T01945

Toezegging Huis voor klokkenluiders vormgeven als bijzonder zelfstandig bestuursorgaan (33.258)



De initiatiefnemers zeggen de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Van Bijsterveld (CDA), Koole (PvdA), Schouwenaar (VVD) en Thom de Graaf (D66), toe om, mede in verband met de grondwettigheid, een wetsvoorstel aanhangig te maken op basis waarvan het Huis niet wordt ondergebracht bij de Nationale ombudsman, maar de vorm krijgt van een bijzonder zelfstandig bestuursorgaan.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30, item 3 - blz. 1-2

Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): Mijn fractie is niet overtuigd van de grondwettigheid van het onderbrengen van het Huis bij de Ombudsman. Zie ook de commentaren en opmerkingen van anderen in die richting. Die andere "ombudsmannen", die inmiddels wel bij de gewone Ombudsman zijn aangehaakt, zijn toch echt van een andere orde dan de voorzieningen waarover wij nu spreken. Maar afgezien van de vraag van grondwettigheid, is het ook de vraag of de Nationale ombudsman wel de geëigende instantie is voor onderbrenging van het Huis. Daar speelt dan ook weer mee dat advies-, meldings- en onderzoekstaken geconcentreerd worden.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 30, item 3 - blz. 3-4

De heer Koole (PvdA): Het eerste onderwerp betreft de grondwettelijkheid van het wetsvoorstel. Juist voor de Eerste Kamer is er een belangrijke rol om hier goed naar te kijken, temeer omdat de minister in antwoord op vragen van onze fractie heeft gezegd dat het onderbrengen van het huis bij de Nationale ombudsman niet past binnen artikel 78a van de Grondwet. Wij zijn dat met de minister eens. Dat grondwetsartikel ziet op onderzoek van de Nationale ombudsman naar gedragingen van bestuursorganen van het Rijk en van andere bij of krachtens de wet aangewezen bestuursorganen. Het wetsvoorstel bepaalt echter dat het Huis voor klokkenluiders onderzoek kan doen naar misstanden bij alle werkgevers, inclusief de complete marktsector. Dat gaat dus veel verder dan de "bestuursorganen" van de overheid waarvan artikel 78a van de Grondwet rept. Bovendien kan de Nationale ombudsman onderzoeksbevoegdheden inzetten die hij heeft op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Dat is niet een op de private sector toegesneden normenkader. Vandaar de volgende vragen aan de indieners.

Vinden zij dat het bestuursrecht een adequaat normenkader is voor onderzoek naar misstanden in de private sector? Zijn zij bereid te overwegen het Huis voor klokkenluiders anders te positioneren, zodat het niet meer onder de Nationale ombudsman valt?

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 30, item 3 - blz. 6

De heer Schouwenaar (VVD): Artikel 78a van de Grondwet bepaalt in het eerste lid de taak van de Nationale ombudsman. Hij moet gedragingen onderzoeken. Het eerste lid bepaalt ook het werkterrein, namelijk bestuursorganen, te zamen aan te duiden als "overheid". Het vierde lid laat nieuwe taken toe. Dat moeten dan wel overheidstaken zijn op grond van een wet. Het wetsvoorstel onderkent een algemeen belang en verklaart het onderzoek naar misstanden tot overheidstaak. Wat de taak betreft, is het wetsvoorstel in overeenstemming met artikel 78a, vierde lid. Echter, die taakopdracht is niet onbegrensd.

Mijn fractie is van mening dat de eisen met betrekking tot het werkterrein blijven bestaan. Het vierde lid spreekt daar niet over, maar het eerste lid wel. Dat eerste lid beperkt het taakgebied tot de overheid. En daarmee komt het wetsvoorstel in strijd, omdat het de Nationale ombudsman ook buiten die overheid een taak geeft.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 30, item 3 - blz. 13

De heer De Graaf (D66): Mijn belangrijkste aarzeling bij het voorstel betreft de mogelijke strijdigheid met de Grondwet, in het bijzonder met artikel 78a, dat, zoals bekend, ziet op de positie en de taak van de Nationale ombudsman. Het antwoord van de initiatiefnemers op de kanttekeningen van mijn fractie en andere fracties in de schriftelijke behandeling was weliswaar uitvoerig maar daarom nog niet overtuigend.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 30, item 10 - blz. 1-2

De heer Van Raak (SP): Het zwaarwegendste punt van deze Kamer lijkt de grondwettigheid van het voorstel om het Huis voor klokkenluiders onder te brengen bij de Nationale ombudsman. Wij erkennen en accepteren dat de Eerste Kamer een bijzondere rol speelt in ons publieke, politieke bestel. De heer Vliegenthart wees erop dat de Raad van State dit voorstel lang heeft bestudeerd — zes maanden — en geen strijdigheid met de Grondwet heeft geconstateerd. Met de Raad van State vinden wij dat het uiteindelijk aan de Staten-Generaal is om te beoordelen of de uitbreiding van de taak van de Nationale ombudsman door toevoeging van een Huis voor klokkenluiders wenselijk is. De Tweede Kamer acht deze uitbreiding wenselijk, de Eerste Kamer vindt dat niet. Wij kunnen daar vanavond natuurlijk nog heel lang discussiëren, maar ik stel voor om dat niet te doen. Die discussie hebben wij in de schriftelijke ronde vrij uitvoerig met uw Kamer gevoerd, maar naar vanochtend bleek, is de Kamer gewoon niet overtuigd. Dat laat ons geen andere mogelijkheid dan u te vragen om na deze eerste termijn de beraadslagingen te schorsen en ons de mogelijkheid te bieden om ons te beraden.

Wij gaan niet op pad zonder huiswerk. Gelukkig hebben veel leden, waaronder de heren Koole, Kuiper en De Graaf, richting gegeven aan mogelijke oplossingen. Daarbij vroegen deze leden behalve voor de grondwettelijkheid ook nadrukkelijk aandacht voor de advies- en onderzoeksfunctie van het huis en het onderzoek naar de publieke en private sector. Laten wij beginnen met de Nationale ombudsman. Het Huis voor klokkenluiders is niet ondergebracht bij de Wet Nationale ombudsman. Het Huis heeft een eigen wettelijke basis. Naar onze overtuiging moet het mogelijk zijn om dit wetsvoorstel zodanig te wijzigen dat het Huis de vorm krijgt van een zelfstandig bestuursorgaan, een wens die ook mevrouw Van Bijsterveld en de heer Schouwenaar uitspraken. Wij moeten deze Kamer daarbij wel meegeven dat dit geen gewone zbo kan zijn. Bij bijna alle ernstige maatschappelijke misstanden zijn niet alleen bedrijven en organisaties maar ook overheden betrokken en niet zelden ministeries. Een Huis voor klokkenluiders onder een ministerie, zoals een reguliere zbo, is volgens ons te kwetsbaar en kan ministeries ook in verlegenheid brengen. Daarom willen wij graag de mogelijkheid onderzoeken van een wat meer bijzondere zbo waarbij in ieder geval de bemoeienis van de minister bij de benoeming van het hoofd en andere leden wordt beperkt. Dat kan gebeuren door de Tweede Kamer. Daarmee blijven wij tegemoetkomen aan een nadrukkelijke wens van de Tweede Kamer, die betrokken wil zijn bij die benoeming.

Ook moeten wij de mogelijkheid van ministeries om bij het Huis informatie op te vragen beperken, en natuurlijk moet het Huis ook in de vorm van een bijzondere zbo voldoende onderzoeksbevoegdheden hebben, vergelijkbaar met de bevoegdheden die het Huis in het huidige wetsvoorstel heeft. Wij denken dat wij uw Kamer binnen niet al te lange tijd zo'n voorstel tot wijziging kunnen voorleggen. Daarmee kunnen wij denk ik ook voldoen aan het verzoek van de leden Koole, Kuiper, Vliegenthart en De Graaf om snelheid te maken en zo spoedig mogelijk tot afronding van dit wetsvoorstel te komen.


Brondocumenten


Historie