T01910

Toezegging Reageren op kritiek van VN-comité tegen foltering inzake percentage voorlopig gehechten (33.360)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Lokin-Sassen (CDA), Beuving (PvdA) en Strik (GroenLinks), toe te reageren op de kritiek van het VN-comité tegen foltering inzake het hoge percentage voorlopig gehechten in Nederland. In zijn reactie zal hij onder andere aangeven wat het aantal gevallen is waarin onterecht een voorlopige hechtenis heeft plaatsgevonden.


Kerngegevens

Nummer T01910
Status voldaan
Datum toezegging 6 mei 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr.dr. J. Beuving (PvdA)
Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen VN-comité tegen foltering
voorlopige hechtenis
Kamerstukken Uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis (33.360)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 28, item 7 − blz. 1-2

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):

Het VN-comité tegen foltering, dat de naleving van het VN-verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing controleert, publiceerde op 31 mei 2013 zijn aanbevelingen met betrekking tot Nederland. De rapportage ging over de periode van 2007 tot en met 2011; de cijfers van 2012 zijn er dus niet in meegerekend. Het comité spreekt zijn bezorgdheid uit over het hoge percentage voorlopig gehechten in Nederland en het feit dat er weinig alternatieven voor voorlopige hechtenis worden toegepast. Kan de minister ons eenduidige helderheid verschaffen over de vraag in hoeveel gevallen er in 2012 en 2013 schadevergoeding is toegekend? En welk bedrag is er in 2012 en 2013 in totaal aan schadevergoeding uitgekeerd wegens onrechtmatige vrijheidsberoving bij voorlopige hechtenis?

Handelingen I 2013-2014, nr. 28, item 7 − blz. 7

Mevrouw Beuving (PvdA):

Ook het VN-Comité tegen foltering heeft vorig jaar zijn bezorgdheid geuit over het hoge percentage voorlopig gehechten in Nederland. Het comité beveelt de Nederlandse staat aan om passende maatregelen te nemen om het gebruik van voorlopige hechtenis te verminderen, om te zorgen dat de beslissingen omtrent voorlopige hechtenis goed worden gemotiveerd, om alternatieven te overwegen en om de onschuldpresumptie in acht te nemen. De PvdA-fractie wenst van de minister te vernemen of hij voornemens is, gehoor te geven aan de oproep van het comité om passende maatregelen te nemen die het gebruik van voorlopige hechtenis kunnen doen verminderen. Hoe ziet hij in dat kader de te verwachten toename van het aantal voorlopig gehechten als gevolg van de met dit wetsvoorstel beoogde invoering van de snelrechtgrond? Ook verzoeken wij de minister, uiteen te zetten welke voornemens hij heeft voor uitbreiding van volwaardige alternatieven voor voorlopige hechtenis. Voorts vragen wij de minister, in te gaan op de oproep van het comité om de onschuldpresumptie in acht te nemen, en wij nemen daarbij geen genoegen met een enkele ontkenning dat de onschuldpresumptie in Nederland niet in acht wordt genomen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 28, item 7 − blz. 9

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Het VN-Comité tegen foltering constateert dat Nederland een wel heel erg hoog percentage voorlopig gehechten kent. Ook daarop hebben andere sprekers al gewezen. Nederland moet, als het aan het comité ligt, snel passende maatregelen nemen om het gebruik van voorlopige hechtenis te verminderen, en om ervoor te zorgen dat beslissingen omtrent voorlopige hechtenis goed worden gemotiveerd, dat alternatieven worden overwogen en dat de onschuldpresumptie in acht wordt genomen.

In de memorie van antwoord doet de minister de kritiek vrij eenvoudig af door te wijzen op twee recente ontwikkelingen die nu zouden hebben gezorgd voor een tijdelijke toename. In de eerste plaats is er sprake van de inschakeling van een raadsman bij het politieverhoor. In de tweede plaats is er het zogenaamde weekendarrangement. Dat laatste heeft de Hoge Raad al in 2011 onmogelijk gemaakt, dus dat kan die 5.000 onrechtmatig vastgezette verdachten niet verklaren. De raadsman bij het politieverhoor is inmiddels ook al geruime tijd geleden geïntroduceerd. Kan de minister nader uiteenzetten aan de hand van welke maatregelen hij een terugloop tracht te realiseren, en op welke termijn dit een aanvaardbare hoogte heeft bereikt? Graag hoor ik natuurlijk ook wat hij verstaat onder een aanvaardbare hoogte van het aantal onrechtmatig voorlopig gehechten.

Handelingen I 2013-2014, nr. 28, item 7 − blz. 17-18

Mevrouw Beuving (PvdA):

Er zijn belangrijke en urgente signalen vanuit de praktijk, van verschillende gerenommeerde juristen met veel praktijkervaring, en er zijn cijfers. We realiseren ons ook dat kan worden geprobeerd om die cijfers anders te duiden, maar juist de combinatie van die cijfers met de signalen en ook de boodschap vanuit het comité tegen foltering maakt dat we ervan uit moeten gaan dat hier echt een kern in zit en dat er een probleem wordt aangestipt waar we echt iets aan moeten doen.

Minister Opstelten:

Ik zal dat doen. Wij nemen dat zonder uitzondering serieus. Ik kan ook toezeggen dat we binnenkort afzonderlijk reageren op de kritiek van het comité. Wij nemen dit thema dus heel serieus. Ik wil ook de getallen daarin meenemen. Ik wil de schadecijfers hebben. Ik wil de cijfers van 2013 meenemen, maar ook de aantallen waarop een en ander gebaseerd is. Dan gaat het om het aantal gevallen waarin onterecht een voorlopige hechtenis heeft plaatsgevonden. Wij nemen de kritiek dus heel serieus. Het is goed dat die kritiek ook in dit debat wordt meegenomen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 28, item 7 - blz. 21-22

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De minister stelt dat hij de genoemde aantallen voorlopig gehechten serieus neemt. Hij komt met een afzonderlijke reactie hierover. Mijn fractie is daar benieuwd naar. Ik hoop dat hij dan ook ingaat op de vraag in hoeverre we het automatisme van de oplegging kunnen terugdringen. En hoe kunnen we, als oplegging wel noodzakelijk is, vaker tot het stellen van voorwaarden overgaan, zodat we kunnen schorsen en we mensen daardoor minder lang hoeven vast te zetten?

Handelingen I 203-2014, nr. 28, item 7 - blz. 24

Minister Opstelten:

In eerste termijn heb ik al aangegeven met een afzonderlijke reactie te zullen komen op de aanbeveling van het VN-comité tegen foltering.


Brondocumenten


Historie