T01903

Toezegging nadrukkelijker toelichten van nut, noodzaak en scherpe kanten van wetsvoorstellen in memorie van toelichting, onder andere als wordt afgeweken van advies van de Raad van State (33.750 VI)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Strik (GroenLinks), toe dat het nut en de noodzaak en ook de scherpe kanten van wetsvoorstellen nadrukkelijker zullen worden toegelicht in de memorie van toelichting, onder andere in geval van afwijken van advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Daarbij zal ook aangegeven worden welke afwegingen zijn gemaakt, rechtsstatelijk en ook, als daar aanleiding voor is, internationaalrechtelijk.


Kerngegevens

Nummer T01903
Status afgevoerd
Datum toezegging 11 maart 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen memorie van toelichting
onderbouwing wetsvoorstel
rechtstatelijke en internationaalrechtelijke afwegingen
Staat van de rechtsstaat
Kamerstukken Begrotingsstaten Veiligheid en Justitie 2014 (33.750 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 22, item 4 - blz. 26-27

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ook het kabinet heeft een moeizame verhouding met de grondrechten. Het lijkt zijn staatsmacht liever te gebruiken om zijn beleidsdoelen te bereiken dan om burgers te beschermen tegen die staatsmacht. Daar is weinig liberaals aan. De toenemende inbreuken op onze privacy vormen daar een goed voorbeeld van. Wordt die balans tussen repressie en individuele bescherming eigenlijk nog wel opgemaakt bij de vorming van wet- en regelgeving of heiligt het doel per definitie de middelen? Het maakbaarheidsdenken van een minister van Veiligheid domineert in zijn beleid, zo lijkt het wel. Kritische reflecties van de Afdeling advisering van de Raad van State over strijd met mensenrechten of internationaal recht worden te vaak terzijde geschoven. Dat past helaas in een bredere trend van tegenspraak willen smoren of negeren, zelfs als ze van gezaghebbende colleges komt. Daarmee speelt het kabinet gevaarlijk spel met de o zo noodzakelijke checks and balances. Verdragen en richtlijnen, vooral als ze betrekking hebben op rechten van burgers, worden vaak pas op de juiste manier toegepast, wanneer de rechter de regering op de vingers heeft getikt en heeft gedwongen tot naleving. Zo'n houding van "kijken hoe ver we komen" en "we zien wel waar het schip strandt" betekent een vertraging van jaren voordat mensen hun recht kunnen halen en getuigt van een gebrek aan verdragstrouw. Rechters zitten echt niet te wachten op deze verantwoordelijkheid, maar ze nemen haar uiteraard wel. Dat levert hen cynisch genoeg niet zelden ook nog het verwijt op van rechterlijk activisme. Van de zijde van politici, wel te verstaan.

Handelingen I 2013-2014, nr. 22, item 5 - blz. 37

Minister Opstelten:

Alle wetsvoorstellen, zeg ik nog een keer, worden voor ze naar het parlement worden gezonden, getoetst op rechtsstatelijke eisen. Ook tijdens de voorbereiding van de door mevrouw Duthler genoemde wetsvoorstellen is uitgebreid aandacht besteed aan de toetsing aan rechtsstatelijke eisen. Dit gebeurt eerst het departement. Er volgen altijd een wetgevingstoets en een grondrechtentoets. De Raad van State bekijkt de voorstellen. Er wordt ook vaak nog onafhankelijk onderzoek gedaan om het te onderbouwen, zeker als het controversieel zou kunnen zijn, zodat de argumenten aangevuld kunnen worden. Dat wil ik graag nog een keer naar voren brengen bij de leden van deze Kamer.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

In deze Kamer leeft breed de zorg dat die toets wellicht soms niet indringend genoeg wordt uitgevoerd. Ik heb ook opgemerkt dat het toch wel vaak voorkomt dat kritiek van de Raad van State op die punten terzijde wordt gelegd. Misschien is het daarom toch goed als de minister probeert om die toets wat explicieter in de wetsvoorstellen op te nemen. Ook zou het goed zijn dat als de regering meent af te kunnen wijken van advies van de Raad van State, dat uitgebreid wordt gemotiveerd, zodat wij de redenering kunnen volgen en zien dat de toets wordt gedaan.

Minister Opstelten:

Dat zeg ik graag toe. Dat is dan ook voor mij winst in dit debat. Wij zijn er buitengewoon scherp in. Ik wil tegen mevrouw Strik zeggen dat wij die toets voortdurend doen binnen de grenzen van de internationale verdragen, van het EVRM. Dat is vanzelfsprekend, dat staat voor ons uiteraard niet ter discussie. Dat zullen we ook altijd laten onderzoeken door onafhankelijke wetenschappers, bijvoorbeeld als het beginsel van de onschuldpresumptie aan de orde is. Dan laten we eerst onafhankelijk bekijken of het aan de orde is en wat men vindt. We meten dat dan ook internationaal, voordat we met een voorstel komen. We zullen nadrukkelijker het nut en de noodzaak en ook de scherpe kanten van een wetsvoorstel nog nader toelichten in de memorie van toelichting. We zullen dan ook aangeven welke afwegingen wij hebben gemaakt, rechtsstatelijk en ook, als daar aanleiding voor is, internationaalrechtelijk.


Brondocumenten


Historie