar mensen terecht kunnen voor beslissingen van het kwaliteitsinstituut. De senator diende een motie in die de regering verzoekt de term "professionele standaard" uit te leggen conform de tekst van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Minister Schippers zegde in haar beantwoording toe de terminologie aan te passen, zolang dit de kern van het wetsvoorstel niet wijzigt. Hierop trok senator Dupuis de motie in.
Praktische bezwaren
Senator Slagter-Roukema (SP) ziet toegevoegde waarde in het oprichten van een Kwaliteitsinstituut, maar merkte wel op dat dit op veel praktische bezwaren stuit. Zo vroeg zij de minister hoe de Raad van Bestuur, de secties Verzekeringen, Zorg en Staf en Ondersteuning zich precies tot elkaar verhouden. Ook vroeg de senator hoe de bestaande standaarden en meetinstrumenten zich gaan verhouden tot de 'professionele standaarden' die het NZi gaat ontwikkelen. Deze laatste term schept bovendien volgens haar veel onduidelijkheid. De senator steunde dan ook de motie-Dupuis, die vraagt om dit begrip uit te leggen conform de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst. Wel juichte Slagter-Roukema toe dat met de instelling van het Kwaliteitsinstituut meer aandacht komt voor kwaliteitsindicatoren in de langdurige zorg.
Senator Ganzevoort (GL) benadrukte dat niet alle uitkomsten van zorg objectiveerbaar en meetbaar zijn. De kwaliteit van bijvoorbeeld langdurige zorg wordt door zoveel verschillende factoren bepaald, dat terughoudendheid geboden is bij het instellen van een professionele standaard. Ganzevoort uitte zijn verbazing over het feit dat de Wmo-zorg en de jeugdzorg niet onder het wetsvoorstel vallen. Staatssecretaris Van Rijn gaf aan dat gemeenten enerzijds de vrijheid moeten hebben om maatwerk te leveren op zorggebied, maar zich anderzijds ook aan professionele standaarden moeten houden waar professionele zorg wordt verleend.
Ganzevoort vroeg verder waarom zorgverzekeraars betrokken worden bij het opstellen van de professionele standaard, gezien hun financiële belangen. Ook bekritiseerde hij de onduidelijkheid over de bevoegdheid van respectievelijk patiëntengroepen, de adviescommissie het Kwaliteitsinstituut en de Inspectie voor de Gezondheidszorg bij het ontwikkelen van een standaard.
Stap in de goede richting
Senator Frijters-Klijnen (PVV) juichte het opzetten van kwaliteitsprogramma's toe, met name in de langdurige zorg. Hierdoor zal bijvoorbeeld het aantal doorligwonden en complicaties worden teruggedrongen. Senator Frijters-Klijnen ziet het wetsvoorstel dan ook als een stap in de goede richting voor de verbetering van zorg. Volgens de senator zorgt interne kwaliteitsverbetering zowel voor meer verantwoorde zorg als voor het aan het licht brengen van misstanden. Daarbij bevordert transparantie extern toezicht, wat vervolgens weer leidt tot extra waakzaamheid van zorgaanbieders.
Senator Scholten (D66) beklaagde zich over de leesbaarheid van het wetsvoorstel, dat enkele bepalingen uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg bevat die eerst vervallen waren verklaard. Verder vroeg de senator in hoeverre zorgaanbieders verplicht zijn om de professionele standaard mee te nemen bij de behandeling. Ook vroeg Scholten waar de bevoegdheid tot het vaststellen van de norm door het Zorginstituut is opgenomen en wat er gebeurt als de Adviescommissie Kwaliteit zelf een meetinstrument heeft opgesteld. Verder verbaasde het de senator dat er erg veel verschillende handhavingsinstrumenten zijn opgenomen, met een disproportioneel groot verschil tussen strafrechtelijke en bestuurlijke sancties. Bovendien dient voor het opleggen van deze sancties de materiële norm te zijn vastgelegd in de wet. Of dit voldoende is gebeurd, betwijfelt de senator.
Senator Flierman (CDA) vroeg hoe kan worden voorkomen dat met de oprichting van het kwaliteitsinstituut het proces van vaststelling van kwaliteitsnormen traag voortgaat, zonder dat er veel vooruitgang wordt geboekt. Ook pleitte hij er voor dat het Kwaliteitsinstituut bij de toetsing op de standaarden niet telkens om nieuwe gegevens vraagt van patiënten en zorgaanbieders, maar zo veel mogelijk bestaande gegevens gebruikt. Wel vroeg de senator of deze gegevens gecertificeerd kunnen worden, zodat de betrouwbaarheid van deze gegevens controleerbaar is. Verder vroeg Flierman of instellingen die hun kwaliteit zeer goed op orde hebben onder verlicht toezicht kunnen worden gesteld en of er bij de standaarden voldoende ruimte is voor innovatie en lokaal maatwerk.
Geen moloch of tandeloze tijger
Minister Schippers stelde dat het wetsvoorstel geen oplossing is voor alle problemen over kwaliteit in de zorg, maar wel een manier biedt om deze kwaliteit te meten en inzichtelijk te maken. Dat er hier sprake is van een 'moloch of tandeloze tijger' betwistte zij. Over de verhoging van administratieve lasten merkte de minister op dat 90% van deze last worden veroorzaakt door beroepsorganisaties en slechts 10% door de overheid. Ook merkte Schippers op dat zorg nu eenmaal heel divers is, dus dat kwaliteitsmeting vanzelfsprekend een vergaarbak van standaarden blijft. Door zorgaanbieders, patiënten en zorgverzekeraars inspraak te geven in de totstandkoming van professionele standaarden, neemt de neiging af om eigen kwaliteitsstandaarden te hanteren. Patiënten kunnen geen rechtstreekse aanspraken ontlenen aan de standaard, maar krijgen wel een idee van wat ze kunnen verwachten. Alleen als de individuele situatie van een patiënt hiertoe voldoende aanleiding geeft, kan er van de standaard worden afgeweken.
Verwant wetsvoorstel:
Deel dit item: