Behandeling Stroomlijning markttoezicht Autoriteit Consument & Markt



Verslag van de vergadering van 17 juni 2014 (2013/2014 nr. 34)

Aanvang: 16.17 uur

Status: gerectificeerd


Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (33622).


De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.


Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):

Voorzitter. De ACM instellingswet voorziet in het samenvoegen van de instellingen OPTA, NMa en Consumentenautoriteit in de Autoriteit Consument & Markt. De ACM werd een zelfstandig bestuursorgaan zonder een eigen rechtspersoonlijkheid en zonder eigen personeel. Hierdoor verloor de OPTA haar eigen rechtspersoonlijkheid en verloor zij een deel van haar onafhankelijkheid, hetgeen op gespannen voet staat met de Europese regelgeving. Met het voorliggende wetsvoorstel komt de aap uit de mouw in onderdeel H, artikel 12t, bestemming geldsommen. Hierin wordt geregeld dat geldsommen die worden betaald als gevolg van een door de ACM opgelegde boete of dwangsom, plus de betaalde rente, toekomen aan de Staat. De ACM is wel het bestuursorgaan maar heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid zodat zij niet in eigen naam over de ontvangen gelden kan beschikken. Dat lijkt de ware reden te zijn dat de ACM de vorm kreeg van een zelfstandig bestuursorgaan zonder eigen rechtspersoonlijkheid, ook omdat in het regeerakkoord is aangegeven dat de ACM een taakstelling meekrijgt in relatie tot het opleggen van meer kartelboetes. Die worden ingeboekt op de EZ-begroting. Deze kunnen oplopen tot 125 miljoen per jaar. Het was chique geweest als de minister aangegeven had wat de werkelijke reden was voor het vervallen van de eigen rechtspersoon. Of heeft de minister een andere mening in dezen? Ik hoor hierop graag een reactie.

Met de oprichting van de ACM wordt een goed en slagvaardig markttoezicht beoogd, wat noodzakelijk is voor het functioneren van markten met een gezonde concurrentie. Door concurrentie worden bedrijven geprikkeld tot innovatie en worden er goederen en diensten geproduceerd waar consumenten behoefte aan hebben. Dit klinkt allemaal goed. Het lijkt er even op dat er wordt afgestapt van de maakbare samenleving en dat er wordt aangestuurd op eerlijke concurrentie, wat weer kan leiden tot economische groei. Er worden echter wel duurzaamheidsafspraken toegestaan, wat in feite toch leidt tot kartelvorming. Zodra duurzaamheid om de hoek komt kijken, is er van alles geoorloofd, zelfs kartelvorming waar de ACM juist tegen moet optreden. De PVV-fractie is van mening dat beleid over duurzaamheid bij de politiek ligt. De ACM is geen politiek orgaan en moet dan ook niet verleid worden om op de stoel van de politiek te gaan zitten. Het producten- en dienstenaanbod voor de consument wordt beperkt door de duurzame kartelvorming, die door dit wetsvoorstel wordt toegelaten. De kans is ook groot dat zich een prijsopdrijvend effect voordoet. Het is dan ook van belang dat consumentenorganisaties actief worden uitgenodigd om als belanghebbende te adviseren bij duurzaamheidafspraken. Het is dan ook opmerkelijk dat in het Visiedocument Mededinging & Duurzaamheid van de ACM niet is opgenomen het actief benaderen van consumentenorganisaties om als belanghebbenden te adviseren, dit terwijl de ACM is opgericht als toezichthouder en ten dienste van deze consumenten moet zijn. De PVV-fractie is van mening dat de ACM de consumentenorganisaties actief moet betrekken. De vraag is dan ook aan de minister om in overleg te gaan met de ACM met het verzoek aan de ACM om de consumentenorganisaties actief te betrekken inzake het adviseren als belanghebbende en dit op te nemen in het Visiedocument Mededinging & Duurzaamheid. Graag krijg ik een reactie van de minister.

De netbeheerders hebben de wens uitgesproken om meer taken uit te voeren dan hun wettelijke taken. In januari 2014 verscheen een bericht in de Staatscourant over het consultatiedocument STROOM. Hierin wordt aangegeven dat de netbeheerder meer ruimte krijgt buiten zijn wettelijke taak en het concurrentieverbod voor publieke netbeheerders wordt versoepeld. De minister geeft in zijn brief gedateerd op 23 april 2014 aan dat in het artikel in de Staatscourant onjuist de indruk is gewekt dat in het consultatiedocument STROOM is voorgesteld om het concurrentieverbod voor netbeheerders te versoepelen. Mijn vraag aan de minister is of hier een rectificatie over is verschenen in de Staatscourant. Zo nee, waarom niet?

In het consultatiedocument is aan de belanghebbenden een reactie gevraagd op een voorstel dat in de toekomst bij Algemene Maatregel van Bestuur tijdelijk taken aan de netbeheerder worden toegekend die in het kader van de energietransitie wel wenselijk zijn, maar niet van de grond komen. Deze taken moeten dan wel direct verband houden met de netten, gereguleerd zijn en niet automatisch worden gesocialiseerd en er mag geen wettelijk monopolie aan worden toegekend, zodat ook marktpartijen deze taken kunnen oppakken. Als marktpartijen ook deze taken kunnen oppakken, dan ontstaat er toch concurrentie? En de netbeheerder heeft een concurrentieverbod, dat niet wordt versoepeld. Kan de minister hier duidelijkheid in geven? Blijkbaar zijn deze tijdelijke taken economisch zo oninteressant dat de marktpartijen deze in eerste instantie niet willen oppakken. Het lijkt erop dat de netbeheerder in eerste instantie deze tijdelijke taken oppakt, die dan tijdelijk gereguleerd zijn, zodat de kosten in de opstartfase gewoon doorberekend worden in de tarieven. Aan tijdelijke taken komt een einde. Worden deze taken afgerond of worden ze aan de marktpartijen aangeboden, geflankeerd met duurzaamheidsafspraken, wat in feite kartelvorming inhoudt? Graag een reactie van de minister.

In het wetsvoorstel staat een kleine wijziging die grote gevolgen kan hebben voor representatieve organisaties. Het betreft de tekst "besluiten". Deze wordt tweemaal vervangen door "een besluit, niet zijnde een beschikking", in artikel 82 van de Elektriciteitswet 1998 en in artikel 61 van de Gaswet. Het gevolg hiervan is dat representatieve organisaties niet langer geacht worden belanghebbende te zijn bij beschikkingen, genomen op grond van deze wetten. Maar waarom deze wijziging? Was er een probleem? Werd de bestuursrechter overspoeld met beroepszaken waarbij representatieve organisaties betrokken waren? Nee, hiervan is geen sprake. In 2012 en 2013 kwam de bestuursrechter in totaal 26 keer tot een uitspraak in een beroepszaak over een of meer beschikkingen, waarvan er slechts in totaal zes zaken waren waarbij representatieve organisaties betrokken waren. Alle zaken betroffen tariefbeschikkingen. Er is geen beeld dat er misbruik wordt gemaakt van rechtsmiddelen. Deelt de minister deze conclusie? Zo niet, kan de minister toelichten waarom niet?

De minister stelt dat er altijd beroep mogelijk moet zijn tegen tariefbesluiten en dat deze mogelijkheid er ook via de Algemene wet bestuursrecht is. Als representatieve organisatie moet je dan wel aantonen dat je een belang hebt. In de praktijk blijkt dat de ontvankelijkheidsvraag in beroepsprocedures aan de orde gesteld wordt. Dit leidt tot vertragingen en onzekerheid. Ook het herberekenen van tarieven naar aanleiding van rechterlijke uitspraken kan tot problemen leiden, zeker als hier jaren van procederen aan vooraf zijn gegaan. In hoeverre kunnen kosten die zijn voortgekomen uit tijdelijk toebedeelde taken, die doorberekend zijn in de tarieven, worden herberekend? Hoe zit het als tijdelijke taken zijn beëindigd? Kan er dan een herberekening plaatsvinden? Graag een reactie van de minister.

De kostenverhoging en uitvoeringslast kunnen nog verder oplopen omdat er procedures via de privaatrechtelijke route gevoerd zullen worden, als er geoordeeld wordt dat representatieve organisaties niet ontvankelijk zijn. ACM zal zich in privaatrechtelijke zaken moeten laten vertegenwoordigen door een advocaat, wat hoge kosten met zich mee zal brengen en waarbij bovendien diverse rechterlijke instanties betrokken kunnen zijn waardoor procedures vele jaren kunnen duren. Kortom, deze discussie over de ontvankelijkheidsvraag heeft extra onnodige vertraging en extra uitvoeringslasten bij de ACM en de rechterlijke macht tot gevolg. Dat is juist niet de bedoeling van de oprichting van de ACM. Kan de minister zijn standpunt in dezen nader toelichten?

In de betreffende artikelen in de energiewetgeving is de belanghebbendheid van representatieve organisaties bij beschikking wel degelijk specifiek beoogd, dit in tegenstelling tot wat de minister aangeeft in de memorie van antwoord. De minister geeft aan dat bij de totstandkoming van de betreffende artikelen in de energiewetgeving de belanghebbendheid van representatieve organisaties bij beschikking niet specifiek beoogd werd. De PVV-fractie is van mening dat dit onjuist is. Dit is af te leiden uit de behandeling van wetsvoorstel 26303 — zie Handelingen EK 1998-1999, nr. 33 — waarin de minister na uitvoerige discussie met senator Loudon hierover onder andere aangeeft: "Ik ben van mening dat dit een individueel tot een netbeheerder gericht besluit is, maar dat laat onverlet dat het besluit gevolgen heeft voor anderen omdat de netbeheerders de tarieven moeten hanteren in hun contracten met afnemers. Desalniettemin ben ik het wel eens met de heer Loudon dat onomstotelijk moet zijn dat tegen deze tariefbesluiten beroep op het CBB — het College van Beroep voor het bedrijfsleven — open staat. Desnoods zal ik dat uitdrukkelijk regelen in artikel 62 van de Elektriciteitswet."

Dat laatste is later bij wetsvoorstel 29372, Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, ook daadwerkelijk gebeurd. Hiermee staan het antwoord van de minister en het wetsvoorstel wel degelijk haaks op de eerder gevoerde discussie in de Tweede Kamer. Uit de antwoorden van de minister blijkt dat er thans geen probleem is. Daarentegen verandert de situatie wanneer de door de minister voorgenomen wijziging in werking treedt, met meer onzekerheid, meer kosten en jarenlange procedures als mogelijk gevolg. Namens de PVV-fractie vraag ik dan ook aan de minister om artikel VIII onderdeel M over de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en artikel IX onderdeel K over de wijziging van de Gaswet niet in werking te laten treden. Ik zie uit naar de reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik kijk even naar de minister of hij nu meteen kan antwoorden. Nee? Ik schors de vergadering voor tien minuten tot tien over half vijf.

De vergadering wordt van 16.29 uur tot 16.43 uur geschorst.


Minister Kamp i:

Voorzitter. Dank aan mevrouw Faber voor haar gedegen inbreng. Ik zal graag ingaan op de punten die zij naar voren heeft gebracht. Ze begon met iets waarvan ik denk dat zijzelf wel weet dat dat niet waar is. Ze zei dat het chique was geweest als ik de werkelijke reden had aangegeven, waarom de eigen rechtspersoonlijkheid van de ACM verviel. Maar zo werkt dat niet in de politiek. Ik ga hier geen dingen beweren die niet de werkelijke redenen zijn. Ik vertel hier gewoon hoe het zit. Er is geen sprake van dat ik op enig moment iets anders zou zeggen dan de werkelijke overwegingen. Dat is echt een misverstand. Hier wordt gezegd dat wij een andere reden hadden om van de ACM een kleine zbo te maken dan hetgeen is gepresenteerd. Zoals ik al zei, is dat niet juist. Wij doen dat, omdat het in het regeerakkoord staat. We hebben daarin vastgelegd dat wij geen zbo's meer oprichten. En als we het doen, maken we daar een kleine zbo van, dat geen rechtspersoonlijkheid heeft. Inderdaad had een van de voorgangers van de ACM, de OPTA, wel een eigen rechtspersoonlijkheid, maar dat hield absoluut niet in dat de OPTA de boetes zou hebben gehouden. Die heeft de OPTA niet gehouden. Ze moest de destijds opgelegde boetes afstaan aan de rijksoverheid en zo hoort het natuurlijk ook. Het zou natuurlijk heel vreemd zijn als we de boetes, opgelegd door een toezichthouder die de mogelijkheid heeft om boetes op te leggen, bij die toezichthouder laten. Dat zou een extreem voorbeeld van een perverse prikkel zijn, want dan is de verleiding wel erg groot om de problemen op te lossen door even wat extra boetes binnen te halen. Nee, het moet echt zo zijn dat de toezichthouder zijn werk goed op de manier hij denkt dat het werk goed gedaan kan worden. Boetes zijn daarvan een onderdeel, maar ze moeten niet om onjuiste redenen geheven worden. Dat heeft de OPTA destijds niet gedaan en dat doet de ACM nu ook niet. Dat heeft ook niets met de rechtspersoonlijkheid te maken. Wat dit betreft is er bij mevrouw Faber sprake van een misverstand.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):

Maar het is toch wel juist dat, doordat de ACM geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft, ze niet zelf kan beschikken over de boetes? Verder hield de OPTA toch 80% van de boetes voor het betalen van hun eigen kosten? Of heb ik dat verkeerd begrepen?

Minister Kamp:

Of ze nou een eigen rechtspersoonlijkheid hebben of niet, die boetes mogen ze nooit houden. De boetes zijn een instrument om hun werk goed te doen. Maar het mag nooit zo zijn dat die boetes voor hen een prikkel zijn om op een bepaalde manier te functioneren. Dat moet bij de toezichthouders worden weggehouden. De OPTA en de ACM, rechtspersoonlijkheid of niet, kleine zbo, grote zbo of helemaal geen zbo, die boetes mogen nooit hun functioneren op de wijze die ik net beschreven heb in de weg staan. Dat speelt hier niet.

Mevrouw Faber vroeg of ik in overleg kan gaan met de ACM om haar te verzoeken, de consumentenorganisaties actief te betrekken bij het adviseren als belanghebbenden en dit op te nemen in het visiedocument Mededinging en Duurzaamheid. Mevrouw Faber vroeg om daarop met een reactie te komen. Zoals zij weet, is de basis voor dat visiedocument de beleidsregel Mededinging en Duurzaamheid van de minister van Economische Zaken. Op grond van die beleidsregel is door de ACM, die dat moet gaan uitwerken en toepassen, een visiedocument opgesteld, dat optimaal transparant op haar website is gezet, zodat iedereen die daar belang bij heeft daarvan kennis kan nemen. De bedoeling van dat visiedocument is dat de ACM aangeeft, hoe zij binnen het kader van mijn beleidsregel in de praktijk afwegingen zal maken als het gaat om de vraag, of een duurzaamheidsafspraak wel of niet is toegestaan in het licht van artikel 6 van de Mededingingswet, het zogenaamde Kartelverbod. De ACM met het visiedocument en ik met mijn beleidsregel willen het bedrijfsleven meer duidelijkheid bieden over de ruimte die er is voor samenwerking op het gebied van duurzaamheid. De ACM wil natuurlijk voorkomen — dat is een belangrijk taak voor haar — dat ondernemingen onder de vlag van duurzaamheid afspraken gaan maken die de mededinging beperken en die daardoor onnodig prijsverhogend werken en de consument uiteindelijk geld kosten. Dat mag natuurlijk niet zo zijn. De ACM moet daar attent op zijn en moet daartegen als het nodig is optreden. Maar de manier waarop de ACM dat doet, moet zijzelf bepalen. Daar is nou juist een onafhankelijke toezichthouder voor; dat hebben we zo met elkaar besloten. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als de ACM in het kader van het functioneren als onafhankelijke toezichthouder in individuele gevallen — daar gaat het om — kijkt of daar ook consumentenorganisaties bij betrokken moeten worden. Als dat zinvol is, zal de ACM dat zeker doen, maar ik vind het niet nodig om tegen haar te zeggen dat ze dat moet gaan doen. Ik denk dat wij in de wet precies hebben vastgelegd wat onze taken, overwegingen en bedoelingen zijn en vervolgens hebben we gezegd: ACM, jij bent onafhankelijk en jij moet daar toezicht op houden. Dan moeten we niet tegen de ACM zeggen wat ze niet en wat ze wel moet doen. Dat gaat ten koste van de onafhankelijkheid. Op die suggestie van mevrouw Faber wil ik niet positief reageren.

Mevrouw Faber wees op een artikel in de Staatscourant, een artikel dat, zoals ik heb aangegeven in mijn reactie, niet goed is. Mevrouw Faber vroeg of ik ervoor wil zorgen dat dat artikel in de Staatscourant wordt geratificeerd. Dat artikel gaat erover dat een netbeheerder in de praktijk onderdeel is van een netwerkbedrijf en dat een netwerkbedrijf behalve netbeheer ook andere activiteiten uitvoert, die gerelateerd zijn aan infrastructuur. Die andere activiteiten moeten in een aparte eenheid zitten; dat mag niet worden vermengd met dat netbeheer. Het netbeheer is gereguleerd en mag alleen de gereguleerde taken uitvoeren. Bovendien mag de netbeheerder bij het uitvoeren daarvan andere onderdelen van het netwerkbedrijf niet bevoordelen. In het wetsvoorstel Stroom zit wat dit betreft geen enkele versoepeling. Wat in de Staatscourant stond, was dus fout. Maar ik ga ze niet zeggen wat ze moeten rectificeren. De Staatscourant heeft een eigen redactie, die zelf bepaalt waarover en wat ze publiceert. Soms staan daar dingen in die ik niet zo leuk vind en soms had ik graag gehad dat ze iets zouden schrijven, terwijl ze dat niet doen. Ik ben niet van plan om daarin te gaan sturen. Dat heb ik nog nooit gedaan en ik ben ook niet van plan dat in de toekomst te gaan doen. Als ze eens iets verkeerds doen, moeten ze zelf afwegen of ze dat willen rectificeren of niet. Dat laat ik graag aan de Staatscourant over.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik vind het toch wel opmerkelijk dat je moet nadenken of het wel klopt wat er in de Staatscourant staat. Je mag er toch eigenlijk wel van uitgaan dat wat daarin staat juist is. Een fout is menselijk, maar dan lijkt me een rectificatie toch wel op haar plaats. Deelt u deze mening?

Minister Kamp:

Ja. Als het gaat om officiële mededelingen in de Staatscourant waarvoor wij verantwoordelijk zijn en daar staat een fout in, moeten wij die fout herstellen. Als het gaat om hun redactionele artikelen, moeten ze dat zelf uitmaken. Diegenen die daarbij betrokken zijn en die zo'n artikel lezen, zijn dezelfde mensen die heel goed volgen wat er hier in de Eerste Kamer wordt gewisseld. Ik heb geschreven dat er een verkeerde stelling werd betrokken en dat herhaal ik hier nog eens. Dat betekent dat daarmee voldoende tegenwicht van mijn kant is geboden. Ik laat de inhoud van de artikelen en het al dan niet rectificeren aan de redactie. Als we daarin gaan sturen, gaat dat ten koste van de kwaliteit van de Staatscourant.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Wordt het concurrentiebeding dan niet versoepeld voor de netbeheerder?

Minister Kamp:

Nee, de netbeheerder zelf is degene die alleen maar gereguleerde taken mag uitvoeren en verder helemaal niets. Bij het uitvoeren van die gereguleerde taken mag ze niets doen waarmee ze andere onderdelen van het netwerkbedrijf waartoe ze behoort bevoordeelt. De netbeheerder moet zich én beperken tot gereguleerde taken én ze moet dat zo doen dat daarbij op geen enkele manier in de markt wordt ingegrepen. Als dat niet goed wordt gedaan, moet de ACM daartegen optreden. Dat is nu al het geval en dat zal in de nieuwe situatie ook het geval zijn. Wat dat betreft is er geen enkele sprake van versoepeling.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Het klopt dat bij extra taken ook andere bedrijven die taken mogen uitvoeren. Maar krijgt de netbeheerder dan geen extra taken? Je hebt de netbeheerder en het netbedrijf. Volgens mij krijgt de netbeheerder toch extra taken toebedeeld.

Minister Kamp:

Dat is een ander punt van mevrouw Faber. Daar wil ik graag op ingaan. Zij doelt op de tijdelijke taken die aan de netbeheer kunnen worden opgedragen. De vraag is of je als netbeheerder iets doet wat des netbeheerders is of dat je iets doet wat eigenlijk aan de markt zou moeten worden overgelaten. Dat kun je in het begin niet meteen beoordelen. We zijn bezig met een energietransitie. Op dat vlak hebben we een enorme ambitie. We hebben in Nederland 96% fossiele energie en 4% duurzame energie. We hebben met elkaar afgesproken in het energieakkoord maar ook met de Eerste en de Tweede Kamer als medewetgever dat we dat percentage gaan verhogen, van 4 nu naar 16 in 2023. De politieke afspraak is gemaakt dat we op termijn, in 2050, komen tot neutraliteit wat energie betreft. Dan is er geen belasting meer van het milieu en het klimaat in de vorm van energieverbruik. Dat is een grote ambitie waarvoor een grote transitie nodig is.

Bij het op gang brengen van die transitie komen nieuwe taken tevoorschijn. In het begin zijn die nog onduidelijk en is het niet aantrekkelijk om daar commercieel op in te spelen. Maar het moet wel gebeuren. Nu brengen we die taken tijdelijk onder bij de netbeheerders. Mocht na enige tijd duidelijk zijn dat het echt een taak is die des netbeheerders is, dan blijft die daar ook. Mocht echter blijken dat het een taak is die ook door de markt kan worden uitgevoerd, dan moet die tijdelijkheid inhouden dat de netbeheerder het niet meer mag doen. Vervolgens wordt het aan de markt overgelaten.

Een ander voorbeeld zijn taken op het gebied van energiebesparing. Energiebesparing moet gebeuren, om allerlei redenen. De netbeheerder heeft daartoe mogelijkheden en deskundigheid. Hij kan bepaalde dingen op dat punt doen. Na enige tijd kan echter blijken dat die taak zodanig kan worden vormgegeven dat ze ook aan de markt kan worden overgelaten. Dan moet dat ook gebeuren.

Hetzelfde is het geval bij biogasleidingen. We zijn bezig met alternatieven voor onze afnemende gasproductie, het liefst duurzame alternatieven. Daar hoort biogas bij. Misschien heb je aparte leidingen nodig voor biogas, volledig of alleen toevoerleidingen van biogasinstallaties naar het gewone gasnet, waar ook weer schakels tussen zitten. Het moet in ieder geval gedaan worden. We beginnen met de netbeheerders, maar we laten de mogelijkheid open dat dit later naar de markt gaat. Dat is de achtergrond van dit punt.

Mevrouw Faber heeft ook gesproken over de representatieve organisaties. Zij heeft gezegd dat zich daarbij een verandering voordoet waarmee zij het niet eens is. Daarbij heeft ze een discussie aangehaald die in 1999 plaatsvond tussen mijn voorganger destijds en het gewaardeerde Eerste Kamerlid de heer Loudon. Hierbij ging het om het volgende. Het regime van de Algemene wet bestuursrecht gold voor alle onderdelen van de overheid, met uitzondering van de energiesector. Het algemene regime is dat belanghebbenden in bezwaar en beroep kunnen gaan. In de energiesfeer was daarvoor een aparte regeling. Die hield in dat van representatieve organisaties altijd werd verondersteld dat ze belang hadden. Dat is destijds in de wet gekomen via een amendement in de Tweede Kamer. De Algemene wet bestuursrecht stelde dat alleen belanghebbenden in bezwaar en beroep konden gaan. Voor de energiesfeer werd ervan uitgegaan dat een representatieve organisatie tevens belanghebbende is. In dit wetsvoorstel gaan we ook voor de energiewereld terug naar het regime van de Awb. Dat betekent dat representatieve organisaties oftewel belangenorganisaties kunnen opkomen tegen besluiten. Dat zijn besluiten die gelden voor iedereen en dan is het ook logisch dat een belangenorganisatie zich met die besluiten bezig kan houden en daar ook tegen op kan komen. Beschikkingen daarentegen betreffen niet iedereen maar een individueel geval of individueel een groep van bedrijven of personen. Daar is een belangenorganisatie niet voor. Het kan wel zijn dat het voor de groep als geheel die zo'n organisatie vertegenwoordigt van belang is wat de uitkomst van een bepaalde individuele casus is en dat om die reden die belangenorganisatie in bezwaar en beroep wil gaan. Nou, zo gaan we het dus doen. Dat is conform het regime van de Algemene wet bestuursrecht. Als het om algemene dingen gaat, kan men er als belangenorganisatie tegen optreden. Gaat het om individuele dingen, dan kan dat niet. Als die individuele dingen van algemeen belang zijn voor de desbetreffende organisatie, kan het weer wel. Dat is een heel goed systeem in de Awb dat hier toegepast wordt en dat ook in de praktijk zo blijkt te werken. Alle zaken die in 2012 en 2013 procedureel zijn afgerond, hebben we geanalyseerd en daarbij hebben we gezien dat het in de praktijk al precies op deze manier werkt. Dus de overgang die we nu maken om ook de energiewereld onder het Awb-regime te laten vallen, dekt ook precies de praktijk en de werkelijkheid af. Vandaar dat we dit probleemloos kunnen doen. Behalve dat het theoretisch goed werkt, werkt het ook praktisch goed. Om die reden hebben we dit voorstel gedaan.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik ben het helaas niet met de minister eens. Er is nu namelijk toch helemaal geen probleem met deze werkwijze? Waarom zouden we dan juist een probleem creëren? Je krijgt straks de ontvankelijkheidsvraag die gesteld gaat worden. Dat kan jaren duren. Ook de ACM moet gaan procederen met een advocaat. Dat gaat alleen maar kosten met zich mee brengen en het gaat alleen maar langer duren. Dat beoogt juist dit wetsvoorstel niet. In de memorie van toelichting heb ik althans gelezen dat het juist de bedoeling is dat alles sneller en goedkoper gaat, maar op deze manier wordt het alleen maar duurder en gaat het alleen maar langer duren. In zijn beantwoording heeft de minister ook aangegeven dat er slechts een paar zaken over de tariefbesluiten zijn die naar voren worden gebracht en waar protest tegen aan wordt getekend. Ik begrijp dus niet waarom er eigenlijk een probleem gecreëerd wordt.

Minister Kamp:

Ik stel het op prijs om te proberen dat gevoel bij mevrouw Faber weg te nemen. De stroomlijningswet is bedoeld om alle dingen die spelen rondom de gefuseerde toezichthouder te bezien en na te gaan hoe we die kunnen stroomlijnen zodat we het geheel op een geode manier in de toekomst kunnen laten functioneren. Dus dit is echt de gelegenheid om dit te gaan doen. Het is niet zo dat hier allerlei onzekerheid wordt gecreëerd. Nee, we gaan de uitzonderingen laten vervallen. Het komt allemaal onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht te vallen die juist bedoeld is om duidelijkheid en eenduidigheid in dit soort zaken te brengen. In de praktijk gaat het dus niet tot een probleem leiden omdat er niet één zaak is waarbij er anders gehandeld werd dan we nu gaan voorstellen. Alle zaken in de afgelopen jaren werden op deze manier al gedaan. Er wordt dus aangesloten bij zowel de algemene theorie als de praktijk. Op die manier stroomlijn je het op de optimale manier. Bovendien, er wordt geen enkele vertraging en onduidelijkheid gecreëerd, juist vanwege het feit dat theorie en praktijk met elkaar overeenstemmen.

Mevrouw Faber haalde daar ook bij de discussie met de heer Loudon. Die discussie ging echt over heel iets anders, namelijk dat er in alle gevallen steeds beroep open zou moeten staan, dus niet alleen als het ging om de tariefstructuren maar ook als het ging om de voorwaarden en de tariefbeschikkingen. In alle gevallen zou er bezwaar en beroep mogelijk moeten zijn. Dat is in alle gevallen zo. Wat er ook aan de hand is, er is bezwaar en beroep mogelijk. Het gaat er alleen even om wie er dan precies in bezwaar en beroep mag gaan. Welnu, daar hebben we het net over gehad. Ik denk dat dit op een keurige manier geregeld is. Die discussie destijds ging dus niet zozeer over de belanghebbenden en de belangenorganisaties als wel over het ervoor zorgen dat er altijd de mogelijkheid is om een heroverweging te vragen in de vorm van een bezwaar en om die aan de rechter voor te leggen in de vorm van een beroep.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp wel dat men heel graag alles wil stroomlijnen, maar er zitten in het voorstel ook andere uitzonderingen. Dus ik snap niet waarom hiervoor niet een uitzondering gemaakt kan worden. Daarbij blijft het feit dat het voor de representatieve organisaties niet meer bij wet geregeld is dat ze belanghebbende zijn. Ik kan u nu al zeggen dat dit extra tijd in beslag gaat nemen en ook extra kosten met zich zal brengen. Dit terwijl we nu geen probleem hebben. Als men overvallen wordt met honderden zaken, kan ik mij voorstellen dat men zegt dat het moet veranderen, maar dat is niet het geval. Het gevoel bekruipt mij gewoon dat men liever niet in discussie wil gaan over de vaststelling van de tarieven in relatie tot de tijdelijke taken die er aan gaan komen in verband met het uitrollen van de energietransitie.

Minister Kamp:

Zo is het dus echt niet, hoor. Ik ga uit de politiek als ik zo zou handelen. Het is niet zo dat ik andere overwegingen heb dan ik hier meld. Het gaat echt om de dingen die ik hier aan de orde stel. Het is mij toevertrouwd om met het parlement om te gaan. Ik krijg van het parlement vertrouwen om mijn dagelijkse werk te doen. Het parlement controleert mij. Daar hoort ook gewoon bij dat ik oprecht communiceer met het parlement. Dus wat ik tegen u zeg, zijn mijn overwegingen. Daar zitten geen andere dingen achter die ik voor u verzwijg. Dus dat is absoluut niet aan de orde. Over wie belanghebbende is, is geen enkele onduidelijkheid. Er zijn zo veel beleidsterreinen waar dit allemaal speelt. Toen heeft de wetgever aangegeven op al die beleidsterreinen niet apart te willen regelen hoe er bijvoorbeeld met bezwaar en beroep moet worden omgegaan. De wetgever wilde er één algemene wet voor hebben. Destijds is er bij amendement in de Tweede Kamer een uitzondering gemaakt voor de energiewereld. Na een fors aantal jaren zijn we nu in de gelegenheid om dat opnieuw te bezien en om na te gaan hoe het zit qua theoretische onderbouwing en qua praktische uitwerking. We hebben gezien dat de Algemene wet bestuursrecht ook voor de energiewereld goed functioneert. Vandaar dat we nu ook graag deze praktijk in overeenstemming met de Awb brengen. Ik heb al gezegd dat er geen enkele zaak is geweest waarbij de belangenorganisaties anders handelden dan het ze nu voor de toekomst mogelijk wordt gemaakt. Er is dan ook echt geen probleem dat hierbij zou gaan spelen. Als je in een individueel geval zelf belanghebbende bent, kun je altijd in bezwaar en beroep. Als je als belangenvereniging het algemene belang aan de orde hebt, kun je in bezwaar en beroep gaan. Als je als belangenvereniging vindt dat een individueel geval ook van belang is voor al jouw leden, kun je ook in bezwaar en beroep gaan. Dus ik denk dat we het echt op een keurige manier geregeld hebben.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Faber, want u hebt nog een tweede termijn.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Goed, dan zie ik van deze interruptie af.

Minister Kamp:

Verder heeft mevrouw Faber gesproken over de kosten die worden gemaakt. Zij ging specifiek in op de kosten die samenhangen met de tijdelijk toebedeelde taken. Hoe gaat dat werken en hoe gaat de herberekening dan plaatsvinden? Er kan een discussie over de kosten ontstaan als er op een gegeven moment een andere situatie wordt gecreëerd dan waarmee rekening is gehouden bij de berekening van de kosten. De tarieven vormen een vertaling van de kosten die worden gemaakt. De tarieven worden uiteindelijk vastgesteld door de ACM op basis van informatie over de kosten. Als op een gegeven moment in bezwaar of in beroep een andere conclusie wordt getrokken, ontstaat er een nieuwe situatie. Dan kun je een en ander met terugwerkende kracht verrekenen, maar dat doen wij niet. Er is sprake van een andere situatie. Wij gaan de kosten herberekenen. Op basis van de herberekening stellen wij de tarieven voor de toekomst opnieuw vast. Er vindt dus altijd een correctie plaats, maar die is gericht op de toekomst. Dat kan ook niet anders met tarieven. Er zijn acht miljoen huishoudens in Nederland en enkele miljoenen bedrijven. Je kunt moeilijk tarieven in rekening brengen om die, als er een bepaalde uitspraak komt waardoor de tarieven iets anders worden, vervolgens opnieuw te berekenen en bedragen terug te betalen. Zo werkt het in de praktijk niet. Je zou een nutsvoorziening op die manier kapot maken en je zadelt de overheid met enorme lasten op die vervolgens weer naar de burgers worden doorberekend. Daar kopen wij niets voor. Dat herstel vindt altijd plaats via de toekomstige tarieven. Wij kunnen dus elke keer reageren op een nieuwe situatie, of het nu gaat om tijdelijk toebedeelde taken of om permanente taken. Dan wordt er recht gedaan aan de nieuwe situatie door de tarieven aan te passen. Dat is een werkwijze die mevrouw Faber zou kunnen onderschrijven maar dat hoor ik graag in tweede termijn.

Mevrouw Faber stelt ook dat er sprake is van extra vertraging en extra uitvoeringslasten. Ik heb al aangegeven dat dit niet het geval is. Er zijn geen extra uitvoeringslasten en er is geen extra vertraging. Mevrouw Faber sprak ook over de discussie tussen mijn voorganger en de heer Loudon. Daar ben ik ook op ingegaan.

Ik hoop hiermee, voorzitter, naar genoegen van mevrouw Faber en naar uw genoegen te hebben gereageerd.

De voorzitter:

Dank. Wij zijn nu toe aan de tweede termijn van de Kamer.

Het woord is aan mevrouw Faber-Van de Klashorst.


Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):

Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik twijfel er niet aan dat hij zijn uiterste best doet om de Kamer juist voor te lichten, maar ik heb nog wel een pijnpunt. Dat gaat over de tijdelijke taken in relatie tot de tarieven. Doordat niet meer in de wet is vastgelegd dat de representatieve organisaties automatisch belanghebbende zijn, kunnen procedures lang duren. Tijdelijke taken kunnen dan worden toebedeeld aan de netbeheerder. De minister heeft zelf aangegeven dat dit taken zijn die niet aantrekkelijk zijn om commercieel aan te bieden. Als je zoiets hoort, moet er toch een alarmbel gaan rinkelen? Dat brengt namelijk extra kosten met zich. De tijdelijke taken staan in relatie tot de energietransitie. Die energietransitie kost gruwelijk veel geld. Daar kunnen we een heel politiek debat over voeren, maar dat gaan we niet doen. De minister weet dat wij niet zo veel op hebben met die duurzame energietransitie. Ik denk toch dat er een relatie bestaat met de niet aantrekkelijke commerciële taken, die in de toekomst worden uitgevoerd door tijdelijke taken. Door de procedure te vertragen, door in beroep te gaan of door te gaan procederen tegen de hoogte van de tarieven, kun je die tijdelijke taken uitrollen. Je bent echter al snel een aantal jaren verder voordat je misschien je gelijk hebt gehaald bij de rechter. Ondertussen hebben de consumenten, de gebruikers te veel betaald voor hun tarieven. Ik vind dat werkelijk een pijnpunt. De energietransitie kost al zoveel geld, maar het is niet inzichtelijk hoeveel geld er uiteindelijk mee is gemoeid. We hebben allerlei soorten regelingen. Bijna twee jaar geleden hebben wij gesproken over de SDE-plus. Daar gaat in het kader van de energietransitie ook heel veel geld in zitten. Ik wil daarom graag inzichtelijk hebben hoeveel geld er is gemoeid met de tijdelijke taken op het gebied van de uitrol van de energietransitie. De minister wil graag duidelijkheid geven. Hij wil graag transparant zijn. Laat hij dan inzichtelijk aangeven hoeveel kosten ermee zijn gemoeid. Ik wacht met spanning het antwoord van de minister af.

De voorzitter:

Dank. Ik zie dat de minister in de gelegenheid is om meteen te antwoorden.

Het woord is aan de minister van Economische Zaken.


Minister Kamp i:

Voorzitter. Taken worden niet gemakkelijk commercieel gedaan. Het gaat om overheidstaken die de overheid moet doen. Op een bepaald moment kan blijken dat een taak, waarvan de overheid in eerste instantie dacht dat het typisch een overheidstaak was, beter door de markt kan worden gedaan. Het is de intentie van het kabinet dat dit daadwerkelijk gebeurt, zeker op energiegebied. Bij Defensie en jeugdzorg, maar ik kan nog veel meer gebieden opnoemen, gaat het om typische overheidstaken. Mevrouw Faber zal dat begrijpen. We zullen het er ook over eens zijn dat het beheer van een netwerk, waarmee er altijd gas en elektriciteit bij de mensen komt, ook typisch een overheidstaak is. Wij hebben de productie en de levering van energie aan de markt overgelaten, maar als je wilt dat alle marktpartijen bij de consument kunnen komen, moet je er als overheid voor zorgen dat het netwerk altijd beschikbaar is. Dat is dus typisch een overheidstaak. Die moet je niet aan de markt overlaten, want dat is niet reëel. Er kunnen zich wel randverschijnselen voordoen. Wij beheren het gasnet. Stel echter dat je ergens een biogasinstallatie neerzet die over een bepaalde afstand moet worden aangesloten op het centrale net, en dat er ook nog een tussenstation moet worden gebouwd. Je kunt je afvragen of de afstand tussen de biogasinstallatie, het centrale net en het tussenstation bij de biogasinstallatie hoort, of bij het netwerk. Het kost echter al veel moeite om ervoor te zorgen dat de transitie naar duurzame energie in een hoog tempo wordt gerealiseerd. Allerlei initiatieven op dat gebied stimuleren wij. Ook willen wij belemmeringen wegnemen. Het is dan heel goed als je er als overheid voor zorgt dat de markt zich kan concentreren op de biogasinstallatie. De netwerkbeheerder moet het restant vervolgens voor zijn rekening nemen. Het lijkt mij heel logisch om het op die manier te doen. Het gaat ons erom datgene wat de wetgever wil, namelijk een snelle overgang naar duurzame energie — dat is ook op een aantal punten vastgelegd, ook in begrotingswetten — te realiseren. Dat doen wij nu ook. We laten de mogelijkheid open dat over enige tijd kan blijken dat er ook biogasinstallaties kunnen worden gemaakt waarbij de verbinding met het centrale net een goed onderdeel van het geheel is. Dan zullen we dat bekijken en dat kan het wellicht aan de markt worden overgelaten, maar dat is een ander moment. Er is geen sprake van terughoudendheid bij de regering op dat punt. De regering wil doen wat nodig is. Wij willen aan de markt overlaten wat mogelijk is.

Mevrouw Faber stelde dat er allerlei regelingen zijn op het gebied van de financiering van duurzame energie. Daarvoor verwijs ik naar onze SDE-plusregeling, met behulp waarvan wij kunnen zorgen voor duurzame-energiecapaciteit. Dat is een zeer inzichtelijke regeling, die gemaakt is als opvolger van een paar regelingen die uiteindelijk minder goed bleken te werken, namelijk de MEP en de SDE. Nu is er de SDE-plusregeling en die is helder. Ook alle daarmee samenhangende kosten zijn helder.

Mevrouw Faber wil graag inzicht hebben in de kosten van de tijdelijke taken. Als de wetgever, in dit geval de Eerste Kamer met als woordvoerder mevrouw Faber, inzicht wil in kosten en over informatie wil beschikken, dan zal ik mijn best doen om dat te verstrekken. Ik zal dus kijken op welk moment en in welke vorm ik deze informatie aan de Kamer kan doen toekomen.

Het is misschien goed om aanvullend tegen mevrouw Faber te zeggen dat het opleggen van tijdelijke taken geen onderdeel uitmaakt van dit wetsvoorstel. Daarvoor komt er een aparte herziening van de Elektriciteitswet en de Gaswet, die begin 2015 naar de Tweede Kamer gaat. In de loop van 2015 zou die dus ook bij de Eerste Kamer kunnen liggen. Op dat moment komt de kwestie van die tijdelijke taken aan de orde. De netbeheerders maken deze tijdelijke taken overigens ook niet zelf uit; ze moeten bij Algemene Maatregel van Bestuur worden toegewezen. Als de Eerste en Tweede Kamer het wensen, is er de mogelijkheid om daarbij betrokken te worden. Door het nu vaststellen van dit wetsvoorstel is het denk ik zelfs voor de fractie van de PVV wat dit punt betreft geen overweging om daar geen steun aan te verlenen. Immers, de zaak zal nog eens echt aan de orde komen bij de behandeling in de loop van het volgend jaar van het wetsvoorstel dat ik net heb genoemd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat er behoefte is aan stemming over het wetsvoorstel en stel voor, die stemming volgende week dinsdag te houden.

Daartoe wordt besloten.