Verslag van de vergadering van 14 oktober 2014 (2014/2015 nr. 4)

Aanvang: 10.25 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2015 (34000).


De voorzitter:

Ik heet de minister-president en alle overige bewindspersonen van harte welkom in de Eerste Kamer en geef het woord als eerste spreker aan de heer Brinkman.


De heer Brinkman i (CDA):

Voorzitter. Voordat we op vakantie gingen, herinnerden we ons misschien nog vaag dat Europa sinds 1945 niet alleen op kolen en staal of tomaten en komkommers is gefundeerd, maar bovenal op onze gezamenlijke gehechtheid aan veiligheid en vrijheid. Keken we toen eigenlijk nog elke avond naar de vele aantastingen van ons rechtsgevoel in de wereld? Nu we weer thuis zijn en voor de buis zitten te kijken naar kruitdampen bijna overal in de wereld of uit het raam naar onze wijk turen, is dit alles anders. Naast de angst dat veiligheid, vrijheid en vrede niet meer vanzelfsprekend zijn, bekruipt ons land het gevoel van maar voortdurende economische onzekerheid. Dat is potentieel een giftig mengsel vol xenofobie en terugtrekken op eigen erf. Maar haat, geweld en misdaad helpen de mensheid geen millimeter verder! Of, zoals wij elkaar onlangs in de fractie bemoedigend voorlazen uit het Dagboek van Anne Frank: "Dat is het moeilijke in deze tijd: idealen, dromen, mooie verwachtingen komen nog niet op of ze worden door de gruwelijkste werkelijkheid getroffen en zo totaal verwoest. Het is een groot wonder dat ik niet al mijn verwachtingen heb opgegeven, want ze lijken absurd en onuitvoerbaar. Toch houd ik ze vast, ondanks alles, omdat ik nog steeds aan de innerlijke goedheid van de mensen geloof."

Sancties of een F16 zijn slechts een onmisbaar laatste hulpmiddel, als basiswaarden van menselijkheid in het gedrang komen. We kunnen beter eerst falende staten helpen zichzelf her op te richten, in plaats van partijen te ondersteunen als lid van het ene dan wel het andere strijdende kamp. We zijn blij dat in en rond Oekraïne enige terugtocht naar meer evenwichtige verhoudingen op gang lijkt te komen, maar "zand erover" kan na al het gebeurde niet ons definitieve antwoord vol berusting zijn. In de dagen van rouw rond het verlies van collega Witteveen en zo velen van zijn medereizigers heeft het kabinet voortreffelijk getoond hoe slagvaardigheid, zorgvuldigheid en meelevendheid hand in hand kunnen gaan. Ook ons land heeft zich toen van zijn beste kant laten zien. Welke stappen ziet het kabinet daar langs de oostgrens van Europa nu verder voor zich, als hulp op weg naar een meer geloofwaardige en bestendige stabiliteit, waarin meerderheden en minderheden in permanente dialoog hun vreedzame samenleving herbouwen?

Op de wereld is er zoiets als verschil tussen beschavingen, en dat kan botsen, zoals nu. Ons land heeft in een weerbare democratie niet zonder reden sinds de Middeleeuwen langzamerhand de doodstraf achter zich gelaten. Ons land heeft geleerd over ideologische en religieuze grenzen heen waarden van respect, verdraagzaamheid en samenwerking te praktiseren. Dit in het algemeen belang en over de grenzen van het eigen ik en over landsgrenzen heen. Nu we 70 jaar bevrijding aan het vieren zijn, moeten we blijven beseffen dat in de strijd om behoud en herstel van basiswaarden tegenover barbarij en wangedrag the longest day is yet to come. De tijd van te grote permissiviteit is nu hopelijk wel geweest. Opvoeding en onderwijs houden in onze veelkleurige samenleving als belangrijkste taak om dit te blijven inprenten. Nog altijd draagt de overheid daarbij het zwaard niet vergeefs. Heetgebakerd haat prediken en praktiseren is geen onderdeel van onze definitie van vrijheid, verdraagzaamheid en democratie. Overleg tot het uiterste — met hulpverlening — moet prioriteit blijven, om waar dan ook niet onnodig mensenlevens te verliezen of in het ongerede te brengen. Daarbij is ook handelsbevordering in wederzijds belang, want in een lege maag groeit het zaad van de haat. Wanneer is er nu eindelijk eens een beter vooruitzicht op vrijere markten tussen Afrika en Europa? Alleen al de slachtoffers van mensenhandel op Lampedusa moeten zo'n hoopgevend antwoord snel hebben in de toenemende geopolitieke onrust.

Last but not least nu nog dit. De scheiding tussen kerk en Staat houdt niet in dat godsdienstvrijheid de kerken en andere geloofshuizen slechts reduceert tot voorwerpen van aanhoudende monumentenzorg. Het zijn ruimten voor ontmoeting en bezinning over de vragen en antwoorden van ook deze tijd en plekken voor het bieden van naastenhulp. Het zijn voor velen — joden, christenen, moslims, hindoes en mensen van welke levensovertuiging, seksuele gerichtheid, ras of opvatting dan ook — gelukkig meer dan historische bezienswaardigheden, zelfs al komen ze er niet elke week meer. Echt waar, Nederland is niet van God los.

Het kabinet heeft enkele hervormingsvoorstellen hier met succes verdedigd, waarvan de aanpak van het ontslagrecht en de arbeidsmarkt, de Jeugdwet en de Participatiewet, na de nodige wijzigingen en toezeggingen onderweg, ook met steun van het CDA. Het kabinet is op weg, de cure en de care in de zorg te herzien, qua hoofdrichting ook met onze steun, maar qua uitvoering tot nu toe te grofmazig om er ongeconditioneerd onze stem aan te geven. Hoe gaat het kabinet alsnog gemeenten tijdelijk tegemoet komen daar waar hulpbehoevenden toch door onder meer de veranderingen in jeugdzorg en Wmo tussen wal en schip raken?

Het kabinet scoort binnen de doelpalen van EU begrotingsregels, maar schiet naast die voor de staatsschuld. Laten we nu eens eerlijk over de kwaliteit van de cijfers spreken. Daar zit wel heel wat aan incidentele maatregelen tussen en dit exclusieve kabinet is dus niet klaar! Debatteren over late rekeningen van vroege begrotingen is niet de sterkste kwaliteit van het Binnenhof. Wil het kabinet hier nu eens onomwonden uitleggen wat er terecht is gekomen van de accijnsverhoging op diesel en lpg? Wat komt er in de plaats van de huishoudtoeslag? Hoeveel dga's zijn bezweken voor het lokkertje om vroegtijdig middelen aan hun bv te onttrekken? Hoeveel pensioenpremie wordt er daadwerkelijk verlaagd ten bate van meer "loonruimte", die dan volgens de ramingen miljarden extra aan loonbelasting in de staatskas zou brengen? Waarom is de striktere alimentatieregeling niet haalbaar? Komt die rekening van steeds meer uiteenvallende huwelijken toch niet verder ten laste van de algemene kas?

Het kabinet schrijft hartverwarmende woorden over de waarde van steden, maar het helpt beleggers niet echt bij het investeren in stadsvernieuwing. Het visioen van de bestuurlijke reorganisatie is een fata morgana gebleken. Wie betaalt dat gelag? CPB en Financiën zijn het fundamenteel oneens over de uitgangscijfers voor de ramingen 2015 in de zorg en de rekeningcijfers komen traditiegetrouw veel te laat. Zulk ongedekt optimisme lijkt wel op de tovenarij die de heer Pechtold vorig jaar etaleerde na het zoveelste financieel akkoord achter de schermen.

Het kabinet heeft de lastendruk systematisch verhoogd, terwijl de heer Zijlstra sinds enkele maanden voor lastenverlichting pleit, en dat nadat de heer Rutte dat voor de laatstgehouden Tweede Kamerverkiezingen ook al eens zonder succes had beloofd. Staatssecretaris Wiebes presenteert een Belastingbrief vol belastingverschuivingen en zonder keuzes. Sterker nog, gemeenten mogen misschien meer belasting gaan heffen, zonder dat het Rijk tegelijkertijd minder belasting heft. En minister Dijsselbloem zei op Prinsjesdag dat dit "plan" wel 100.000 mensen extra aan het werk zou brengen. Ver ná morgen, mevrouw de voorzitter. En intussen pikt Den Haag werk in van marktpartijen en beknibbelt het op infrastructuur, terwijl internationale autoriteiten die terecht van belang achten. Er zitten nú dik 600.000 mensen zonder werk en het kabinet gaat toch eerst nog lasten netto verhogen en daarna lasten verschuiven, zonder te beschikken over zelfs maar een boterbriefje van het CPB met positieve banencijfers bij zo'n "plan". Mijnheer de minister-president, hoedt u tegen de tweede betekenis die Van Dale aan zo'n gewichtig document hecht!

Tegen het einde van onze rit hier is het tijd om na te gaan of het kabinet een en ander wel voldoende consequent en degelijk aanpakt in de nieuwe tijd. Nu dus over de uitvoering spreken, en niet mañana, na de komende Statenverkiezingen, wanneer de malle charges van de democratie weer plaatsvinden. Nee, nu de balans opmaken en niet zwartepieten. Wij steunden veel, maar niet alles, want soms waren de plannen niet goed genoeg. Neem de pensioenrestricties. Wij steunden die, voor zover ze betrekking hebben op doorwerken tot 67 jaar. Nu jaagt het kabinet evenwel 3 miljoen 65-plussers in de gordijnen, terwijl jongeren er evenmin op vooruit gaan.

Vriend en vijand van het kabinet zijn het erover eens dat de binnenlandse bestedingen achterblijven, niet in het minst door nog altijd gedeukt consumentenvertrouwen. Dat laatste komt in het bijzonder door maatregelen in de sfeer van de woningmarkt en de pensioenen. Hoe kan het nu toch dat het kabinet en de Nederlandsche Bank zo strikt vasthouden aan hun risicoperceptie op die terreinen dat ons land zich daarmee in de eigen voet schiet? De Deltacommissaris zei onlangs dat Nederland voortaan maar moet leven met de kans van 1 op de 100.000 dat we het eens verliezen van onze grootste vijand, het water. Het zij zo, maar waarom moeten we dan in regelingen voor pensioenen blijven rekenen met risico's van 1 op de 1.000.000, wat bijvoorbeeld praktisch betekent dat een pensioenbelegger zijn geld moet zetten op Duitse staatsobligaties die nog niet 1% renderen, terwijl beleggen in betere huurwoningen procenten meer kan renderen, ten bate van zowel woningzoekenden en stadsvernieuwing als van jonge en oude pensioengerechtigden? Dat alles omdat de overdreven risicomijders, waar dit kabinet zo aan blijkt te hechten, denken te weten hoe de pensioenwereld er over 40 of 60 jaar uit ziet. Dat is geen fair value van een onzekere toekomst. Nee, het kabinet infleert zo zelf de onzekerheid! Wil het kabinet deze baanafbrekende inconsequentie in zijn beleid voor 1 januari aanstaande ruimhartiger opruimen dan dat pensioenfondsen misschien mañana nog mogen na-indexeren en zo de goeden, jong en oud, onder de kwaden blijven lijden?

Onhelderheid over de richting die jongere generaties moeten inslaan is fnuikend voor hun vertrouwen in de toekomst, en ook dat van hun ouders en grootouders. Gelukkig weten we dat bijvoorbeeld de verzamelde kennis en ervaring in ons land rond voedsel, water en energie letterlijk en figuurlijk voor heel veel gezondheid, veiligheid en werk kan zorgen en daarmee moedeloosheid kan bestrijden. Verdere stimulering van innovatie daar kan meer vaart en vertrouwen in duurzame groei teweegbrengen. Dat vereist aanvullend nog forse keuzes ten bate van structurele lastenverlichting en regelbeperking voor het banenscheppende bedrijfsleven. Hoe stelt het kabinet zich dit nu echt in plaats van virtueel in zijn tweede helft voor?

Er bestaan hoge eisen ten aanzien van onze virtuele bereikbaarheid: altijd, overal, vlug, veilig en voordelig. Ook op allerlei markten waar de overheid als opdrachtgever optreedt, zijn lage prijs, hoog volume en snelle levering de trefwoorden. Deze nieuwe, kortademige, volumineuze en complexe tijd is niet alleen virtueel maar ook reëel. Traditie en vernieuwing gaan immers hand in hand. Wel vragen wij het kabinet meer aandacht te geven aan enkele kwaliteitsaspecten van onze samenleving, die door dit alles in het gedrang lijken te komen.

Veiligheid voorop. Hogere kwaliteit van onze veiligheid is niet gratis en die vergt naast extra budget ook in de veiligheidsketen zelf nadere prioriteitstelling. Het was bijvoorbeeld al niet te verteren dat de automobilist meer als melkkoe dan als verkeerswetovertreder wordt beschouwd, terwijl "pluk-ze" nog steeds weinig terugbrengt van grote criminelen. Dat is niet eerlijk! Anderzijds kan de veiligheid ook niet worden gewaarborgd als ieder maar voor zich de eigen privacy centraal blijft stellen. Wordt de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten overigens beter toegerust na het recente debat hier? Hoe biedt het kabinet de veiligheidsketen meer ruimte, nu enkele van zijn budgettaire plannen schipbreuk hebben geleden? Het kabinet vertelt in the cloud van zijn beloften over grotere defensie-inspanningen, maar de werkelijkheid is een lager budget voor mensen die vrijwillig ons land echt dienen. Mijnheer de minister-president, zou u eens willen uitleggen wat er nu structureel op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving gaat verbeteren? U zei bijvoorbeeld dat reispapieren beter zouden worden geanalyseerd, maar wat nu concreet als die aanleiding tot ingrijpen bieden?

Tweede voorbeeld: de overheid besteedt miljarden voor allerlei diensten en werken waarbij de laagste prijs steeds meer overheersend inkoopcriterium is en de betalingstermijnen steeds verder worden opgerekt. Het kabinet wilde toch juist het kopen op de pof een halt toeroepen? Wil het kabinet als marktpartij ten behoeve van continuïteit en groei van de werkgelegenheid kwaliteitsimpulsen aan het ondernemerschap in familie- en andere bedrijven nu eindelijk betaalmaanden sneller gaan gunnen ter wille van een eerlijke economie?

Ik heb nog een heel ander voorbeeld. Het is goed als er meer tijd en energie worden gestoken in de begeleiding van de nieuwe generaties. Incidentele belevingen geven in deze flexibele tijd immers minder houvast voor denken en handelen dan langere persoonlijke en maatschappelijke ervaringen. Uiteraard maken vrije en zelfbewuste burgers vervolgens hun eigen keuzes, waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen. Gezin en school — in die volgorde! — verdienen als eerste tijd, aandacht en geld voor het aanleggen van zo'n moreel kompas en voor het in de vertrouwde eigen omgeving leren omgaan met de complexiteit van onze samenleving. Hoogstaand onderwijs voor iedereen op zijn of haar niveau mag wat meer uren per week duren. En dat op scholen vrij naar de richting die de ouders ook anno heden wensen te kiezen om samen met de onderwijzers en leraren te oefenen met waarden als wijsheid, matigheid, moed, rechtvaardigheid, bezonnenheid, vrede, eendracht, onthouding, zelfbeheersing en nederigheid. Weer leren zuinig te zijn op overvloed. En laten we trouw zijn niet vergeten! Zo'n waardenvolle inzet betaalt zich later dubbel en dwars uit in de gezinnen en bij de leerlingen, maar daardoor zeker ook voor de samenleving als geheel. Ziet het kabinet kans om in overleg met het onderwijs en de ouders deze baanbouwende en emancipatiebehoudende richting met langere schooltijden in te slaan, nu er een groter onderwijsbudget komt en de gesubsidieerde kinderopvang beperkt wordt?

Traditie is niet voorbij, maar actieve overdracht op nieuwe generaties leidt juist tot herwaardering van wat we vandaag nog wel, niet meer of juist vernieuwd kunnen en moeten koesteren. Op het platteland, in de stad, thuis, op straat, in the cloud. Natuur is niet vanzelfsprekend. Schoon water uit de kraan en droge voeten evenmin. Doet de computer het altijd als je op zijn knop drukt? En gezond voedsel dan? Mensen hechten juist weer meer aan de kostbare basiswaarden van degelijkheid en kwaliteit, meer dan aan een "experience", in opwelling gekocht of meegemaakt. Aan expertise en ervaring meer dan een consumptie die niet smaakt of een investering, die na éénmalig gebruik al kapot is. Goedkoop is duurkoop, zeiden onze voorouders al. Maar het steekt dieper: mensen beseffen dat wie alleen goed voor zichzelf lijkt te willen zorgen, eerder in de steek kan worden gelaten dan wie behulpzaamheid aan de dag legt. "Opsporing verzocht" is niet voor niks een populair tv-programma. Algemeen belang is meer dan eigen belang. Dat zien steeds meer mensen gelukkig weer in. Omzien naar elkaar is geen loze strijdkreet van een voorbije generatie politici. Dit hoeft allemaal niet even groots en meeslepend te zijn, maar het vergt wel zijn prijs en tijd. En wie de moeite neemt zich ervan te vergewissen hoe de geschiedenis van het land, de sector, het bedrijf, de familie, de buurman of de wereld zich heeft voltrokken, ervaart heel snel dat je daarvan nog altijd meer kunt opsteken dan van een heetgebakerde dialoog tussen bevooroordeelden met de diepgang van een platbodem. Met een XXL-middelvinger tegen de boze buitenwereld klagen, brengt je geen stap verder. Met gewoon fatsoenlijk meedoen in voor- en tegenspoed wordt "burgerlijk" weer een geuzennaam. Met ongeloof en desinteresse of wegblijven uit het stemhokje niet. Ouders en grootouders die hun best doen om hun kinderen en kleinkinderen waar nodig terug op het goede pad te brengen, zijn nog altijd hun gewicht in goud waard.

Traditie betekent letterlijk het overdragen van dit soort gewoonten, gebruiken en opvattingen die door generaties heen hun betekenis niet hebben verloren en het dus kennelijk waard zijn om steeds opnieuw beleefd en in nieuwe omstandigheden en met nieuwe mensen ingevuld te worden. Consequent degelijk aanpassen aan de nieuwe tijd. Waarom zou dat nu niet meer opgaan? In 1966 en op andere revolutionaire momenten is vaak geprobeerd een "alles wordt anders"-show op te voeren. Gedogen werd gezaghebbender dan gehoorzamen. Ach, wat betekent vooruitgang eigenlijk? Zijn we van zulke ongebonden vrijheid met elkaar gelukkiger geworden? Binnenkort komen van binnen en buiten de regeringscoalitie de pleitbezorgers van meer vrije hennepteelt en -handel hier hun vrije gedachten bewieroken. Wat zichtbaar ontwrichtend is voor individu en samenleving moeten we toch niet haec libertatis ergo maar de vrije hand laten? Gaat de minister-president het verkeerde libertijnse pad op dat de gemeenschap opzadelt met de narigheid en risico's, of erkent hij met ons dat we juist munten moeten slaan voor vrijheid in gebondenheid, in het juiste midden tussen dogmatiek en vrijzinnigheid? Vertrouwde, herkenbare symbolen verliezen hun fundamentele betekenis heus niet, ook al staat niet ieder er 7x24x52 meer bij stil. Zo blijft het enkele feit van het basale beieren van een kerkklok voor welke religiebeleving dan ook meer dan ernstige geluidsoverlast voor wie zich daaraan meent te moeten storen. En een echt gastvrije samenleving laat haar eigen glazen juist niet ingooien door mispunten. Bij The Wolves of Wallstreet voelen wij ons niet thuis. Rijnland is echt meer dan een paar steeds drassiger polders waar ooit mijn verre, luthers-evangelische voorvader zich als hannekemaaier vanuit Duitsland vestigde om aan de kost te komen.

Ik geef toe, gelukkig eten wij niet alleen meer spruitjes. Maar onze samenleving is wel op de grenzen van het eigen ik gestuit en waardendragers en oprecht betrokkenen vragen zich af hoe we verantwoordelijkheid dragen voor elkaar en onszelf in een samenleving die minder afhankelijk wordt van de overheid, opnieuw zullen gaan invullen. Medische behandeling kent zijn grenzen. En zo zijn er allerlei minder existentiële kwesties. En niet valt te ontkennen dat je met verschillende talenten meestal verschillend uit komt, wat niemand van de plicht ontslaat om mensen zo veel mogelijk gelijke kansen te bieden en waar nodig een handje te helpen. Maar dat mag niet leiden tot onderhorigheid aan een systeem dat als het ware permanent zijn inspecteurs met hun zeis op pad stuurt om als hannekemaaiers verschillen weg te maaien.

Diversiteit is aantrekkelijk, het houdt natuur en samenleving scherp, vernieuwend en toekomstgericht. Wij leven niet in, maar wel met ons verleden. Heel veel mensen, jong en oud, en heel veel bedrijven leggen nog altijd wat opzij voor mindere tijden, voor de oude dag of om familieleden of anderen tijdelijk of blijvend te steunen. Om in hun bedrijf of studie te investeren in plaats van overmatig te consumeren. Als je dat spaargeld, zulk vermogen afroomt, is het beste ervan af en levert het geen voordeel meer op. De bumpy road langs herverdeling van kennis, macht en inkomen is nu wel lang genoeg geweest. Is de minister-president dat met ons eens? Zo ja, waarom laat hij dan een nieuwe vermogensbelasting boven de markt hangen die zelfs mensen met een spaarpotje al de schrik op het lijf jaagt? Waarom blijft de Staat met 4% fictieve vermogensinkomsten rekenen, terwijl de gemiddelde belastingbetaler met moeite 1% op zijn spaarrekening vangt? Is dat eerlijk?

Tot zover iets over onze CDA visie op de toekomst. Een oud appel op een nieuwe Apple geschreven en nog altijd hoopvol groen verteerbaar als een appel. Nu nog de eenduidige visie van het kabinet op noodzakelijke natuurlijke groei om de somberheid te verdrijven. Geen boekhoudkundige bellenblazerij voor een betere rating. Geen goed geframede beelden waarin het kabinet gouden bergen belooft, terwijl het brons nog niet eens in zicht is. Nee, heldere daden en kwalitatief goede uitvoering. Minister-president, u hebt eerder laten weten niet van visies te houden. Begin dit jaar zei minister Kamp in een luchtspiegeling desalniettemin dat de herscheppende mens niet moet klagen over de winderige belemmering van diens uitzicht 12 mijl ver nearshore. Zijn collega Schultz predikte daar langs die prachtige Hollandse stranden juist een banenscheppende, nieuwe recreatieve goudkust voor miljoenen binnen- en buitenlanders; daar waar minister Plasterk zijn grootse bestuurlijke vergezicht op Nieuw-Holland in de golven zag verdwijnen; en waar de heer Samsom molens, door steeds hogere belasting gesubsidieerd, zover het oog reikt in de electorale stormwind wil zien draaien.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, Ik wil u er even op wijzen dat u nog maar twee minuten spreektijd hebt.

De heer Brinkman (CDA):

Ik ben er bijna.

Wij weten dat wij steeds harder moeten knokken om in de instabiele wereld overeind te blijven. Gelukkig treedt er een zo te zien ambitieuze nieuwe Europese Commissie aan. Onze actieve en in het algemeen deskundige Minister van Buitenlandse Zaken danken wij nu al voor zijn gemotiveerde inzet voor de belangen van ons land. Wil het kabinet ons voor 1 februari 2015 duidelijk maken welke Europese regels bijna-Commissaris Timmermans nog wel zou moeten implementeren en welke hij zou moeten dereguleren?

In de regio's wordt gensoverschrijdend en werkgelegenheidbevorderend gewerkt. Wil het kabinet bevorderen dat innovatieve orders met een zekere voorkeur daar worden geplaatst en dat dit vergunningvrij gebeurt? Laat het kabinet zich niet te lang bezig houden met zijn experience van stijgende koopkracht hier op de Haagse bühne. De mensen in het land weten wel beter.

De heer Bekker stelde in zijn afscheidscollege dat de inhoudelijke kwaliteit van het overheidsmanagement te wensen overlaat en ook de operationele kwaliteiten van die overheid. Ons land en zijn inwoners hebben recht op de beste mensen op zulke plekken, zonder dat zij miljonair zijn of worden. Wij hopen dat het kabinet eerst wil evalueren wat er op het gebied van functiewaardering en functieroulatie tussen overheid en samenleving echt aan de gang is, voordat het die onderwerpen hier opnieuw aan de orde stelt.

Met oude waarden in nieuwe vormen zullen we in deze blijvende Kamer en overal in het land aan de gang blijven. Het wordt weer tijd voor quality time voor de mensen. Het wordt weer tijd voor de zaken waaraan wij echt hechten in deze virtuele tijd. Wij doen daar graag aan mee.


De heer Hermans i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Nederland staat er beter voor dan een jaar geleden. Maar de wereld waarin wij leven, is onzekerder en bedreigender gebleken dan wij lang hebben gedacht. Het was de afgelopen jaren verleidelijk geworden om te denken dat de vrede, veiligheid, vrijheid en welvaart waarin wij leven, vanzelfsprekend zijn. Dat zijn ze niet. Integendeel, ze vergen continu onderhoud. Deze zomer heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Het neerhalen van de MH17 in Oekraïne schokte de wereld. Bijna 300 slachtoffers, van wie 196 Nederlanders, in één klap uit het leven weggerukt zonder afscheid. Ons medeleven gaat uit naar alle nabestaanden, met hun verdriet om het verlies van hun naasten.

Die barbaarse daad stortte ons land in rouw. Maar zij toonde ook hoe sterk Nederland is als wij schouder aan schouder gaan staan, van de hulpverleners, de marechaussees die onderzoek deden ter plekke, tot aan al die mensen die een waardige thuiskomst mogelijk maakten voor de slachtoffers. Onze waardering voor hen is groot, net als onze waardering voor het optreden van het kabinet na de ramp; van de kalme stuurmanskunst van de premier tot aan de treffende manier waarop ons leed, onze boosheid en onze wil de daders op te sporen onder woorden werden gebracht.

De internationale context is ingrijpend veranderd. Aan de randen van Europa heersen chaos en anarchie en zijn er gewapende conflicten, van Noord-Afrika, via het Midden-Oosten, tot aan Oost-Oekraïne. Dit brengt niet alleen grote veiligheidsrisico's met zich, maar in potentie ook destabiliserend grote stromen vluchtelingen. In Noord-Afrika staan honderdduizenden klaar om een poging te wagen om Europa binnen te komen via de zachte onderbuik van Europa: Griekenland, Italië en Spanje. Het vooruitzicht van nog eens vele honderdduizenden die onze kant op willen komen, baart de VVD-fractie zorgen. Wij kunnen zulke grote stromen niet aan. Onze samenlevingen zullen ontwricht raken. Wij moeten in Europees verband veel nauwer samenwerken op het gebied van grensbewaking en van opvang in de eigen regio. We moeten met onze Europese partners een gezamenlijke en strenge lijn trekken in het asielbeleid. Een Europa dat geen grenzen weet te stellen, heeft geen toekomst. Graag een reactie van het kabinet. Wat is volgens de minister-president de rol van de EU inzake vluchtelingen en grensbewaking? Ziet hij ook het risico van destabilisering in de Unie?

De begroting die het kabinet voor 2015 heeft opgesteld markeert een trendbreuk in de uitgaven aan Defensie. Natuurlijk, 100 miljoen is weinig meer dan een druppel op de gloeiende plaat. Maar het is voor het eerst in 25 jaar dat de continue daling van de uitgaven aan onze veiligheid tot staan is gebracht. Wat de VVD-fractie betreft, is het slechts een begin. We zullen toe moeten naar een niveau van uitgaven dat meer in lijn is met de verplichting die we in NAVO-verband zijn aangegaan. Wij kunnen het ons simpelweg niet veroorloven om op de Amerikanen te blijven leunen. De NAVO is en blijft de hoeksteen van onze veiligheid, maar naarmate de aandacht van de Verenigde Staten verschuift naar andere brandhaarden op de wereld, zoals in de Zuid-Chinese Zee, zullen wij zelf meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor onze eigen veiligheid. Onze vrijheid, onze welvaart kunnen niet zonder die veiligheid bestaan. Het is een illusie dat we onze rechtsstaat in stand kunnen houden, zonder de middelen om haar desnoods met geweld te verdedigen.

Onze manier van leven is de oorlog verklaard. Onze vijand is uit op de vernietiging van de idealen waarop onze open en vrije samenleving is gebouwd. Het radicale moslimextremisme, waarmee we in oorlog zijn, wil onze open samenleving vernietigen. Onze vijanden willen onze universele vrijheden en waarden verruilen voor een gesloten en tribale samenleving. Niet de pluriformiteit is voor hen van waarde, maar blinde volgzaamheid aan hun interpretatie van de islam. Geen politiek op basis van recht maar van geweld en haat.

De heer Thissen i (GroenLinks):

De heer Hermans had het in het begin van zijn betoog over grote vluchtelingenstromen als gevolg van allerlei onrust aan de randen van Europa. Dat kunnen wij niet allemaal opvangen. Eén op de vier inwoners van Libanon is een vluchteling. In de regio worden al heel veel vluchtelingen opgevangen. Dat leidt tot instabiliteit. Vrede en veiligheid zijn niet vanzelfsprekend, hoorde ik de heer Hermans zeggen. Daarna zei hij dat dit moet leiden tot het verhogen van de defensie-uitgaven. Waarom zijn instabiliteit en brandhaarden wel een reden om extra te investeren in de defensie, maar en conflicten in Afrika en in het Midden-Oosten geen reden tot verhoging van het budget voor ontwikkelingssamenwerking zodat volken daar hun eigen ontwikkelingskoers weer kunnen bepalen en een eigen, rustige samenleving kunnen opbouwen? De heer Hermans moet mij toch eens uitleggen waarom dat verband in zijn betoog er niet is.

De heer Hermans (VVD):

Ik heb aangegeven dat het goed is dat er na jarenlange bezuinigingen, waar alle partijen aan meegedaan hebben, er ten aanzien van Defensie een trendbreuk is aangebracht. Het is goed dat wij inzien dat de verdediging van ons land, dat onze eigen veiligheid beter wordt opgepakt.

Daarnaast vraag ik het kabinet op welke wijze het aankijkt tegen de manier waarop wij de gevolgen van de ontwikkelingen aan de zuidkant en de oostkant van Europa het beste kunnen opvangen. Ik heb opvang in eigen regio en een goede grensbewaking genoemd. Ik heb het kabinet gevraagd om zijn visie te geven op de vraag hoe dit het beste kan.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik zou het behartigenswaardig vinden als ik de fractievoorzitter van de grootste regeringspartij in de Eerste Kamer hoor zeggen dat wij op grond van solidariteit misschien de wijze waarop wij met Ontwikkelingssamenwerking omgaan, moeten herijken. Dat moet wellicht anders dan dit en het vorige kabinet gedaan hebben.

De heer Hermans (VVD):

Ik hoor wat de heer Thissen zegt. Ik neem aan dat hij daar in zijn bijdrage specifiek op ingaat. Ik heb namens mijn fractie aangegeven op welke wijze wij tegen het punt van de veiligheid aankijken.

De heer Kox i (SP):

De fractievoorzitter van de VVD besteedt veel aandacht aan de noodzaak om ons te beschermen tegen gevaren van buiten. De grenzen met Noord-Afrika en het Midden-Oosten moet beter afgedicht worden. De NAVO moet versterkt worden. De uitgaven voor defensie moeten omhoog. Vervolgens zegt de heer Hermans: ons is de oorlog verklaard door het moslimextremisme. Je kunt veel zeggen, maar zijn wij in oorlog met het moslimextremisme? Of is er een oorlog in Irak en in Syrië gaande waar nu al honderdduizenden moslims zijn vermoord, onder andere door moslimterroristen? Wat heeft het voor zin te zeggen dat ons de oorlog is verklaard als het echte probleem zich elders voordoet? Wil collega Hermans ook ingaan op de vraag wat wij kunnen doen om het probleem voor die miljoenen mensen daar te verlichten? Vandaag staat er een buitengewoon interessante column van Thomas Friedman in de Volkskrant, waarin duidelijk wordt gemaakt dat wij, wanneer wij de rechtsstaat in Irak en in Syrië zouden versterken, wellicht meer kunnen doen om het gevaar dat ons zijdelings ook bedreigt, aan te pakken. Mag ik daar de overwegingen van collega Hermans over horen? Anders is het wel een erg defensief verhaal: "hullie zijn gevaarlijk voor ons en daarom moeten wij iets gaan doen."

De heer Hermans (VVD):

Ik heb aangegeven dat het goed is dat wij ten aanzien van Defensie die trendbreuk hebben gemaakt. Dat is het eerste dat ik wil constateren. Daar is zeer brede overeenstemming over. Wij vinden dat wij daar de afgelopen jaren duidelijk te weinig aan gedaan hebben.

De heer Kox zegt dat het moslimextremisme daar plaatsvindt. Er zijn duizenden moslims omgekomen. Dat is waar. Dat is al vreselijk genoeg. Maar hij moet eens naar de teksten, naar de opvattingen van IS kijken. Het gaat IS met nadruk om de vernietiging van de westerse beschaving. Dat hoef ik toch niet opnieuw voor te lezen? Dat is toch overduidelijk? Dat komt in alle uitingen naar voren. Dat element is duidelijk aanwezig en overal te zien. Dat is het tweede punt.

Het derde punt is het volgende. Wij moeten kijken op welke manier wij de opmars van IS met alle gevaar, geweld en haat van dien kunnen stoppen. Dat is de eerste opdracht waar de internationale coalitie mee bezig is. Daarna moet bepaald worden wat de internationale coalitie moet doen om daar een stabiele situatie te creëren.

De heer Kox (SP):

Mijn vraag moet nog beantwoord worden. Op basis waarvan zegt de heer Hermans dat een terroristische groepering die slachtoffers maakt in Irak en Syrië ons de oorlog heeft verklaard en ons daarom aanleiding zou moeten geven om van alles en nog wat te doen? De heer Hermans zegt niet wat wij zouden kunnen doen om die landen te helpen om dat terrorisme daar te verslaan. Hij beschrijft ons als degenen die het meest in gevaar zijn — hij deed dat ook met betrekking tot de vluchtelingen — terwijl het probleem zich in die regio voordoet. Waarom concentreren wij ons niet daarop, in plaats van tegen de mensen hier te zeggen dat wij in oorlog zijn? Pas op! Ze komen eraan! Ik zie ze niet komen, maar ik zie wel dat ze in Irak en in Syrië actief zijn. Daar maken ze massa's doden. Waarom is de VVD zo beperkt in haar visie? Zij spreekt een oorlogsverklaring uit, maar gaat niet in op de oorlog die echt plaatsvindt.

De heer Hermans (VVD):

ik vind dat een vreemde redenering van de heer Kox. Wij praten hier over het Nederlandse kabinet en de Nederlandse situatie. Wij hebben het erover wat Nederland moet doen. Ik leg daarvoor een aantal ideeën op tafel. Ik steun het kabinet op het punt van Defensie. Ik steun het kabinet ook voor de manier waarop het heeft ingegrepen in de oorlog ter plaatse. De gematigde groeperingen worden met nadruk gesteund. Dat heb ik aangegeven. Dat heb ik aangegeven. Als ik hier nog een keer zou moeten zeggen wat er allemaal aan het gebeuren is en welke uitspraken IS over de Westerse samenleving doet, kunt u toch niet ontkennen dat IS een nadrukkelijke bedreiging vormt voor onze Westerse samenleving?

De voorzitter:

Tot slot de heer Kox.

De heer Kox (SP):

Wat er wordt gezegd? Er wordt zo veel gezegd in deze wereld. Wat er wordt geroepen? Er wordt zo veel geroepen. Wat er wordt gedaan, dat is volgens mij relevant. Ik vind het een enge visie om te zeggen "omdat ze dingen over ons zeggen, zijn wij in oorlog met hen". U gaat voorbij aan wat er echt gebeurt in de wereld. Voor een liberaal is dat toch eigenlijk een heel vreemde redenering. Maar goed, ik begrijp het. U ziet het probleem daar vooral in de context dat het voor ons een probleem zou zijn. Nogmaals, ik vind dat voor een liberaal toch een beetje eng en nauw.

De heer Hermans (VVD):

Kijken we naar wat Nederland doet. Nederland treedt daar daadwerkelijk op. Nederland beschermt daadwerkelijk de groeperingen die we graag willen beschermen, namelijk degenen die niet op basis van haat en geweld willen opereren. Die groepen krijgen van ons bescherming, daar steken we onze nek voor uit, ter plaatse. We laten dat niet aan anderen over. Ik zie dan ook niet in waar de kritiek van de heer Kox hout snijdt als het gaat om onze inzet.

Ik heb al gezegd dat het echt beangstigend is dat conflicten van duizenden kilometers ver weg ons ook direct raken. IS heeft ook in onze binnensteden aanhang. Ook hier, in deze stad, slagen ronselaars erin jongeren te werven voor de jihad, jongeren die hier vaak geboren en getogen zijn. Vervolgens kan dit extremisme in de samenleving al even extreme reacties oproepen, bijvoorbeeld als van onze medeburgers, omdat zij moslim zijn, een loyaliteitsverklaring wordt gevraagd. Zoiets vragen is in onze ogen verwerpelijk. Wij juichen het toe als medeburgers zich uitspreken tegen IS, maar je mag nooit mensen over één kam scheren vanwege hun afkomst of geloof. En dat is waar zo'n loyaliteitsverklaring op neerkomt: een pervertering van de rechtsstaat die de mensen die zo'n verklaring eisen zeggen te beschermen.

In het bestrijden van deze terreur is het zoeken naar een evenwicht tussen burgerlijke vrijheden en onze veiligheid. Want het is niet alleen de vijand die ons bedreigt, het is ook het gevaar dat wij in onze strijd tegen die vijand zo ver gaan dat we zelf op die vijand gaan lijken, dat wij de rechtsstaat in zijn bescherming uithollen. Onze rol in dit huis als toetser van wetten op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en onze afstand tot de waan van de dag maken ons bij uitstek verantwoordelijk voor het bewaken van de grenzen van onze open, pluriforme samenleving en van onze rechtsstaat.

Een jaar geleden verkeerde Nederland in een economische crisis. Het begrotingstekort liep gevaarlijk snel op, de staatsschuld dijde uit en de kritiek was alom dat het kabinet te veel hooi op zijn vork wilde nemen en geen hervormingen door de Kamers zou weten te loodsen. Op het laatste moment werd onder stoom en kokend water een noodbegroting in elkaar gedraaid. Dat dit lukte, past in een eeuwenoude traditie, namelijk die van Nederlanders als polderaars. In tijden dat het erom spant staan we er, samen, zandzakken te slepen bij hoogwater.

De nieuwe pensioenregels, de Wmo, de aanpassing van de pensioenleeftijd aan de gestegen levensverwachting, de kindregelingen, een nieuw huurbeleid en een broodnodige flexibilisering van de arbeidsmarkt zijn allemaal door de Kamers gekomen, hervormingen waar decennialang veel over werd gepraat, maar weinig aan werd gedaan. Nederland staat er nu beter voor dan een jaar geleden. We durven weer huizen te kopen. We richten vaker nieuwe bedrijven op. We weten steeds beter nieuwe afzetmarkten aan te boren. Onze welvaart begint weer iets toe te nemen. Minder ondernemers gaan over de kop. Ons zelfvertrouwen is toegenomen. Ook de overheid heeft haar zaakjes beter op orde dan een jaar geleden. De rekenmeesters van het Centraal Planbureau hebben becijferd dat het huishoudboekje van de overheid structureel op orde is gebracht. Een fors tekort is veranderd in een klein overschot. Dat is winst, net zoals het winst is dat er in de curatieve zorg voor het eerst sinds de nadagen van het kabinet-Kok II geen overschrijdingen te melden zijn; hulde aan minister Schippers daarvoor.

Dat Nederland er nu beter voorstaat dan een jaar geleden is te danken aan alle Nederlanders die zo veel offers hebben moeten brengen, offers die gepaard gingen met de crisis zelf en met de pijnlijke maatregelen die nodig waren om uit die crisis te komen. Velen hebben de gevolgen gevoeld van 51 miljard euro aan ombuigingen en veranderingen sinds 2010. De een merkte het via hogere belastingen, de ander via lagere uitkeringen, en een derde doordat hij voortaan moet betalen voor voorzieningen die voorheen gratis leken te zijn. En je zult je baan maar hebben verloren of een partner hebben die thuis op de bank is komen te zitten, zonder inkomen, maar ook zonder de voldoening van een baan en het gevoel mee te draaien in de samenleving.

De VVD heeft er van meet af aan ook geen doekjes om gewonden dat het een illusie is om te denken dat we sterker uit de crisis kunnen komen zonder pijnlijke maatregelen die hoe noodzakelijk ook, iedereen zullen raken, dit jaar en ook nog volgend jaar. Maar de offers die de samenleving heeft gebracht, zijn niet voor niets geweest. We zijn klaar om volop te profiteren als de wereldeconomie aantrekt. Nederland staat klaar voor de komende jaren, veerkrachtiger, wendbaarder en flexibeler dan een jaar geleden. Daardoor is het ook beter in staat met veranderingen en tegenslagen om te gaan.

De heer Van Boxtel i (D66):

Ik kan het betoog van collega Hermans helemaal volgen. Hij zegt dat het steeds beter gaat. Nu wil ik niet somberen, maar als ik kijk naar de IMF-besprekingen afgelopen week in Washington, vind ik niet dat je de conclusie kunt trekken dat het structureel weer de goede kant opgaat.

De heer Hermans (VVD):

Ik kom straks nog op een specifiek punt op dat terrein. De IMF-berekening geeft aan dat wellicht sprake kan zijn van een triple dip. Dat heb ik gezien, maar Nederland heeft zich met zijn hervormingspolitiek maximaal voorbereid om tegen een stootje te kunnen. Maar als het gaat gebeuren, hebben we inderdaad weer een nieuw probleem met elkaar. Dat is absoluut waar, ik zal er straks nog iets over zeggen.

Ik zei het al, we zijn beter in staat met veranderingen en tegenslagen om te gaan. We hebben weliswaar reden tot enige tevredenheid, maar we hebben geen enkele ruimte voor zelfgenoegzaamheid. Want hebben we nu genoeg vlees op de botten om een nieuwe grote externe schok op te vangen?

Voor de val van Lehman Brothers bedroeg de Nederlandse staatsschuld zo'n 45% van het bruto nationaal product. Aan het einde van deze kabinetsperiode zal er over een periode van zes jaar voor zo'n 51 miljard euro zijn omgebogen. Dat is een immens bedrag. En toch zal de staatsschuld in 2017 nog steeds op zo'n 70% zitten. Als het scenario van 2008 zich dan zou herhalen, stijgt onze staatsschuld zomaar naar 100% als we niets zouden doen. De schokproef uit de Miljoenennota geeft duidelijk aan dat onze uitgangspositie eigenlijk slechter is dan zes jaar geleden omdat de "airbag" die we vroeger hadden, er eigenlijk niet meer is. We moeten dus zeer alert blijven. Het is maar goed dat we gedaan hebben wat we tot nu toe hebben gedaan. Anders zouden we het sowieso niet kunnen opvangen.

De urgentie van een behoedzaam financieel beleid is dus onverminderd groot. De weerbaarheid en veerkracht van onze samenleving, bijvoorbeeld door versterking van ons onderwijs en onderzoek, is daarbij van groot belang. Wij kunnen niet voorspellen hoe Nederland over twintig jaar zijn geld verdient. Wij weten wel dat het aankomt op onze eigen veerkracht, op het vermogen van koers te veranderen als de wind uit een andere hoek gaat waaien, op de vraag of wij als land, als burgers van dit land, tegen een stootje kunnen.

De VVD is optimistisch over het vermogen van ons, Nederlanders, om ons aan te passen in een snel veranderende wereld. Wij zien technologische veranderingen niet als een bedreiging, maar als een bron van welvaart en welzijn. Daarom verbaast het ons dat de minister van Sociale Zaken als een moderne luddiet alarm slaat over de opmars van robots. Deelt het kabinet dit achteruitgangspessimisme of zijn de optimistische woorden van minister Bussemaker maatgevend, die vorig jaar terecht schreef dat 65% van de kinderen op de basisschool later een baan krijgt die nu nog niet bestaat?

Wat de VVD betreft kan er geen misverstand over bestaan: angst voor de toekomst is van alle tijden en het logenstraffen van die angst door de werkelijkheid is dat evenzeer. Dit proces is van alle tijden en we noemen het vooruitgang. Waarom zou dat nu anders zijn? Wie had tien jaar geleden kunnen denken dat app-ontwikkelaar, gamedesigner en onlinestrateeg nu veelgevraagde beroepen zouden zijn? We kunnen elkaar de put in praten omdat de robot onze banen afpakt, maar we kunnen ook onze energie steken in het opnieuw uitvinden van ons onderwijs en van onze sociale zekerheid, zodat mensen in staat zijn hun hele leven te blijven leren en zich te blijven ontwikkelen.

Dit brengt mij op de opdracht van het kabinet voor de komende twee jaar of, beter gezegd, een aantal opdrachten die nauw met elkaar samenhangen. Het kabinet moet omstandigheden scheppen voor economische groei en banen creëren. Het belastingstelsel moet zo worden hervormd dat die groei ook mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast moet het kabinet alert blijven op de uitvoering van het beleid zoals dat door beide Kamers is aangenomen.

De VVD is blij dat het kabinet een voorzet heeft gegeven voor een nieuw belastingstelsel. Voor ons is het van belang dat het belastingstelsel eenvoudiger wordt, met minder toeslagen en uitzonderingen, en dus met minder kans op fraude. Ook willen wij dat werken aantrekkelijker wordt. De honderdduizenden die zonder werk thuis zitten, zijn een opdracht voor ons allemaal. Wij kunnen het ons als land niet permitteren dat zovelen aan de kant staan en niet aan de bak komen. Dat is niet alleen voor hen een drama, maar ook voor ons land. Terecht is er brede overeenstemming over het verlagen van lasten op en kosten voor arbeid.

Maar ik plaats er graag twee kanttekeningen bij. Ten eerste: hoe betaal je dat? Wat ons betreft niet door spaargeld zwaarder te gaan belasten. Als je met hard werken geld opzij hebt weten te zetten, dan is dat geld al vele malen belast. De fiscus is al een rupsje-nooit-genoeg als het om spaargeld gaat. Bovendien, het nog zwaarder belasten van spaargeld is fnuikend voor onze welvaart, want dat spaargeld zit in onze economie, in onze fabrieken en bedrijven. Het is geld dat kan worden uitgeleend zodat iemand anders er zijn investeringen mee kan financieren, er zijn bedrijf mee kan uitbreiden en mensen aan kan nemen.

Ten tweede: de belastingdruk sec vertelt niet het hele verhaal. Of het voor een ondernemer aantrekkelijk is om mensen aan te nemen, hangt ook van de regeldruk af. Het is die regeldruk die in hoge mate onze concurrentiekracht en ons vestigingsklimaat bepaalt. Hoe lager die druk, hoe meer ruimte voor ondernemers en dus voor onze welvaart voor economische groei en voor het scheppen van banen.

Toch weten we de sirenenzang om meer regels vaak niet weerstaan, bijvoorbeeld als we banken zo veel regels opleggen, dat de kredietverlening aan het kleinbedrijf stilvalt. Het is begrijpelijk dat we boos zijn op bankiers die er een potje van hebben gemaakt.

De heer Koffeman i (PvdD):

Collega Hermans kan wel meevoelen met een verlaging van de belasting op arbeid, maar hij weet niet waarvan dat dan gefinancierd moet worden, in ieder geval niet door spaargeld en vermogens te belasten. Kan hij zich voorstellen dat dit betaald kan worden uit het zwaarder belasten van grondstoffen? Dus: dat wat schaars is zwaarder belasten en dat wat in overvloed aanwezig is, namelijk arbeid, lager belasten.

De heer Hermans (VVD):

Het allerbelangrijkste is dat we sowieso de belastingdruk in Nederland gaan verlagen. Daarom begrijp ik goed dat het kabinet zegt dat er de komende jaren zo'n 10 tot 15 miljard nodig is en dat de ruimte die kan ontstaan als de economie gaat aantrekken, met name daarvoor zal worden ingezet.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Ik vraag de heer Hermans of hij zich kan voorstellen dat je, als je de belasting op arbeid verlaagt, de belasting op grondstoffen verhoogt. Zijn collega aan de overzijde, de heer Zijlstra, kan zich dat goed voorstellen. Het kan belangrijk zijn als ook de VVD in de Eerste Kamer er zo over denkt.

De heer Hermans (VVD):

Als je de belasting op arbeid wilt verlagen, moet je bekijken langs welke kanalen het Rijk inkomsten krijgt. Of het kan, zal van geval tot geval bekeken moeten worden, dit om de concurrentiekracht van Nederland niet te ondermijnen. Dat vinden wij een belangrijk punt. Ik heb ten aanzien van het Belastingplan een paar kanttekeningen gemaakt met betrekking tot de belasting op spaargeld. Dat heb ik aangegeven.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Kofffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik vroeg of de heer Hermans zich kan voorstellen dat je dat wat in overvloed aanwezig is, namelijk arbeid, minder belast en dat wat enorm schaars is, grondstoffen dus, hoger belast. Ik hoor geen antwoord op die vraag.

De heer Hermans (VVD):

Ik heb gezegd dat het goed is dat we ten aanzien van het belastingstelsel al die variaties gaan bekijken. Natuurlijk moet je kijken naar dit soort punten. Ik ga echter niet bij voorbaat roepen dat we dat moeten doen. We moeten nadrukkelijk kijken naar de effecten ervan op onze economie. Het gaat er in de kern om dat we meer banen willen hebben en dat we concurrerend blijven.

Ik was gebleven bij de sirenenzang om meer regels. Het is begrijpelijk dat we boos zijn op bankiers die er een potje van hebben gemaakt, maar kredietverlening is de olie van onze economie. Als we dan de hele financiële sector de duimschroeven aandraaien en daarin ook nog eens ver voor de troepen uit lopen in Europa, knijpen we onze economie af, schieten we onszelf in de voet en is er van een gelijk speelveld geen sprake.

De heer Kox (SP):

Het valt mij op dat collega Hermans grote woorden gebruikt als het gaat over de internationale politiek en over de staatsschuld, maar dat hij vervolgens de frase uitspreekt: "we mogen best boos zijn op bankiers die er een potje van hebben gemaakt, maar (…)". Dat potje veroorzaakte toch die geweldige crisis die honderdduizenden of miljoenen mensen hun baan kostte, die staten ruïneerde, banken bankroet maakte en ondernemers over de kop liet gaan? Mijnheer Hermans, mogen we die grote woorden over internationale verhoudingen, over onze vijanden en over de overheid, ook horen over bankiers die er een potje van hebben gemaakt en die zich inmiddels alweer laten betalen zoals ruim voor de crisis? Mogen we dan ook wat straffere taal horen? Kan een liberaal ook hard en kritisch zijn op diegenen die binnen het kapitalistische bestel de zaak naar de filistijnen hebben laten gaan?

De heer Hermans (VVD):

Ik zal nog eens herhalen wat ik precies heb gezegd. Ik begrijp niet wat dan nog harder zou moeten. Ik vind het prachtig, maar ik ben nu eenmaal een mild mens. Het is begrijpelijk dat we boos zijn op bankiers die er een potje van gemaakt hebben. Wat moet je meer zijn dan boos? Wat moeten we dan zeggen, dat ze er een puinhoop van hebben gemaakt? Dat zijn uw woorden. Ik ben minder van dat soort woorden.

Ik heb aangegeven dat we wel moeten kijken naar een gelijk speelveld. Dat doen we ook als we onze boeren en tuinders, die zeer productief zijn, zeer concurrerend en zeer duurzaam, extra regels opleggen boven op de Europese. In plaats van die kip met de gouden eieren te koesteren, buitelen we over elkaar heen om haar kaal te plukken. Maar onze regeldrift raakt niet alleen de boer en de bankier. Die regelreflex raakt ook de onderwijzer en de verpleegkundige. Het maakt hen eerst wanhopig en vervolgens moedeloos.

De druk op politici om na een incident direct om meer regels en meer overheidsbemoeienis te roepen, is groot en blijkbaar moeilijk te weerstaan. Bij elk incident, bij ieder probleem, wordt er een Kamerdebat aangevraagd. Van de minister worden op hoge toon maatregelen geëist. Dat leidt tot steeds meer regels en steeds meer ergernis bij de mensen die met die regels moeten werken.

Neem nu de uitvoering van de drie decentralisaties waarmee het kabinet het de komende tijd heel druk zal hebben. Er zullen ongetwijfeld zaken mis gaan. We moeten daar bovenop zitten en het goed in de gaten houden, altijd. Taken op het gebied van zorg, van welzijn en van participatie worden losgelaten. Als er ergens iets misgaat, zal dat loslaten direct leiden tot de roep om nieuwe regels. Ik zie het als onze taak, van ons als senatoren, om ons teweer te stellen tegen die reflexpolitiek. Onze samenleving wordt niet mooier van de regeldrift. Durven we mensen nog te vertrouwen? Geloven we in professionele autonomie?

Neem de overgereguleerde zorg. In het Groningse Bedum begon zorginstelling De Hoven in 2011 een experiment met werken met veel minder regels. Het resultaat? Bewoners die de regie over hun leven terugkregen en medewerkers die het plezier weer terugkregen in hun werk. Het kan dus wel. En het is goed dat staatssecretaris Van Rijn de ervaringen die hier en elders in het land zijn opgedaan opneemt in zijn vernieuwingsagenda voor de zorg. Want als wij mensen hun verantwoordelijkheid afnemen, nemen we ze ook hun vrijheid af, en dat terwijl onze samenleving juist schreeuwt om ruimte om verantwoordelijkheid te kunnen nemen, om op eigen benen te staan en minder naar de overheid te kijken en meer naar elkaar. Dat is toch de essentie van het kabinetsbeleid?

Als we doorgaan op de weg van steeds meer regels, lopen we vast. Inherent aan regels is dat er uitzonderingen voorkomen. Die uitzonderingen roepen weer nieuwe regels op. Op een gegeven moment zijn regels niet meer handhaafbaar. Maar ze zijn wel verstikkend. Er komt dan een punt dat de emmer overloopt en mensen het niet langer pikken. Dat is zorgelijk, want de legitimiteit van regels is toch een noodzakelijke voorwaarde voor een rechtsstaat?

Je zou alle regels die we met zijn allen optuigen kunnen zien als even zoveel Lilliputters die de Gulliver van het maatschappelijk initiatief, de kracht van de samenleving, onnodig beperken en verzwakken. De risicoloze samenleving is het nieuwe gouden kalf. Het is aan ons om daar heel kritisch over te zijn, om vraagtekens te plaatsen bij de drang, elk risico via regels uit te sluiten en om een streep in het zand te trekken en te zeggen: tot hier en niet verder. Want hoe meer regels en controlemechanismes we optuigen, hoe dichter we komen bij de dystopie van de negentiende-eeuwse anarchocommunist Peter Kropotkin: Jeder ist Generalinquisitor des moralischen Verhaltens seiner Nachbarn. Maak je een fout? Dan gaat je kop eraf.

Een jaar geleden was de kritiek op het kabinet dat het te veel wilde, maar te weinig zou bereiken. De verwachting was dat de voorgenomen hervormingen zouden stranden in dit huis. Die verwachting van velen is niet uitgekomen. Met de ChristenUnie, de SGP en D66 werden akkoorden gesloten waardoor er in beide Kamers een meerderheid ontstond voor grote hervormingen; waardering daarvoor. Mijn waardering gaat in dit verband ook uit naar de collega's van het CDA. Waar in de Tweede Kamer het CDA tegen de hervorming van de Wmo en tegen de stroomlijning van de kindregelingen stemde, nam het CDA in de Eerste Kamer wel zijn verantwoordelijkheid. Een goed voorbeeld doet blijkbaar goed volgen, want bij de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer bleek uit de tegenbegroting van het CDA dat hervormingen opeens niet meer werden teruggedraaid. Het is misschien een beetje verwarrend, maar beter laat dan nooit.

De heer Van Boxtel (D66):

Voordat dit weer gecorrigeerd moet worden in het verslag, heb ik nog een opmerking. Deze liefdesverklaring van de VVD aan het CDA, op weg naar de verkiezingen, stoelt op een fout. Het ging niet om de Wmo, want daar heeft het CDA tegen gestemd, maar om de Wet op de jeugdzorg. Even voor de helderheid.

De heer Hermans (VVD):

Excuus. Het is mooi dat het CDA in deze Kamer nadrukkelijk op dit punt wel een aantal verantwoordelijkheden heeft genomen.

De afgelopen jaren is veel gesproken over de rol van dit huis in het politieke proces. Vorig jaar ben ik in mijn bijdrage ook al uitgebreid ingegaan op het snel veranderende politieke landschap en de implicaties daarvan voor het functioneren van ons parlementaire systeem als geheel. Het is te simpel om alleen de rol van de Eerste Kamer te beschouwen. Denk aan de snel wisselende kiezersvoorkeuren en een snelle opeenvolging van verkiezingen in onze voorheen zo vaak saai genoemde politiek. Denk ook aan de veranderingen vanwege de Europese samenwerking en de decentralisatie van veel taken naar gemeenten en provincies. Deze ontwikkelingen hebben op zichzelf al grote gevolgen.

De brief van minister Plasterk van eind september als uitvoering van een motie in de Tweede Kamer bevat niet veel meer dan een opsomming van bekende feiten. Ook ligt de nadruk erg op het functioneren van de Senaat. Het gaat de VVD er juist om, te onderzoeken of, en zo ja hoe, de werking van ons hele parlementaire stelsel kan worden verbeterd. We moeten niet slechts inventariseren waarom er een tweekamerstelsel is en wat daarin veranderd kan worden. We moeten ook nadrukkelijk bekijken hoe bevoegdheden verdeeld zijn. We moeten analyseren hoe ons parlementaire systeem kan worden verbeterd, gelet op de grote veranderingen, zowel nationaal als internationaal. Er zijn heel veel opvattingen over. Vele collega's hebben er ideeën over geuit, bijvoorbeeld over rechtstreekse verkiezingen van de Eerste Kamer of over een eenkamerstelsel. Afgelopen maand stonden er in een Nederlands journalistenblad weer twee grote artikelen. Het lijkt me toch zinvol dat we een keer duidelijke lijnen trekken met betrekking tot al die verschillende opvattingen. Wat betekenen deze voor ons staatsbestel, ons parlementaire systeem, in de komende jaren?

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Collega Hermans wil een onderzoek naar het parlementaire stelsel. Het is ons in de afgelopen dagen al duidelijk geworden dat hij in die richting denkt. Als je zoiets doet, moet er natuurlijk een urgent probleem zijn. Wat is zijn analyse? Waarom moet er een zwaarwichtig onderzoek ingesteld worden naar ons parlementaire stelsel? Wat gaat er nu dan fout?

De heer Hermans heeft net gezegd dat dit kabinet de meeste hervormingen sinds vele jaren heeft uitgevoerd. Dat is gebeurd in de situatie die we kennen, met de Eerste Kamer zoals deze is samengesteld. Dat is toch prima gegaan?

De heer Hermans (VVD):

De zaken gaan goed, maar je moet toch goed analyseren wat er aan de gang is. Er is sprake van een versplintering in de politiek. Verkiezingen volgen elkaar snel op. Dat hebben we de afgelopen jaren kunnen zien. We zien grote veranderingen, zowel nationaal als internationaal. We zien ontwikkelingen als taakverschuivingen, richting Brussel en richting gemeenten en provincies. In de afgelopen periode is dit inderdaad goed gegaan. Is het echter niet zaak om eens met elkaar te bekijken wat een en ander betekent? Iedereen komt met oplossingen. U kwam zelf met de oplossing om de Eerste Kamer rechtstreeks te laten kiezen. Een heleboel mensen denken daar weer anders over.

Dit zijn allemaal opvattingen over ons staatsbestel, ons parlementaire stelsel. Wij vinden dat we die eens op een rijtje moeten zetten en dat we daar met elkaar over moeten praten, via een commissie. Wat zijn de verschillende modaliteiten om te komen tot een bestel dat ook de uitdaging voor de komende periode aankan? Als je er pas over gaat nadenken als de zaken fout of vast zijn gelopen, ben je gewoon te laat.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

De heer Hermans noemt zaken die deel uitmaken van het algemene debat. De dwingende logica om te komen tot een onderzoek naar het parlementaire stelsel is hiermee voor mij niet duidelijk. We hebben in het verleden ook allemaal onderzoeken gehad. Nog maar tien jaar geleden is er de Nationale Conventie geweest. Als er in de afgelopen jaren gediscussieerd werd over het parlementaire stelsel, ging het over de Eerste Kamer. Dat is het punt. Het onderzoek dat de heer Hermans voorstelt, zal zich natuurlijk richten op de Eerste Kamer. Wat wil hij daar precies mee? Moet hij, als fractievoorzitter van de VVD in dit huis, dit voorstel doen? Ik zeg dit ook tegen de achtergrond van de uitspraken van de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij heeft gezegd: als het zo gaat, moeten we nog maar eens zien of de Eerste Kamer nog wel in deze positie moet blijven. In dat opzicht vertrouw ik het voorstel dus niet helemaal.

De heer Hermans (VVD):

Het gaat ons erom dat we met elkaar praten over de toekomst van ons parlementaire stelsel. Overal zie je dat daar grenzen aan bereikt zijn. In allerlei landen, ook in Nederland, loopt de discussie hierover volop. Iedereen heeft er zijn opvattingen over. Het is heel goed als we die opvattingen eens bij elkaar zetten. Laten we kijken naar verschillende oplossingsrichtingen. Het gaat niet alleen over de rol van de Eerste en de Tweede Kamer. Het kan ook gaan over het kiesstelsel. Het kan ook gaan over de manier waarop formaties tot stand komen. Dat zijn allemaal elementen. De vraag is hoe we er in de komende periode voor kunnen zorgen dat ons land die krachtige bestuurlijke lijn kan blijven behouden die we in de afgelopen tijden hebben gehad. Daarop moeten we preluderen. Daar moeten we naar kijken. Wat gaat dit betekenen? Dat is de insteek van mijn bijdrage vandaag.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik ben bang dat de heer Hermans hiermee een doos van Pandora opent. Hij noemt een aantal zaken die onderzocht moeten worden. De kiesdrempel komt vast ook nog voorbij. Ik vind het allemaal veel te breed.

De heer Hermans (VVD):

Er is een grote hoeveelheid aan opvattingen over het functioneren van ons parlementaire bestel. Allerlei partijen, binnen en buiten dit huis, ook juristen, schrijven erover. Het is goed om die zaken eens op een rijtje te zetten en om daarnaar te kijken. We moeten ons afvragen of ons huidige stelsel voor de komende jaren het beste stelsel is. We moeten alle taken en bevoegdheden, waar die op dit moment ook precies liggen, eens goed tegen het licht houden.

De heer Brinkman i (CDA):

U ziet, mevrouw de voorzitter, dat het CDA geduldig zijn beurt afwacht. Onze tijd komt wel weer.

Ik dank de heer Hermans oprecht voor zijn compliment aan ons. Dat bewijst maar hoezeer de Eerste Kamer nuttig en nodig is. Het is ook belangrijk om dit vast te stellen. Collega Van Boxtel heeft hem nu de helpende hand gereikt. In de Tweede Kamer, of althans in Amsterdam, heeft diens collega aangekondigd dat hij graag minister-president wil worden. De heer Hermans moet dus even opletten wie hij te vriend houdt.

Dan kom ik op mijn concrete vraag. We praten over decentralisatie en het decompliceren van de regelgeving. Dat is in ieder geval onze prioriteit. Het gaat erom, de verantwoordelijkheid terug te leggen in de samenleving om de economie zo ook wat op te peppen. Is het niet beter om de komende tijd daar onze tijd in te stoppen in plaats van te delibereren over het staatsbestel? Het kabinet is tenslotte nog niet klaar, althans wat ons betreft.

De heer Hermans (VVD):

Het is niet het een of het ander. Het is toch heel goed om met elkaar te bekijken of het huidige bestel goed functioneert? Er vinden nu allerlei veranderingen plaats. Er bestaan allerlei ideeën over. Is het dan niet goed om voordat we eventueel op problemen stuiten, met elkaar te bekijken wat het beste stelsel is? Dat is het enige wat de VVD-fractie vorig jaar gezegd heeft. Het gaat niet simpelweg over de Eerste Kamer. Iedereen probeert het iedere keer die kant op te duwen. Er worden ook voortdurend artikelen over geschreven. Wij zeggen echter: kijk eens wat breder. Kijk eens hoe dat parlementaire stelsel functioneert in al zijn facetten. Denk aan de verkiezingen en de kabinetsformatie. Die punten spelen hierbij.

De heer Brinkman (CDA):

Maar de onrust die u veronderstelt, komt bij de bevolking niet zozeer doordat men niet weet of er een gekozen burgemeester komt, hoeveel partijen er opgeruimd moeten worden en wat er precies met deze Kamer gebeurt. Die onrust is er omdat mensen in vele gevallen zonder werk zitten en terugvallen in positie. In het nieuws gaat het vandaag over dit onderwerp. Ik geef het nieuws er verder niet de schuld van, maar de inhoudelijke onderwerpen krijgen relatief weinig tijd. Misschien gebeurt dit nog in de loop van de dag in de kranten en in de journaals. We hopen dat die slechts 11% van de bevolking die blijkens opiniepeilingen geïnteresseerd is in een herziening van het staatsbestel, eerst tevredengesteld wordt, samen met die andere 89%, door de oplossingen die hier worden aangedragen aan het kabinet om nog beter beleid te voeren.

De heer Hermans (VVD):

Ik geloof dat 95% van mijn pagina's gaat over alle andere problemen die er nu zijn. Ik heb dit punt als laatste opgepakt. Ik weet dat dit veel aandacht krijgt; dat was vorig jaar ook het geval. Laten we er niet de ogen voor sluiten dat het goed is om ook eens vooruit te kijken. Als het CDA al zo vooruitkijkt naar de volgende premier van D66-huize, mag ik ervan uitgaan dat het ook goed is om eens te bekijken hoe ons parlementaire stelsel eruit moet zien.

De heer Brinkman (CDA):

Ik probeerde het debat in mijn bijdrage over de inhoudelijke onderwerpen te laten gaan, totdat ik door de voorzitter werd afgekapt. Nu hebt u via interrupties zorgvuldig extra tijd gekocht.

De heer Kox (SP):

Collega Hermans kent het spreekwoord: als de vos de passie preekt, boer pas op uw kippen. Kan hij ons uitleggen dat er in dit voorstel niks aan de hand is met vos, passie en kippen, dat dit geen operatie "beperking overlast parlement voor regering" is? Ik hoop dat zijn voorstel aansluit op een motie die ik twee jaar geleden heb ingediend en die met algemene stemmen, dus ook met die van de VVD, is aangenomen. Hierin werd het kabinet gevraagd om met een visie te komen op de modernisering van het bestuur in Nederland. Minister Plasterk heeft daarna een aantal pogingen gedaan om een en ander op papier te zetten. Volgens de minister-president was het een kwestie van twee weken, maar het duurde een jaar. Vervolgens zei deze Kamer: dat is het toch niet.

Ziet collega Hermans zijn voorstel als een vervolg op die motie? Is het dan niet verstandig om eerst de visie te vragen — misschien niet de visie van minister Plasterk, hij heeft de handdoek in de ring gegooid — van de minister-president? Hoe vindt hij dat er in moderne tijden moet worden omgegaan met de belangrijke zaken die de heer Hermans noemt? Denk aan het parlement, de overheveling van macht naar Brussel, de overheveling van macht naar de gemeenten. Dan komt de heer Hermans iets verder weg van de verdenking — ik zeg niet dat die de mijne is — dat de vos de passie aan het preken is.

De heer Hermans (VVD):

Mijn bijdrage van vandaag is volledig in lijn met hetgeen ik er vorig jaar over heb gezegd. Het is veel te eenvoudig om ideologisch en eenogig alleen maar te kijken naar de vraag of de Eerste Kamer wel een rol of geen rol moet spelen. Daar heb ik het niet over. Ik heb ook vorig jaar gezegd dat we de discussie daarvan moeten weghalen. Iedereen praat erover, maar juist de Eerste Kamer zou moeten zeggen: laten we eens naar het parlementaire stelsel kijken. U hebt een tijdje geleden een motie ingediend over hervormingen in brede zin. Die is breed aangenomen. In de lijn van die motie en in lijn met wat ik vorig jaar heb gezegd, kom ik ook dit jaar met dit verhaal op tafel. Moeten we daar niet naar kijken? Het valt mij op dat als dit maar even speelt, er tientallen opvattingen, ook door de collega's hier, naar buiten worden geventileerd. Zouden we deze zaken niet eens bij elkaar moeten zetten? Dan kunnen we met elkaar een lijn uitzetten. We kunnen een aantal mensen vragen het voor ons op een rij te zetten en dan kunnen we erover spreken. Daarom leg ik dit dit jaar opnieuw op tafel.

De heer Kox (SP):

Ik wijs het idee om daarnaar te kijken of te laten kijken door een staatscommissie niet af. Mijn partij bepleit dit namelijk al sinds jaar en dag. We hebben hier een seminar gehouden met verschillende politieke partijen. We hebben er een boek over geschreven. Er is het nodige te doen. Zouden we echter niet eerst moeten afmaken wat we al besloten hebben? In die motie uit 2012 werd namelijk om een samenhangende visie gevraagd. Die hebben we nog steeds niet gekregen. Minister Plasterk heeft gezegd: ik schei ermee uit; ik krijg die provincies niet eens rond, dus ik ga het niet doen. Laten we de visie van het kabinet vragen. Daarna kunnen wij er verder over discussiëren en kan een staatscommissie ermee aan de slag gaan. U vroeg dat in 2012 samen met mij. Kunnen we die vraag niet herhalen en uw voorstel daarbij inpassen? Dat lijkt mij in dit verband een meer koninklijke weg.

De heer Hermans (VVD):

Ik heb dit punt opgevoerd omdat ik het van belang vind om hierover met collega's te spreken en om de reactie van het kabinet te horen. Het lijkt mij zinvol om in tweede termijn te bekijken wat dit oplevert en om dan te horen welke kant de verschillende collega's op willen. Iedereen wil in de ark van Noach stappen, maar de ene wil er niet overheen omdat er een grenen ophaalbrug ligt en de ander wil toch liever een ebbenhouten brug hebben. Zo kunnen we wel door blijven gaan. We moeten toch een keer besluiten om een en ander op een rijtje te zetten en daar eens goed naar te kijken. We hebben het in 2012 gezegd. Ik heb er vorig jaar iets over gezegd. Op de een of andere manier loopt het allemaal vast. Daarom stellen we voor om een stap verder te gaan. Dat moeten we toch een keer doen, gelet op het feit dat we naar de toekomst moeten kijken. We moeten niet alleen reageren als er iets fout gaat.

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik weet niet of GroenLinks nog kan verwachten dat ze ook nog gecomplimenteerd wordt in de rest van het betoog van collega Hermans? Ik denk van niet, dus laat ik een wat scherpere interruptie plegen. De discussie over de Eerste Kamer komt bij de VVD toch op omdat men bij de formatie het advies vergeten is om te proberen een kabinet te vormen dat op een vruchtbare samenwerking kan rekenen met de Staten-Generaal. Zoals u weet, wordt deze gevormd door de Tweede en de Eerste Kamer. Dat was voorheen altijd het advies. De VVD is dat vergeten en heeft vooral naar de Tweede Kamer gekeken. Dan wordt de koning, toen nog de koningin, een keer niet betrokken bij de formatie en dan wordt gelijk die klunzige fout gemaakt dat men alleen naar de Tweede Kamer kijkt. Ineens denkt de VVD: hé verhip, er is ook nog een Eerste Kamer; daar hebben we geen meerderheid dus dat wordt lastig! Dan moet er dus discussie gevoerd worden. Dat is één.

Ten tweede leven we in een tijd dat burgers in ons land worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid, hun zelfredzaamheid en hun eigen organiserende vermogen. Daar wordt heel verschillend over gedacht, maar de grondlijn ervan accepteert GroenLinks hartstochtelijk.

Ik ben ervoor als de heer Hermans met zijn motie bedoelt dat ook gekeken moet worden naar andere participatieve mogelijkheden voor burgers om betrokken te zijn bij ons parlementaire stelsel. Dan bedoel ik dus niet het traditionele één keer in de zoveel jaren stemmen om mensen te kiezen die al dan niet samen een regering zullen vormen en die problemen kunnen krijgen door een ander deel van het parlement. Als de heer Hermans hierbij ook betrekt dat er naar het huis van Thorbecke wordt gekeken — daar ben ik zeer voor — zoals de vorige spreker, Tiny Kox, zei, is het allemaal veel breder, maar dan raak je volgens mij wel de zaken die je echt moet raken, wil je het een keer fatsoenlijk doen. Als de heer Hermans dat er allemaal onder verstaat, inclusief het initiatiefvoorstel van onze voormalige partijleider Femke Halsema om de rechter de mogelijkheid te geven om te toetsen aan de Grondwet, een constitutionele toets dus — dit moet nog een keer in tweede lezing door de Staten-Generaal gaan — bevordert hij dat GroenLinks met grotere welwillendheid naar zijn motie zal kijken.

De heer Hermans (VVD):

Er is nog geen motie. Ik moet misschien wel weer een nieuw compliment uitdelen, in dit geval aan de fractie van GroenLinks. Ik begrijp dat zij de rol van de koning bij de formatie terug wil hebben. Dat is op zichzelf een pluspunt.

Als we het hebben over het functioneren van onze parlementaire democratie en het functioneren van onze parlementaire instanties, gaat het dus ook over de vraag op welke manier burgers bij het bestuur betrokken kunnen worden. Welke mogelijkheden zijn er? Dat zijn allemaal elementen die je dan kunt bespreken. Laten we niet bij voorbaat roepen dat iets wel of helemaal niet moet. Wij vragen het kabinet of het een staatscommissie kan instellen. Wij kunnen dat niet doen. We zullen bekijken of dit voldoende steun heeft van de collega's. De samenstelling en de taakopdracht kunnen in overleg met de Eerste en Tweede Kamer bekeken worden.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik zal in mijn eigen termijn inhoudelijk reageren, maar ik heb nu één prangende vraag. De heer Hermans heeft heel veel vragen opgeroepen, maar ik heb nog geen begin van een eigen duiding gehoord. Wat moet er volgens hem veranderen? Daar heb ik behoefte aan. Wat vindt hij niet goed gaan? Hij kan wel een heleboel vragen stellen, maar waar staat hij zelf als het gaat om de beoogde veranderingen in het parlementaire stelsel?

De heer Hermans (VVD):

Het gaat ons vooral om de bestuurbaarheid van Nederland en de betrokkenheid van burgers, die wellicht op een andere manier kan dan in de afgelopen twee eeuwen. Daar moeten we goed naar kijken. Wat betekent dat? Op een heleboel van onze vragen heeft iedereen zijn eigen antwoord. De een wil het zus en de ander wil het zo. Wij stellen voor om verschillende ideeën en opvattingen naast elkaar te leggen en vervolgens daar een aantal besluiten over te nemen. Ik hoop dat we daar overeenstemming over kunnen bereiken. Op dit punt zijn de verschillen van opvatting over hoe het zou moeten namelijk zeer groot.

De heer Van Boxtel (D66):

Nu schetst u weer de verschillen van opvatting. Mijn partij is ooit opgericht om heel direct fundamentele wijzigingen in het functioneren van de democratie te bewerkstelligen. Ik voel een beetje met u mee, want u merkt dat de oppositie allerlei vragen heeft. Ik durf echter zo een rijtje te noemen van zaken die wij willen. Dat vinden wij namelijk al 40 of 50 jaar. Van u hoor ik niets concreets, ik hoor alleen maar vragen. Ik wil van u horen wat volgens de VVD niet goed gaat binnen het parlementaire stelsel. Wat wilt u eventueel als inzet meegeven aan die staatscommissie?

De heer Hermans (VVD):

Als we kijken naar de veranderingen, de directe betrokkenheid van burgers en de manier waarop ze hun mening en opvattingen kenbaar kunnen maken, zou dit kunnen leiden tot andere participatiemogelijkheden. Wij stellen voor om naar deze zaken te kijken. Daar kun je allerlei ideeën over hebben. Wij willen met elkaar spreken over de vraag waarop we in de komende periode het beste kunnen inspelen.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Boxtel. Daarna wil ik dit onderdeel even afsluiten.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik ken de spelregels. De heer Hermans heeft het over de wijze waarop burgers kunnen meepraten. Zijn partij heeft 20 jaar een correctief referendum gefrustreerd, maar nu wordt dit door de heer Hermans bepleit.

De heer Hermans (VVD):

Dat is ook weer zoiets. Dat is zo makkelijk. Als iemand iets zegt, kun je meteen roepen: dus bent u daarvoor. Ik vraag nu juist om te zien wat voor mogelijkheden er zijn en hoe het beter kan functioneren als die problemen zich zouden gaan voordoen. Want je ziet allerlei ontwikkelingen, je ziet de druk op de politiek steeds meer toenemen, je ziet snellere kiezerswisselingen, je ziet allerlei formaties snel achter elkaar komen. Hoe zouden we dat misschien op een andere manier kunnen organiseren, waardoor de slagkracht van onze democratie vol overeind blijft? Dat is waar ik het over zou willen hebben.

Ik ga naar een slot toe. Ik ben begonnen te zeggen dat ons land er beter voor staat dan een jaar geleden, maar de vanzelfsprekendheid waarmee we onze vrijheid en veiligheid beleefden, is verdwenen. We zijn gedwongen om op te treden om onszelf te kunnen verdedigen, van de bergen, dorpen en steden in Noord-Irak tot de binnensteden van ons land. Het snel veranderende politieke landschap maakt ons bewust van de noodzaak de werking van onze instituties tegen het licht te houden. De overheid is nog steeds te groot, maar we hebben een begin gemaakt met het groter maken van de speelruimte voor de samenleving, voor ons allemaal. De hevige economische concurrentie, de hevige internationale instabiliteit, er is veel om ons zorgen over te maken, maar nog meer om gerust te zijn wanneer we kijken naar de kracht van ons land. Want er zit een stevig fundament onder onze welvaart, onze vrijheid, onze veiligheid en ons welzijn. Dat fundament zijn wij, die 17 miljoen Nederlanders. Het komt nu aan op onze veerkracht.


Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):

Voorzitter. Voordat ik begin met mijn betoog, wil ik stilstaan bij het verlies van onze collega Willem Witteveen. Hij werd onverwachts met vrouw en dochter weggenomen uit ons midden, hetgeen ons allen diep heeft geraakt, in het bijzonder de PvdA-fractie. Het boeket rode rozen op zijn lege plaats op de dag dat wij hem hier in de Kamer herdachten, maakte zijn afwezigheid tastbaar en deed ons beseffen dat hij nooit meer terugkomt. Onze gedachten gaan uit naar de familie van Willem Witteveen en alle nabestaanden van de vliegramp.

Ik begin mijn betoog. Een grote groep mensen staat aan de kant. Een grote groep mensen ligt wakker, te piekeren hoe de rekeningen moeten worden betaald. Een grote groep mensen vraagt zich af of zij aan het werk kunnen blijven. Een grote groep mensen vraagt zich af: krijg ik nog een baan?

Niets "banen, banen, banen"; "werkloosheid, werkloosheid, werkloosheid" is de slogan van dit kabinet. Sinds het aantreden van dit kabinet zijn er 183.000 banen verloren gegaan. In één jaar 100.000 banen. Terwijl de werkloosheid record na record breekt, terwijl mensen het zelfs opgeven om nog te zoeken naar een baan, beperkt dit kabinet vanaf 1 januari volgend jaar de WW en het ontslagrecht, morrelt het aan de hypotheekrenteaftrek en worden we opgezadeld met hogere belastingen, hogere premies, hogere accijnzen, hogere btw en hogere huren.

Terwijl dit kabinet miljarden kort op de ouderenzorg, investeert het honderden miljoenen extra in ontwikkelingshulp en asielzoekers en laat het de grenzen wagenwijd openstaan voor de massa-immigratie, wat de Nederlandse belastingbetaler 7 miljard euro per jaar kost.

De binnenlandse consumptie blijft achter en dat is niet gek, dat is juist logisch. De meeste burgers hebben geen cent meer in de portemonnee. Degenen die nog wel een paar centen overhebben, houden de hand op de knip voor onvoorziene zaken. Want wie weet met welke bezuinigingsmaatregelen en lastenverzwaringen het kabinet straks weer komt.

Door dit onbetrouwbare kabinet kunnen burgers geen persoonlijke planning meer maken. Dit leidt tot onzekerheid, hetgeen tot gevolg heeft dat men geen geld meer durft uit te geven. De regering denkt zich suf hoe ze deze groep kan verleiden tot spenderen.

En zoals het ook in de liefde gaat, kun je een meisje verleiden met mooie praatjes, maar na enige tijd krijgt zij het door als je geen betrouwbare partner blijkt te zijn. Van die mooie praatjes hebben veel Nederlanders dan ook genoeg. En hoe betrouwbaar ben je als je telkens de spelregels verandert? Telkens weer in het voordeel van de overheid en in het nadeel van de hardwerkende burgers en onze ouderen.

Ondanks het feit dat de pensioenfondsen 1.200 miljard in kas hebben, geven ze aan dat de pensioenen er de komende jaren 6% op achteruitgaan. Pensioenen worden niet meer geïndexeerd, er wordt minder pensioen opgebouwd en de belastingaftrek voor pensioenopbouw wordt verlaagd. Daarnaast wordt ook nog de AOW-leeftijd verhoogd.

Tel daarbij de enorme huurverhogingen die nodig zijn om de huurbelasting te kunnen opbrengen, het verlagen van de ouderenkorting in 2016, het verhogen van het eigen risico, het stijgen van de zorgpremie en het sluiten van de verzorgingshuizen, en de participatiemaatschappij alias de zoek-het-zelf-maar-uit-maatschappij is compleet.

Ruim 100.000 ouderen moeten het alleen thuis maar zien te rooien. Daarbij wordt de thuishulp ook nog eens gehalveerd. Er worden tienduizenden thuishulpen werkloos. Kortom, van onze verzorgingsstaat blijft een ruïne over.

Als klap op de vuurpijl geeft het kabinet aan dat het de belasting op vermogen wil gaan verhogen onder het mom "de kosten op arbeid verlagen". Dus moeten de spaarrekeningen waarover al lang belasting is betaald leeggeroofd worden.

De heer Van Boxtel i (D66):

Zei u nu "ruïne"? Dus na de puinhopen van Paars de ruïne van Rutte?

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ja, dat hebt u goed!

De heer Van Boxtel (D66):

U schiet wel een beetje door!

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dat is uw mening, wij denken daar anders over.

Dit kabinet heeft dan ook het motto: als de burgers zelf het geld niet willen uitgeven, dan moeten wij het maar voor ze doen. Waarom? Alleen maar voor het redden van de euro, het in stand houden van het mislukte EU-project van de Europese wensdroom van een federaal Europa.

Voor de PVV is het helder: dit EU-project is mislukt. Durf dat nu eens toe te geven, zou ik deze Kamer zeggen. Het is een farce en we moeten er direct mee stoppen. De PVV gelooft niet in de bangmakerij dat er gras op de kade van Rotterdam zal groeien bij een NExit. Rotterdam is de grootste en de beste van Europa en dat blijft zo. Nederland is een doorvoerland. 70% van onze export is doorvoer. De toegevoegde waarde van de export is al twintig jaar stabiel, op 29% van het bruto binnenlands product.

Deze toegevoegde waarde was al op dit niveau voor de invoering van de euro, is daarna op dit niveau gebleven en neigt zelfs iets af te nemen. Met een NExit kunnen we onze eigen economie stimuleren, zodat die gaat groeien, kunnen wij weer meer handel drijven met niet-EU-landen, kunnen wij al die miljarden die wij nu aan Brussel en Zuid-Europa gireren gebruiken om in Nederland de lasten te verlagen, zodat wij uit de crisis kunnen komen.

In Nederland hebben ongeveer één miljoen huishoudens een hypotheek onder water staan. Huizenbezitters leven constant in angst of ze de rekening nog kunnen betalen. Huizenbezitters zullen er alles aan doen om onder hun eigen dak te blijven wonen. Terwijl bij een oplopende werkloosheid het aantal executieverkopingen toeneemt, wordt tegelijkertijd de ontslagbescherming aangetast en de WW beperkt. Kortom, een drama.

Zoals ik al eerder heb gezegd, terwijl er honderdduizenden mensen aan de kant staan, zet dit kabinet de grenzen wagenwijd open. Resultaat: verdringing op de arbeidsmarkt, kansarme immigranten die evenredig vaak gebruikmaken van de sociale voorzieningen, veel overlast veroorzaken en oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers.

Kortom, de druk op de maatschappij blijft maar toenemen. De aanzwellende immigratiestroom uit islamitische landen neemt dan ook de islamisering met zich mee, die haaks staat op de westerse democratie. Ik ben blij dat de heer Brinkman inmiddels ook het verschil in beschavingen erkent. Terwijl in het Midden-Oosten een gruwelijke oorlog wordt uitgevochten, neemt in Nederland de invloed van de islam toe, met medewerking van de overheid.

De islam vreet zich in in maatschappelijke en politieke functies. Dit is een stille jihad, maar met hetzelfde doel als de bloedige strijd van Islamitische Staat, het stichten van een wereldkalifaat.

De heer Kox i (SP):

Mevrouw Faber waarschuwt in het begin van haar toespraak voor jongens die met mooie praatjes meisjes verleiden. Dat zal zeker gebeuren, maar mag ik haar vragen of zij nu niet als meisje met mooie praatjes probeert ons te verleiden om in haar verhaal mee te gaan? Haar verhaal van de islam die zich invreet in onze instituties en in essentie hetzelfde doel heeft als terroristen in het Midden-Oosten. Mevrouw Faber, u hebt het dan wel over een miljoen inwoners van dit land die net als u en ik belasting betalen, werk verrichten, meedoen in de voetbalclub. Kortom, over inwoners van ons land. Die één miljoen mensen beticht u hier pats, in één keer, van het zijn van verlengstuk van terroristen in het Midden-Oosten. Is dat niet ook zo'n praatje als waar u daarstraks voor waarschuwde?

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Laat ik eerst ingaan op het woord "verleiden". Dat heeft iets in zich van je anders voordoen dan je bent. Waar ik het over heb, zijn feiten. Het zijn feiten die ik heb genoemd. Ik verleid hier niemand. Ik ben degene die hier de feiten benoemt, die het probleem hier durft te benoemen. Ik verleid hier niemand, ik kom hier alleen met de feiten. Die kan ik u zo allemaal vertellen.

De heer Kox (SP):

U zegt dus dat het een feit is dat een miljoen Nederlanders, die net als u en ik belasting betalen, werken enzovoorts, het verlengstuk zijn van wat er in het Midden-Oosten gebeurt? Dat noemt u een feit. Als u dat een feit noemt, beticht ik u van mooie praatjes, verleidelijke praatjes en niet in de positieve zin van het woord maar in de negatieve. Daarmee zet u een groot deel van onze bevolking zonder enig feit te noemen aan de kant. Zeker in deze tijd is dat volgens mij buitengewoon gevaarlijk. Ik snap ook helemaal niet waarom u dat doet, waarom u dat soort woorden moet zoeken. Misschien zijn er tekstschrijvers in uw partij die dat stoer vinden, maar ik snap niet waarom u dat doet. Dat u kritiek hebt op de islam, op bepaalde stromingen in de islam of op mensen, allemaal goed, maar om een miljoen Nederlanders zo genadeloos als verlengstuk van terrorisme in het Midden-Oosten neer te zetten, mevrouw Faber, dat zijn echt mooie praatjes waarvoor u zich zou moeten schamen!

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dit zijn de woorden van de heer Kox, ik heb het over de islam gehad. Ik heb het helemaal niet over terroristische groeperingen gehad. Ik ga verder met mijn betoog.

Sinds ik senator ben, ben ik me alleen maar meer zorgen gaan maken over de islamisering. Als ik binnen de Raad van Europa rondloop en als ik zie welke rol de Organization of Islamic Cooperation, de OIC voor zichzelf opeist, hoe zij haar invloed succesvol uitoefent en zich profileert als een kruiwagen voor de verdere islamisering, dan ben ik er alleen maar meer van overtuigd dat de islamisering een halt moet worden toegeroepen.

In ons eigen Nederland is de Haagse Schilderswijk verworden tot een islamitische enclave. Deze no-go-area is een product van de multiculturele elite, die het mogelijk heeft gemaakt een parallelle samenleving te laten ontstaan. Niets integratie, men heeft jarenlang weggekeken, en alles onder het mom van de multiculturele verrijking goedgepraat.

Loopt u eens door de Schilderswijk, Transvaal, Overvecht, Presikhaaf, Liendert, Amsterdam-West en zie het resultaat. De straten worden steeds meer bevolkt met door de islam gemarkeerde vrouwen, weggemoffeld in doeken.

Ondertussen durven joden niet meer met een keppeltje over straat. Homoseksuelen, christenen, vrouwen, hardwerkende Nederlanders, zelfs politiemannen worden belaagd, beschimpt, bestolen. In mijn geboorteplaats Amersfoort zijn zelfs de ruiten ingegooid van het huis van de opperrabbijn. Zelfs thuis is hij niet meer veilig.

Dankzij de islam raken wij steeds meer vrijheden kwijt en voelen de burgers zich niet meer veilig op straat. Dit is ronduit onacceptabel. Wij worden geconfronteerd met Nederlandse jihadgangers. Deze jihadgangers kunnen gedijen omdat de islam alle ruimte krijgt om tot wasdom te komen.

Ik wil benadrukken dat de islam moslims niet meer of minder laat doen dan wat in de Koran staat, bijvoorbeeld in soera 291, in soera 489 en in soera 491, waar de Koran expliciet oproept andersdenkenden te doden "waar ge ze maar aantreft". Dit is gewoon een "license to kill".

Een overzicht van wat er de afgelopen weken is voorgevallen: de onthoofding van de Britse gijzelaar Henning; de Amerikaanse veiligheidsdiensten geven aan dat IS-terroristen onder het mom van asiel naar het Westen zullen worden gestuurd.

De heer Kox (SP):

Ik maak het ook in Straatsburg mee dat mevrouw Faber dit soort teksten debiteert. Daar wordt nog gevraagd: kan dit eigenlijk allemaal wel? Natuurlijk kan dat, want in een parlement mag je alles zeggen, dus ik luister hier ook met belangstelling naar.

Maar om hier nu te zeggen dat een van de religies een "license to kill" geeft aan mensen die aanhangers van dat geloof zijn vind ik ver gaan. U noemt dan een soera, ik begrijp dat u kenner bent van de Koran, dat u daaraan in uw partij heel veel aandacht besteedt. U doet waarschijnlijk ook bijbellezingen.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ja, ook.

De heer Kox (SP):

Daar kunt u vergelijkbare teksten in vinden, maar dat ziet u dan liever niet. U zult mij nooit horen zeggen dat, omdat er iets in een boek staat van duizend jaar geleden, christenen in dit land mogen doen wat er precies in dat boek staat. Wat is nu uw grote aandrang om te zeggen dat de Koran een "license to kill" geeft aan aanhangers van dat geloof? Dan komt u ook nog aan met uw verhaal over uw woonplaats Amersfoort, waar u niet meer veilig over straat durft te lopen. Mijn partij heeft daar met veel plezier een hoofdkwartier gevestigd en ik vind het een prachtige stad. Al die beelden die u schetst ken ik niet.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik wil eerst even ingaan op de Bijbel en de Koran. Daar zit namelijk een heel groot verschil tussen. De Bijbel heeft diverse auteurs en is mensenwerk. De Bijbel is geschreven door diverse mensen. De Koran wordt binnen de islam gezien als het woord van God dat is aangegeven door Mohammed. Dat zijn twee heel andere uitgangspunten. U kunt allemaal wel nee gaan schudden, maar dat is gewoon zoals het is, dat zijn gewoon de feiten. U vraagt mij naar feiten, ik mag niet gaan verleiden, ik kom hier met feiten. Om even mijn verhaal af te maken op dit punt, we hebben het Oude Testament. Dat is inderdaad verhalend, daarin staan verhalen over strijd, over oorlog. Er staat nergens een oproep in tot geweld, in tegenstelling tot wat er in de Koran staat.

Dan is het ook nog zo dat binnen het christendom na het Oude Testament het Nieuwe Testament is ontstaan, waarin vooral de naastenliefde wordt gepredikt. In Samuel 6, vers 29 staat dan ook: wordt u geslagen op de wang, keert de andere wang toe. Nergens is iets dergelijks in de Koran te lezen, dus ik denk dat ik voldoende uitleg heb gegeven op de vragen van de collega …

De voorzitter:

Mijnheer Thissen, mevrouw Barth en mijnheer Kox, u kunt alle drie nog één korte vraag stellen, maar ik wil dit theologische debat dan toch op dit punt beperken. Ik laat u alle drie even aan het woord en dan het antwoord van mevrouw Faber. Dan gaan we verder met het betoog.

De heer Thissen i (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb er ooit voor mogen doorleren, voor theologie. Door heel veel christenen wordt de Bijbel gezien als het woord van God. Daaraan hebben verschillende schrijverstradities bijgedragen. Vanwege de overlevering hebben mensen dat op een gegeven moment op papier gezet, dat is vers twee. Ik mag u er overigens ook aan herinneren dat zowel het jodendom als de islam en het christendom dezelfde aartsvader hebben, namelijk de heer Abraham, u wellicht bekend.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Mag ik hier wat op terugzeggen? Wij hebben daarover een verschil van mening, want volgens mij staan er zaken in de Koran die gewoon zijn overgenomen uit de religies die er al eerder waren.

Mevrouw Barth i (PvdA):

Anders dan collega Thissen ben ik geen theoloog, dus dat debat zal ik niet aangaan, al ben ik volgens mij gereformeerd genoeg opgevoed om te weten dat in de Bijbel mensen worden opgeroepen om overspelige vrouwen te stenigen. Ik noem maar een voorbeeld.

Het misselijke van het betoog van mevrouw Faber is dat zij net doet alsof christenen in staat zijn om kritische distantie op te brengen ten opzichte van de bron van hun geloof, terwijl alle moslims dat niet kunnen. Dat is precies waar het venijn van uw verhaal zit: u scheert hele bevolkingsgroepen over één kam, u doet net alsof er geen moslim in Nederland of ergens op de wereld te vinden zou zijn die wel die kritische distantie inneemt …

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dat heb ik nooit gezegd.

Mevrouw Barth (PvdA):

… en u suggereert dat alle moslims gewelddadig zijn en buurten onveilig maken. Ik kan u vertellen dat één lid van onze fractie woont in een van de wijken die u net opnoemde. Dat doet hij al jaren met heel veel plezier. Hij heeft daar een buitengewoon rijk leven. Wij weten dus uit eerste hand binnen onze fractie dat wat u beweert echt grotelijke flauwekul is.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Hier wil ik graag nog even op ingaan. Ten eerste heb ik het over de islam en niet over moslims. Het zijn de andere partijen die dit continu verwarren. Dat wil ik hier toch wel even noemen.

Mevrouw Barth (PvdA):

Collega Thissen zal mij vast corrigeren als ik het verkeerd zeg, maar volgens mij bestaat een religie niet zonder de mensen die die praktiseren. Dus u kunt wel zeggen dat u verschil maakt tussen de godsdienst en de mensen die die godsdienst praktiseren, maar dat verschil is er niet, want elke godsdienst erkent dat er een God is, maar elke godsdienst erkent ook dat er mensen nodig zijn om die religie tot stand te brengen. Het onderscheid dat u nu maakt, maakt uw verhaal niet minder venijnig en vals tegenover alle moslims in Nederland en op de wereld die wel vredelievend zijn. Het maakt uw verhaal eerlijk gezegd ook buitengewoon ongeloofwaardig. Als u dan zo venijnig en vals wilt zijn en dit soort boodschappen wilt uiten, doe dat dan met open vizier en redeneer dan tot de uiterste consequentie door, want anders bent u niet alleen venijnig maar ook een beetje laf.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Hier wil ik nog wel even op ingaan. Ik ben niet venijnig en ik ben ook niet laf. Ik weet niet hoe mevrouw Barth daarbij komt. Deze aantijgingen werp ik verre van mij. Dat is punt één. Dan nog eventjes over de islam en moslims, want dat is toch een heel leuke discussie, nu wij het hier daarover kunnen hebben. Je hebt alleen islam. Er is geen gematigde islam, er is geen radicale islam, er is alleen islam. Er zijn echter wel moslims en gematigde moslims. Dat is wel een verschil. Zo, dat is een uitspraak!

De heer Kox (SP):

Ja, dat is inderdaad een uitspraak. Het is wel goed dat we dit debat voeren. Ik begon met mevrouw Faber erop te wijzen dat zij het had over verleidelijke praatjes van jongens om meisjes in te palmen, maar dit zijn dus echt verleidelijke praatjes om mensen in te palmen met niets dan feiten. U doet alsof het een theologisch debat is, mevrouw Faber, u hebt uw lesje klaar van Samuel en soera. Alle andere teksten die er ook zijn, die hebt u niet bij de hand, want die komen u niet uit. Dit heeft niets met een theologisch debat te maken en ik vind het bijna bespottelijk dat u in dit parlement zo rücksichtslos een miljoen inwoners van dit land neerzet als de aanhangers van één gedachte die geen nuance kent, die dus altijd hetzelfde zouden moeten doen. Ik zou zeggen: mevrouw Faber, kom eens onder de mensen! Kijk eens wat er is en zie zelf de bespottelijkheid van uw opmerking in.

Dat wat u zegt bespottelijk is, is tot daaraan toe, maar ik vind echt dat u een deel van onze bevolking letterlijk discrimineert, aan de kant zet. U mag dat doen in dit parlement. Maak daar vooral gebruik van, als u maar wel in de gaten hebt dat dit land andere normen heeft. Wat u hier zegt en wat u ook in de Raad van Europa keer op keer zegt, wekt grote verbazing, grote zorg en grote irritatie. Ons land is niet opgebouwd om dit soort opmerkingen te maken. We hebben het over het zaaien van haat tegen een bevolkingsgroep die hier zoals gezegd met u en mij werkt, belasting betaalt, bij de sportvereniging zit, bij u in de buurt woont en bij mij in de buurt woont. Ik vind het bespottelijk wat u zegt en beschamend.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dat mag de heer Kox vinden, maar het is nu eenmaal zo dat de waarheid niet altijd even gemakkelijk is. Dan gaan mensen je of ridiculiseren of demoniseren. Dat ben ik wel gewend. Ik blijf gewoon mijn feiten naar voren brengen en daar ga ik echt niet mee stoppen.

De heer Van Boxtel (D66):

Wij hebben in de afgelopen vier jaar bij herhaling dit soort gesprekken gehad met de fractievoorzitter van de PVV, of dat nu de heer De Graf was of nu zijn opvolger. Weet u, los van alle terminologie en kwalificaties van bespottelijk en dergelijke zou ik mevrouw Faber eens het omgekeerde willen vragen. Waar ziet u mogelijkheden om bruggen te slaan naar mensen, in plaats van alleen maar bruggen weg te slaan, mevrouw Faber?

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik ben van mening dat mensen die in Nederland wonen, zich moeten gedragen naar de wet. Ze moeten de huidige wet- en regelgeving accepteren. De angst slaat mij om het hart dat 70% van de moslims seculiere wetgeving niet ziet zitten. Die hebben daar lak aan en dat is beangstigend. Er ligt een mooie taak hier voor ons parlement en ook voor de regering om de wetten te handhaven, zodat iedereen zich daaraan houdt. De wetten in Nederland zijn niet zo slecht, maar ze worden niet gehandhaafd. Als we daar nu eens een keer mee gaan beginnen, zou dat een eerste goede stap zijn.

De heer Van Boxtel (D66):

Het interessante is dat u eigenlijk gewoon weer een brug wegslaat, mevrouw Faber, terwijl ik u vroeg om eens te proberen, een brug te slaan.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Nee, helemaal niet!

De heer Van Boxtel (D66):

Dat doet u door met de grootste gemene delers en kwalificaties en getallen te komen, die volgens mij gewoon niet kloppen. Ik denk dat het overgrote deel van de moslims in Nederland zich keurig aan de wet houdt. Wij hebben net zo veel ergernis als u over ontspoorde jongeren, over mensen die elkaar lastigvallen in wijken, extremisten misschien die standpunten aanhangen die haaks staan op onze wetgeving, maar het overgrote deel zit zo niet in elkaar. Uw terminologie zorgt ervoor dat wij steeds verder van huis raken met elkaar. Daar maak ik mij zorgen om.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dat wij steeds verder van huis raken, komt helemaal niet door mijn terminologie. Dat komt alleen maar door de multiculturele tolerantie, dat we onszelf verliezen, dat we onze eigen cultuur de deur uitgooien en wat zo nog meer.

Mevrouw de voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Een overzicht van wat er de afgelopen week is voorgevallen. De onthoofding van de Britse gijzelaar Henning; de Amerikaanse veiligheidsdiensten geven aan dat IS-terroristen onder het mom van asiel naar het Westen worden gestuurd; de Pakistaanse taliban steunt IS; in Hannover brak er een massale vechtpartij uit tussen yezedi's en moslims; de scholen kunnen de jeugdige asielzoekers niet meer aan; de Amerikaanse vicepresident Biden geeft aan dat Saudi-Arabië IS financieel ondersteunt, hetgeen president Obama maar heel snel weer terugneemt; het Nederlandse parlement en het Europese Parlement worden bestormd door koerden; een Arnhemse terrorist roept vanuit Aleppo op tot een stevige daad tegen de Nederlandse overheid, specifiek gericht op de Nederlandse militairen, aan wie vervolgens wordt aanbevolen om niet meer in uniform over straat te lopen. Dit advies is ook uitgegaan naar Amerikaanse militairen. Er is nog een aanslag van IS in Londen verijdeld. Dit in twee weken tijd. Het ene volgt het andere steeds sneller op, wandaden nemen versneld toe.

Hoe wil dit kabinet Nederland beschermen? Door jihadgangers binnen de Nederlandse grenzen te houden. De PVV is duidelijk: de Nederlandse nationaliteit afpakken, het land uitzetten en nooit meer terug. Maar helaas heeft dit kabinet nog steeds het waanidee dat na een goed gesprek onder het genot van een kopje thee de integratie vanzelf volgt. Voor alle duidelijkheid: IS is islam. Eenieder die zegt dat IS niets met islam te maken heeft, is onnozel of laf. Wat zegt dit kabinet, wat zegt de minister-president: het heeft allemaal niets te maken met islam. Als je niet denkt dat dit kabinet onnozel is, dan rest slechts de conclusie van enkel lafheid, geïnstitutionaliseerde lafheid.

Voorzitter. Ik rond af. Dit kabinet faalt. Dit kabinet faalt op het gebied van de economie, zorg, criminaliteitsbestrijding, massa-immigratie en islamisering. Zijn wanbleid met de bijbehorende wetgeving wordt door deze chambre de réflexion gejast, van réflexion blijft dan ook weinig over. Maar het kan anders. Het moet anders. Het is een kwestie van keuzes maken. De PVV kiest voor Nederland. De PVV kiest dus niet voor extra geld voor asielzoekers en ontwikkelingshulp. Daarom willen wij wel de pensioenen indexeren, niet de ouderenzorg omlaag in 2016, niet de zorgpremie en het eigen risico omhoog, niet de verzorgingshuizen dicht en niet de thuiszorg afbreken. De PVV zet zich in voor een vrij, leefbaar en veilig Nederland, waar mensen weer trots kunnen zijn op de Nederlandse cultuur, tradities en identiteit. Waar islamisering een halt wordt toegeroepen, waar mensen weer wat te besteden hebben, waar inwoners wel serieus worden genomen en onze ouderen de zorg krijgen die hen toekomt. Ik dank u voor uw aandacht.


Mevrouw Barth i (PvdA):

Voorzitter. "Een natie is een gemeenschap van mensen met een gedeeld verleden van gemeenschappelijke vreugde en verdriet, die bereid zijn om op grond daarvan ook gezamenlijk verder te gaan". Dat schreef de Franse denker Ernest Renan in 1882. Als historische lotsverbondenheid inderdaad een basis van natiebesef is, dan heeft dat deze zomer in Nederland een nieuwe bevestiging gevonden. Het gedeelde verdriet over de ramp met vlucht MH17, verdriet dat ook in het hart van onze fractie gevoeld wordt, en de grote waardigheid waarmee we als land met dat verdriet omgaan, heeft de eenheid van onze samenleving versterkt. Ik sluit mij graag aan bij de complimenten aan het kabinet voor zijn optreden deze zomer.

De context waarbinnen MH17 is neergestort, toont hoe zeer de randen van Europa in brand staan. 2014 leek een herinneringsjaar te gaan worden: precies 100 jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, 75 jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog, en 25 jaar na de val van de Berlijnse Muur. Maar 2014 is vooral een jaar van actuele conflicten en geweld geworden.

Door de oorlog in Oekraïne wordt ook het leven van mensen daar aan flarden geschoten. In de verhouding met Rusland lijken de tijden van de Koude Oorlog te herleven. Mensen in Finland, Estland of Turkije vragen zich ongerust af of het werkelijk waar kan zijn dat er ook voor hen weer oorlog dreigt. Moedeloos makend is de nieuwe episode van geweld in Gaza, die deze zomer aan duizenden het leven heeft gekost. Elke poging tot duurzame vrede lijkt daar stuk te lopen op onwil van beide kanten. Met de opkomst van IS wordt de internationale rechtsorde zeer ernstig bedreigd en valt de lokale bevolking in handen van terroristen die geen enkel respect voor mensenrechten en humanitaire waarden tonen.

Onze fractie steunt de koers die het kabinet vaart in zijn aanpak van deze kwesties. Wel willen we er op aandringen dat Nederland op het internationale toneel de rol blijft spelen waar ons land al decennia zo sterk in is: voortrekker van de internationale dialoog, aanjager van het herstel van rechtsorde en vreedzame oplossingen. Sancties en militaire acties zijn noodzakelijk, maar niet voldoende. Is de minister-president dat met ons eens? Is het kabinet bereid om in en met deze conflictgebieden ook te investeren in dialoog, ontwikkeling en wederopbouw? Hoe ziet de minister-president daarbij de rol van de EU en de VN? Ziet hij, als het gaat om het conflict tussen Israël en de Palestijnen, nog nieuwe aanknopingspunten in het advies van de AIV dat op verzoek van deze Kamer tot stand is gekomen, nu de initiatieven van minister Kerry op niks uitgelopen lijken te zijn?

Deze conflicten bewijzen eens te meer het belang van een sterke, dienstbare, integere en rechtvaardige overheid. Als bestuurders de belangen van hun burgers niet voorop plaatsen, zijn burgers het eerst en het hardst de dupe. In ons land is, net als in de rest van West-Europa, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hard gewerkt om een sterke en sociaal betrokken overheid op te bouwen. Dat heeft geleid tot grote welvaart en de langste periode van vrede uit de Europese geschiedenis. Velen veronderstellen dat dit vanzelf spreekt en doen er zelfs cynisch over. Maar het geweld van deze zomer bewijst de grote waarde van een overheid die haar burgers dient, die de gelijkwaardige rechten van elk individu bewaakt en respecteert, die internationale samenwerking zoekt en mensen niet beschouwt als inwisselbare pionnen in een gewelddadig strategisch spel.

Wij kunnen deze eigenlijk nog zo jonge traditie van vrede, tolerantie, sociale rechtvaardigheid en solidariteit in Nederland en Europa alleen maar doorgeven aan volgende generaties als bestuurders én burgers doordrongen zijn van de waarde en waarden van die traditie, en bereid blijven om die traditie te onderhouden en er gezamenlijk actief aan verder te bouwen.

De EU staat aan de vooravond van een nieuwe bestuursperiode. We vragen de minister-president hoe Nederland daarin zijn rol wil spelen, en welke bijdrage ons land zal leveren aan het versterken van de Europese identiteit. Onderschrijft hij met ons het belang van de door mij geschetste actieve internationale opstelling van ons land? Uiteraard wensen ook wij minister Timmermans van harte veel succes in Brussel.

Ondertussen gaan van de conflicten in het Midden-Oosten en met name Oekraïne ook dreigingen uit voor het broze herstel van de Nederlandse economie. Er lijken de nodige seinen op groen te staan: de uitzendsector meldt een stevige groei, de werkloosheid daalt, de koopkracht trekt volgend jaar weer wat aan, consumenten- en producentenvertrouwen groeien weer. Maar er is nog geen enkele reden om achterover te leunen. Vooral de werkloosheid is nog veel te hoog en als PvdA-fractie verwachten we van het kabinet maximale inspanning en creativiteit om die naar beneden te brengen.

Wachten tot de ontwikkelingen in de marktsector goed nieuws brengen, is wat ons betreft daarbij geen optie. We moeten niet doen alsof de overheid geen invloed heeft op de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Immers, miljoenen Nederlanders werken in de collectieve sector, waar de werkgelegenheid rechtstreeks beïnvloed wordt door politieke keuzes. Maar los daarvan, in een complexe economie als de Nederlandse is het niet mogelijk om sectoren te isoleren. Zeker, de economie bloeit als het bedrijfsleven groeit, maar het bedrijfsleven kan alleen maar floreren dankzij werknemers die in het onderwijs goed opgeleid zijn en die door de gezondheidszorg gezond en vitaal blijven, en dankzij de uitstekende infrastructuur die de overheid aanlegt en onderhoudt.

Wij willen maar zeggen: de overheid heeft zonder meer instrumenten om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren. Om die reden hebben wij het kabinet vorig jaar gevraagd om voorstellen voor de invoering van een dienstencheque. Onze vraag was toen vooral gericht op behoud van werkgelegenheid van huishoudelijke hulpen die straks niet meer via een instelling, maar wel bij particulieren aan het werk kunnen. Wij zijn zeer blij met de reactie van het kabinet: de invoering van de huishoudelijke hulptoelage. Die redt volgend jaar het werk van 14.000 mensen en dat is veel waard.

Maar we zijn er nog niet. We kunnen werkgelegenheid bevorderen in een heel scala van persoonlijke dienstverlening, omdat deze daarmee betaalbaar wordt voor veel meer mensen. Bovendien stimuleert de toelage fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Wij kunnen niet accepteren dat grijs of zwart werken in die sector de norm is. Juist hier geldt dat een sterke, sociaal betrokken overheid hoort op te komen voor goed en eerlijk werk. Is het kabinet bereid om de ambities met een persoonlijke dienstverleningstoelage verder op te schroeven?

Meer ambitie zien wij ook graag als het gaat om het bevorderen van economische groei in krimpregio's. Vorig jaar is een motie van ons daarover breed gesteund. De reactie van het kabinet laat nog op zich wachten. Waar blijft die? We hebben het afgelopen jaar een aantal initiatieven van het kabinet gezien om krimpgebieden te ondersteunen. Daar hebben wij ook waardering voor. Ik noem de korting op de verhuurdersheffing voor krimpgebieden, de krimpmaatstaf in het Gemeentefonds en de verdeelsleutel die gehanteerd wordt bij de verdeling van gelden voor de Participatiewet.

Maar we zijn er nog niet. We verwachten een integrale visie van het kabinet, die de groeiende economische ongelijkheid tussen de Randstad en de rest van Nederland tegengaat. Komt het kabinet in zijn reactie op de motie-Barth c.s. met gerichte, sectoroverstijgende voorstellen om economische groei en werkgelegenheid in alle delen van het land te bevorderen? Wij verwachten van wel!

Zorgen maken wij ons ook over de toename van de langdurige werkloosheid. In de MEV lezen we de geruststellende woorden dat macro de gevolgen van hoge langdurige werkloosheid "beperkt" zullen zijn en geen "structurele schade" zullen veroorzaken. Maar, zo vragen wij de minister-president, dat zegt toch niets over de ontwrichtende gevolgen van lange werkloosheid op het leven van individuele mensen? Is het kabinet bereid een extra inspanning te leveren om deze mensen bijvoorbeeld een scholingsaanbod te doen dat hen nieuwe kansen geeft? Haalt het kabinet bij de O&O-fondsen er voor deze groep wel uit wat erin zit?

Ten slotte horen we graag een eerste reactie van de premier op de voorstellen die het AWVN gisteren naar buiten heeft gebracht over een basis van sociale zekerheid voor elke werkende in Nederland. Wij vinden die voorstellen een serieuze bestudering waard. Niet alleen zou het meer rechtszekerheid bieden aan zzp'ers, het zou ook een nieuwe impuls geven aan de solidariteit in ons sociale stelsel en pensioenstelsel, en het bevordert de mobiliteit op de arbeidsmarkt. Is het kabinet bereid bij de Sociaal Economische Raad een adviesaanvraag te doen over deze voorstellen?

Een overheid die burgers dient, spreekt ook in Nederland niet altijd vanzelf. Ook in ons land moeten we waken voor bureaucratisering en bestwil-denken. In 2015 gaat de nieuwe invulling van onze verzorgingsstaat van start, met de decentralisatie van de jeugdzorg, de sociale werkvoorziening en delen van de langdurige zorg. Organisatie van zorg en ondersteuning dichtbij mensen, mensen stimuleren tot actieve solidariteit, niemand buitensluiten van deelname aan de samenleving en volwaardig burgerschap; het past allemaal uitstekend bij de sociaaldemocratische beginselen. Maar dan moet die ruimte voor actief burgerschap er wel zijn. Voor de PvdA-fractie zijn de decentralisaties pas geslaagd als mensen daarmee ook meer zeggenschap krijgen over de vormgeving van publieke voorzieningen. De decentralisaties bieden wat ons betreft een uitgelezen kans om de zelforganiserende kracht van lokale gemeenschappen te vergroten. Om mensen uit te dagen mede vorm te geven aan hoe ze werken, zorgen en wonen.

Het versterken van burgerschap en zeggenschap is al lang een sociaaldemocratisch ideaal: spreiding van kennis, macht en inkomen was de strijdleuze van Joop de Uyl en, mijnheer Brinkman, wat ons betreft is die leuze nog steeds actueel. Maar de laatste decennia is bij het spreiden van macht te veel de nadruk komen te liggen op formele protocollering. Het vertalen van zeggenschap in wettelijke rechten is belangrijk, maar niet genoeg. De vertegenwoordigende democratie richt zich nu vooral op de fase van ontwerpen van beleid, maar dat is nogal abstract en nodigt al te gemakkelijk uit tot vrijblijvendheid. De doorgaans lage opkomst bij verkiezingen van ondernemingsraden en medezeggenschapsraden bewijst dat de inspiratie die hiervan kan uitgaan voor veel mensen min of meer uitgewerkt is.

Maar dat wil niet zeggen dat mensen zich niet betrokken voelen bij de gemeenschap, integendeel. Praktische, concrete initiatieven mobiliseren mensen vaak wel. Er zijn talloze kleine voorbeelden van fondsenwerving voor ontwikkelingswerk of gezondheid. Op allerlei plekken houden vrijwilligers gezamenlijk een speeltuin, bibliotheek of buurtwinkel overeind. Tienduizenden ouders zijn actief als leesvader of luizenmoeder, of omgekeerd, op de school van hun kinderen. Veel mensen, met name lager opgeleiden, willen wat graag medezeggenschap over de uitvoering van beleid. Al te vaak krijgen zij dan te horen dat ze al te laat zijn, van politici of bestuurders die zelf hun belangstelling voor een onderwerp in deze fase alweer verloren hebben, op weg naar het volgende plan.

De PvdA staat voor een overheid die concrete betrokkenheid van burgers verwelkomt en ruimte geeft. De participatiesamenleving moet precies dat zijn: een samenleving, waarin mensen actief kunnen participeren. Dat gaat om werk, betaald of onbetaald, maar het gaat ook om burgerschap, in al zijn rijkdom. Zeggenschap mag niet alleen weggelegd zijn voor mondige, hoogopgeleide mensen; overal in de samenleving hebben burgers goede ideeën en verdienen mensen een stem. Onze democratie mag niet ontaarden in een platform voor de grootste mond.

We hebben er ook allemaal belang bij dat iedereen mee kan doen. Onderzoek van de Amerikaanse hoogleraar Alex Pentland, onlangs geïnterviewd in dagblad Trouw over zijn boek Social Big Data, laat zien dat de meeste innovatie en vooruitgang ontstaan waar groepen mensen elkaar ontmoeten en in gesprek gaan over problemen én oplossingen. Een mooi voorbeeld van dit soort samenwerking vinden wij de wooncoöperatie, die op aandringen van onze fractie inmiddels is verankerd in een wetsvoorstel. Zulke initiatieven verdienen ook een stimulans in andere delen van de publieke sector. Neem het stichten van scholen door ouders buiten de geijkte kaders: de zogenaamde richtingvrije planning. Of energiecoöperaties, waarbij mensen samen het opwekken van duurzame energie organiseren. Of zorg via bundeling van pgb's of Wmo-maatwerk. Tegendraadse denkers als David van Reybrouck jagen het debat over de beste vorm van zeggenschap aan, maar van de kant van politieke bestuurders blijft het nagenoeg stil.

De PvdA-fractie wil die stilte graag doorbreken. We vragen het kabinet dan ook om voorstellen die, met het oog op de grote decentralisaties, de zeggenschap van mensen over de vormgeving van de samenleving en lokale gemeenschappen versterken. Voorstellen die ontmoetingen van mensen stimuleren om problemen te bespreken en hen in staat stellen om gevonden oplossingen daadwerkelijk in praktijk te brengen. Voorstellen die de zeggenschap van alle burgers over de concrete uitvoering van beleid versterken. Is het kabinet bereid met zulke voorstellen te komen?

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Ik luister buitengewoon geboeid naar dit betoog. Het is een pleidooi voor de samenleving, voor het nemen van verantwoordelijkheid van onderop. Het is een jarenlange discussie. Ik ben blij dat het zo aan de orde wordt gesteld. Ik zal dat straks ook doen, op mijn manier. Betekent dit voor u ook dat de overheid bewust moet loslaten? U vraagt de regering om iets te doen. Met andere woorden, hoe krijgt die zeggenschap en zelforganisatie van burgers een goede kans? Moet de overheid haar greep op de samenleving verzwakken? Hoe ziet u dat voor zich?

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat is een heel goede vraag. U kent ons lang genoeg om te weten dat wij nooit zullen zeggen: alle regels kunnen en moeten weg. Heel veel regels zijn immers zinvol en ook belangrijk om mensen te beschermen. Als wij aangeven dat het belangrijk is dat mensen een rol op zich kunnen nemen in lokale samenwerking of in een klein groepsverband als producent van een stukje van de collectieve sector, dan betekent dat inderdaad dat de overheid dingen zal moeten durven loslaten en mensen ruimte moet willen geven. Als in de wooncoöperatie mensen de ruimte krijgen om zelf hun huis te ontwerpen of te bouwen, zal de overheid dat wel moeten toelaten en niet moeten afdwingen dat ze alleen mogen kiezen uit modellen die zwart zijn en vier wielen hebben, zoals de T-Ford ooit is ontworpen. Als je besluit tot het toestaan van richtingvrije planning in het onderwijs en je toestaat dat dit gebeurt buiten de, naar ik meen, 24 vooraf vastgelegde richtingen, dan laat je die dus los. Dan geef je burgers de ruimte voor vormgeving en het uitvoeren van initiatieven binnen de publieke sector.

De heer Van Boxtel i (D66):

De door mevrouw Barth gesignaleerde bewegingen in de samenleving zijn al realiteit. Hoe moet ik haar vraag aan het kabinet verstaan? Deze zaken liggen op lokaal, soms regionaal niveau en niet meer op nationaal niveau. Is dit een pleidooi om deze bewegingen financieel te ondersteunen? Wordt het een nieuw subsidiehuis? Waar moet ik aan denken?

Mevrouw Barth (PvdA):

Wat ons betreft hangt het stimuleren van deze bewegingen samen met de grote decentralisaties die gemeenten veel ruimte geven om delen van de publieke sector lokaal op te pakken. Tegelijkertijd zien we dat wooncorporaties niet altijd toestaan wat mensen graag willen. Dan is het wel degelijk nodig om in regelgeving — daarom zijn we ook zo blij met het wetsvoorstel — vast te leggen dat de raad van bestuur van een wooncorporatie zo'n initiatief van burgers niet kan tegenhouden. Richtingvrije planning in het onderwijs is nu niet mogelijk. Je hebt die 24 richtingen. Als je met 250 ouders bijeenkomt en zegt dat je graag een school wilt stichten buiten die 24 vastgestelde richtingen, dan is daarvoor geen ruimte. De planning van schoolgebouwen in nieuwbouwwijken gebeurt in veel gemeenten nog steeds volgens de aloude kaders. Er moet er een zijn voor de katholieke zuil, voor de protestantse en voor de openbare. Als je een keer iets anders wilt als ouders, kan dat eigenlijk niet. Het bundelen van pgb's kan, maar mensen stuiten op dit moment op heel veel regelgeving in de AWBZ die dit in de weg zit. De Wet langdurige zorg moet hierin verbetering aanbrengen, maar het zou goed zijn als het kabinet de collectieve sector nog eens goed napluist en bekijkt of burgers wel de benodigde ruimte hebben om initiatieven van de grond te tillen. Ook energiecoöperaties komen niet altijd tot stand, omdat er allerlei belemmeringen zijn.

Een sterke en sociaal betrokken overheid is ook onmisbaar in het omgaan met de diversiteit in onze samenleving. Deze zomer toonde niet alleen gemeenschappelijk gedragen verdriet over vlucht MH17. We zagen in wijken en steden ook uitingen, rechtstreekse vertalingen soms, van verscheurende tegenstellingen in vreugde en verdriet over de conflicten in het Midden-Oosten.

Ons land is een multi-etnische samenleving. Dat is al lang een feit. Maar het zijn van een natie in de zin van Renan, in een tijd dat gedeelde historische ervaringen niet vanzelfsprekend zijn en niet voor iedereen een basis scheppen voor een gemeenschappelijke toekomst, vergt inspanning van ons allemaal, en van de overheid voorop.

We hoeven elkaar niet allemaal leuk en positief te vinden. Maar willen we een land blijven waarin tolerantie en solidariteit concrete waarden zijn, dan hebben we een opdracht tot nieuwsgierigheid en respect. Een opdracht om open te staan voor de ander, elkaar te willen begrijpen en om op zoek te gaan naar wat ons verbindt. Maar ook om elkaar aan te spreken als de regels van onze rechtsstaat met voeten worden getreden of als we elkaar onnodig pijn doen of angst aanjagen.

Als PvdA-fractie hebben we met lede ogen gezien hoe alle aandacht ook deze zomer weer werd getrokken door en naar extremen, terwijl geduld, zorgvuldigheid en nuance zo onmisbaar zijn om van een diverse samenleving een succes te maken. Er gaat in veel wijken en steden in ons land ook veel goed. Er is naar onze overtuiging in ons land een stille meerderheid van mensen van goede wil die vreedzaam en respectvol met elkaar willen samenleven. Zij verdienen veel meer ruimte in het debat over integratie. Zij verdienen ook een overheid die stelselmatig hun kant kiest, en die zich steeds blijft richten op versterking van de onderstroom van gemeenschapszin. Is de minister-president dat met ons eens? Zo ja, wat wil het kabinet doen om dit handen en voeten te geven?

Een tolerante samenleving die kracht vindt in diversiteit én het stimuleren van economische groei kan niet zonder onderzoekingsdrang en experiment. Nederland is altijd een land geweest met een open blik naar het grote buitenland, maar ook naar mensen met afwijkende meningen en vernieuwende ideeën. Dat is iets om zuinig op te zijn. Zo veel plaatsen in de wereld zijn er niet waarin het gewoon is om het ongewone een plek te geven.

Dat vraagt ook om volop ruimte voor experiment en tegendraadsheid, met name in de wetenschap en in kunst en cultuur. Door wetenschappers de mogelijkheid te geven "to boldly go where no man has gone before" ontstaat innovatie die kan bijdragen aan het oplossen van grote maatschappelijke problemen. Kunst en wetenschap kunnen mensen leren, vermaken en verbinden. Ze dagen ons uit, kantelen de manier waarop we de wereld ervaren en boren nieuwe lagen in ons denken aan.

Ik werd zeer getroffen door het dankwoord dat Suzan Boogaerdt en Bianca van der Schoot van Toneelgroep Oostpool onlangs uitspraken toen hun voorstelling Hideous (Wo)men werd bekroond met de VSCD Mimeprijs 2014: "Wij houden ons in ons werk onder andere bezig met de terreur van de transparantie, met de beweging dat alles zichtbaar moet zijn en voor iedereen toegankelijk. Ook de podiumkunsten zitten in deze houdgreep. Kunst moet vooral consumeerbaar zijn, alle drempels worden weggehaald. Maar zonder drempels leven we in één grote ruimte en kunnen we nooit meer een andere ruimte binnen gaan. In de hel van het gelijke is er niets meer om naar uit te reiken omdat het vreemde, het andere, het onbegrijpelijke en het duistere verdwijnt. We hebben de ondoorgrondelijke ander nodig om onszelf te ervaren. Kunst kan die vreemde ander zijn."

Deze tekst raakte me zo, omdat het streven naar een samenleving van transparantie, gelijkheid en toegankelijkheid zo past bij de idealen van de sociaaldemocratie. Deze waarden zijn in het politieke debat volstrekt vanzelfsprekend en geaccepteerd. Tegelijkertijd schuilt er een diepe waarheid in de woorden van Boogaerdt en Van der Schoot, en tonen zij precies de waarde van kunstenaars: confronteren, omdraaien, aan het denken zetten.

Ruimte voor experiment en tegendraadsheid is voor de ontwikkeling en de kwaliteit van de kunsten en de wetenschap van belang. De Nederlandse cultuursector is een topsector. Of het nu gaat om beeldende kunst, dans, theater, film, design en mode of muziek: Nederlandse kunstenaars zijn wereldvermaard. De kunsten openen, ook tijdens handelsmissies, internationaal deuren die voor anderen gesloten blijven. Ook de Nederlandse wetenschap staat op wereldniveau, en verdient ruimte om dat niveau te verstevigen en te verhogen. Opkomende kenniseconomieën zitten ons immers op de nek.

Het verontrust ons daarom dat het topsectorenbeleid voor wetenschappelijk onderzoek meer lijkt te investeren in bestaande belangen dan in echte innovatie en dat kunstenaars kennelijk — zie het citaat dat ik net voorlas — te weinig ruimte vinden voor de verbeelding van het ondenkbare. Die ruimte is ook voor de samenleving als geheel van belang, omdat er zonder uitdaging geen ontwikkeling bestaat. Is de minister-president dat met ons eens? Is het kabinet bereid de mogelijkheid voor experiment en innovatie in de wetenschap en de kunsten te stimuleren? We hebben minister Bussemaker horen spreken over de competente rebellen die zij graag wil zien. Wat wil het kabinet doen om die competente rebellen een steuntje in de rug te geven?

De heer Van Boxtel (D66):

Ik zat echt even op het puntje van mijn stoel. Ik dacht: nu gaat mevrouw Barth de kunst- en cultuursector omarmen en gaat zij deze iets bijzonders bieden. Zij vraagt het kabinet om te steunen dat er geïnnoveerd mag worden en dat mensen haaks mogen zijn. Is dat het dan ook, wat mevrouw Barth betreft? Of moet er meer gebeuren in termen van vernieuwd ondersteunen en extra financiële middelen? Ik hoor geen afronding.

Mevrouw Barth (PvdA):

We hebben vandaag de Algemene Politieke Beschouwingen met het kabinet. Ik leg deze vraag heel graag voor aan het kabinet. Het kabinet regeert namelijk het land. Wij zien heel graag dat deze ruimte voor experiment en vernieuwing goed in het beleid verankerd zit. Ik hoor heel graag de reactie van het kabinet hierop. In de tweede termijn zal ik er met onze eigen visie op terugkomen.

Ik rond af. Er zijn mensen die denken dat het kabinet-Rutte/Asscher wel uitgeregeerd is, nu bijna alle grote hervormingen door de Staten-Generaal zijn aanvaard. Mijn bijdrage heeft volgens mij laten horen dat die veronderstelling grote flauwekul is. De grootste opdracht van dit kabinet is niet om wetsvoorstellen aangenomen te krijgen, hoe belangrijk ook. De grootste opdracht van dit kabinet is om iedereen een eerlijke kans op een fatsoenlijk bestaan te geven, om in een verwarrende, onrustige wereld onze tolerante, solidaire en welvarende samenleving veilig te stellen en door te geven aan volgende generaties. Wat ons betreft is er daarom voor de regering maar één motto denkbaar: aan het werk. Er is veel gedaan, maar ook nog heel veel te doen.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst i (PVV):

Ik heb eerst maar eens het betoog van mevrouw Barth afgewacht, om te horen wat zij allemaal in dit huis te vertellen heeft. Een aantal zaken zijn mij opgevallen. De PvdA zegt altijd dat zij staat voor solidariteit, dat zij een sociaal gezicht heeft, maar ik zie daar in de praktijk zo weinig van. Als ik kijk naar de sociale wetgeving die door deze Kamer gejast wordt, vraag ik me af wat er is overgebleven van het sociale gezicht van mevrouw Barth en haar partij. Ik heb van de partijvoorzitter, de heer Spekman, begrepen dat de PvdA activistische politiek gaat bedrijven. Dat triggerde me wel. Daarom heb ik de volgende vraag aan mevrouw Barth. De heer Spekman zei dat heel veel sociale wetgeving door de Kamer is gekomen. Er is nog één wetsvoorstel over, namelijk de Wet langdurige zorg. Ik geef mevrouw Barth graag nog een kans om haar sociale gezicht te laten zien. Wat gaat zij doen met deze wet?

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik zou zelf als parlementariër nooit de term "door de Kamer jassen" gebruiken, want volgens mij doet u daarmee de kwaliteit van het debat in dit huis enorm onrecht en ook onszelf, als volksvertegenwoordigers. Er valt hier volgens mij niks te jassen. Er wordt hier heel serieus gedebatteerd. Juist bij de langdurige zorg is het zo ontzettend belangrijk dat we de solidariteit niet alleen voor nu en vandaag bekijken, maar dat we die zo duurzaam maken dat die nog vele jaren meekan. Een paar dingen in de huidige manier waarop we in Nederland de langdurige zorg hebben georganiseerd, zijn echt niet goed. Het is veel te bureaucratisch. Er is veel te weinig ruimte voor de wijze waarop patiënten en cliënten zelf hun leven willen invullen als ze afhankelijk zijn geworden van langdurige zorg. Dat maakt dat een hervorming van de langdurige zorg absoluut op zijn plaats is.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik hoor toch wel enige twijfel bij mevrouw Barth. Het kan best zijn dat zij tegen dit wetsvoorstel gaat stemmen. Of hoor ik dat verkeerd? Ik zie de hoop aan de horizon dat zij tegen dit wetsvoorstel gaat stemmen, alleen al voor haar achterban. Kijk naar wat er in de zorg is gebeurd. Er zijn 50.000 verzorgingsplaatsen weg. 600.000 gehandicapten en zieken zijn uit de AWBZ gewerkt. 120.000 hoogbejaarden hebben geen plek meer. Wil mevrouw Barth dat laatste stukje sociale zekerheid dat we hebben echt vernietigen door voor de Wet langdurige zorg te stemmen? Wil zij dat echt doen? Ik kan me dat niet voorstellen van een partij als de Partij van de Arbeid. Ik kan daar niet bij.

Mevrouw Barth (PvdA):

Om te zeggen dat het gaat om het laatste stukje sociale zekerheid in Nederland is volgens mij schromelijk overdreven. Ik hecht er altijd erg aan dat we ons in dit huis bij de feiten houden. Als u de moeite neemt om de Macro Economische Verkenningen en de Miljoenennota door te nemen, kunt u zien dat de rijksoverheid dit jaar, in 2014, ruim 53% van alle uitgaven besteedt aan zorg en sociale zekerheid. Ruim 53% aan die twee onderwerpen. Volgend jaar, in 2015, gaat de rijksoverheid 58% van alle uitgaven besteden aan zorg en sociale zekerheid. Het percentage dat we met zijn allen uitgeven aan de verzorgingsstaat in Nederland, gaat niet naar beneden maar gaat significant omhoog, en dat terwijl alle decentralisaties er dan al vanaf zijn. Die gaan namelijk op 1 januari in. Dat de laatste sociale zekerheid in Nederland wordt afgebroken, lijkt me dus een heel merkwaardige stelling.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dit is je reinste flauwekul. De hele boel wordt gewoon afgebroken.

Mevrouw Barth (PvdA):

U had het net over feiten, mevrouw Faber. Ik noem hier een heel hard cijfer.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Mevrouw Barth, volgens mij heb ik nog even het woord. U mag misschien zo nog even. Het feit blijft dat de zorg wordt afgebroken. Niks activistische politiek, dat gaat u helemaal niet bedrijven. Dat zijn allemaal loze woorden van de heer Spekman!

Mevrouw Barth (PvdA):

Misschien mag ik nog heel even over de langdurige zorg. Als het wetsvoorstel voor de Wet langdurige zorg in deze Kamer binnenkort misschien wordt aangenomen en per 1 januari zal ingaan, dan geven we in Nederland nog steeds 18 miljard euro uit aan die langdurige zorg. Dat is ontzettend veel geld. Het is voor heel veel mensen heel lastig om zich voor te stellen hoe 18 miljard eruit ziet. Misschien is het verstandig als we proberen dat een beetje concreter te maken. De doelgroep die nog zal vallen onder de Wet langdurige zorg na 1 januari 2015 omvat ongeveer 220.000 mensen. Ik ben niet zo heel erg goed in rekenen, maar als je 18 miljard deelt door 220.000 mensen, dan kom je uit op een gemiddelde van ruim €80.000 per jaar per persoon. Wij gaan dus in Nederland in de langdurige zorg ruim €80.000 per persoon per jaar besteden. Ik zal dat nooit afkeuren. Het is een teken van beschaving, van solidariteit dat we zo veel geld besteden aan mensen die langdurige zorg nodig hebben. Maar de premies voor die zorg worden wel opgebracht door heel veel mensen in Nederland die nooit een inkomen van die hoogte zullen verdienen. Ik wil al die mensen die die premies betalen recht in de ogen kunnen kijken en ze allemaal met de hand op mijn hart kunnen beloven dat elke euro van die ruim €80.000 zuinig en zinnig wordt besteed en niet op een andere manier kan worden uitgegeven. Kunnen wij dat als politici niet, dan zijn we volgens mij de solidariteit in ons land pas naar God aan het helpen.

De heer Thissen i (GroenLinks):

Ik heb met grote aandacht en waardering geluisterd naar het betoog van collega Barth. Er kraakt wel wat in mijn hoofd. Mevrouw Barth, wat vraagt u nu aan het kabinet? U doet immers een oproep tot tegendraadsheid, rebelsheid voor burgerinitiatieven, voor vormen van nieuwe collectiviteit, bijvoorbeeld in de energiesector, terwijl juist het kabinetsbeleid dat onmogelijk maakt. U vraagt ook om alles uit de kast te halen voor die ontspannen samenleving, met meer geduld et cetera. Nu weten we allemaal — ik wil daar geen karikatuur van maken — dat dit kabinet tot stand is gekomen op basis van een uitruil van dingen die je elkaar gunt. Laten we proberen wat evaluatief na te deken. Hebt u nu het idee, want dit kabinet is halverwege, dat dit kabinet een consistente visie heeft op de dingen waarvoor u pleit? Of pleit u er nu voor dat de PvdA dit met name binnen het kabinet moet realiseren en zij daarom de VVD weer gunt dat de defensie-uitgaven moeten worden verhoogd en dat de rechtsstaat weer wat meer regels gaat krijgen en wat strikter wordt? Hoe zit dat nu eigenlijk? Hoe waardeert u nu de samenhang in dit kabinet over de ideeën die u hier naar voren hebt gebracht, die wij vanuit GroenLinks op zichzelf best goed vinden?

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat laatste is in elk geval heel fijn om te horen. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik alsmaar weer terugkomen op de manier waarop het kabinet tot stand is gekomen een beetje een baard vind krijgen, want het kabinet zit er inmiddels twee jaar. Nu wil het toeval dat ik ooit, lang geleden, afgestudeerd ben op regeerakkoorden. Wat je eigenlijk bij alle regeerakkoorden ziet, is dat hoe langer een kabinet zit, de actualiteitswaarde van zo'n akkoord minder wordt, omdat het voor een deel wordt uitgevoerd, of omdat het door de werkelijkheid of door de actualiteit wordt ingehaald. Wat natuurlijk vooral van belang is, is dat zo'n kabinet die actualiteit wel heel goed onder ogen blijft zien en daar ook goed op blijft reageren. Je kunt een regeerakkoord niet als een spoorboekje beschouwen, dat vervolgens vier jaar lang blind wordt uitgevoerd. Het kabinet moet wel blijven nadenken en het moet ook geprikkeld blijven om goed in te spelen op die actualiteit. Mijn pleidooi voor meer zeggenschap voor de burger gaat samen met de actualiteit van de grote decentralisaties die per 1 januari a.s. van start gaan en de kansen die dat biedt om het element van een participatiesamenleving in de letterlijke zin van het woord, namelijk burgers die ruimte krijgen om te participeren, vandaag naar voren te brengen en het kabinet uit te dagen om daaraan ruimte te geven.

De heer Thissen (GroenLinks):

Laten we nu toch vooral het gevoel hebben dat in ieder geval het financiële kader van het regeerakkoord een ongelofelijk spoorboekje is. Maar even buiten dat, waar ik naar vroeg, is of u nu het idee hebt dat dit kabinet vanuit een gezamenlijke visie werkt aan die rebelse samenleving, die tegendraadsheid in het publieke domein, aan het omkeren van wat conventies zijn om die samenleving van ons allemaal op een wat hoger plan te brengen. Sociaal rechtvaardiger, solidairder, met meer initiatief bij de burgers en minder bij de overheid die alles regelt, daar vroeg ik u naar.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik denk dat die visie, zeker op het onderwerp waar we het nu over hebben, er is en er in elk geval zou moeten zijn. Ik hoor die straks heel graag van de minister-president. Maar nog heel even naar het spoorboekje, juist op dit onderwerp, juist op de Wmo heeft dit kabinet laten zien dat het regeerakkoord helemaal geen spoorboekje is. Want er stond in het regeerakkoord 2,3 miljard ingeboekt als bezuiniging bij de overdracht van onderdelen van de langdurige zorg naar de gemeenten. Als de decentralisatie van de Wmo straks van start gaat, resteert er uiteindelijk nog maar een bedrag van 700 miljoen euro als bezuiniging. Dat klopt exact met het bedrag at GroenLinks in haar verkiezingsprogramma op de decentralisatie van de zorg naar de gemeente had ingeboekt. Dus ook dat zou u toch tot grote tevredenheid moeten stemmen, lijkt mij.

De heer Kox i (SP):

Mevrouw Barth, uw enthousiasme is aanstekelijk, maar anderzijds ook een beetje aandoenlijk, omdat u zich hier de enthousiaste ondersteuner van het kabinet betoont. De helft van het werk is gedaan maar er moet nog meer gebeuren. Het moet u toch ook zijn opgevallen dat de eerste helft van het werk dat gedaan is met name in uw achterban buitengewoon slecht is gevallen? Alle mogelijke onderzoeken laten zien dat het met name uw achterban is die zich niet kan herkennen in het beleid tot dusver. Ik verstond ook de oproep van uw collega aan de overkant zo dat er vanaf nu weer eens wat meer oppositie in de coalitie moet worden gevoerd en dat, als er niets anders gebeurt aan het einde van deze rit, wanneer die ook mag eindigen, het met name uw achterban is die het idee heeft dat men in het pak genaaid is. Dat is een nette uitdrukking, zo heb ik vooraf al gecontroleerd. U moet dat toch ook ervaren? Ik ben het er allemaal mee eens dat gedane zaken geen keer nemen. Het is allemaal niet zo makkelijk, maar dat enthousiasme van u, dat de helft van het werk gedaan is en nu de andere helft, hoe legt u dat aan uw eigen achterban uit? Die ziet het niet zitten.

Een laatste opmerking, ik zie de laatste tijd met name mensen uit uw politieke partij die aangeven hoe rampzalig bepaalde onderdelen van het beleid wel niet kunnen uitpakken of al aan het uitpakken zijn. Dat moet u toch ook iets doen? Dus ik heb niks tegen uw enthousiasme, u staat daarvoor, maar enige relativering en enig inzicht in wat er in uw eigen partij en bij uw achterban gebeurt zou toch ook niet slecht zijn?

Mevrouw Barth (PvdA):

Volgens mij heb ik niet gezegd dat de helft van het werk van het kabinet er al op zit, maar dat de helft van de tijd erop zit. Ik heb ook geprobeerd aan te geven dat er wat ons betreft nog wel een paar heel grote stevige klussen moeten worden geklaard door dit kabinet. Het naar beneden brengen van de werkloosheid in ons land staat wat ons betreft op nummer 1, 2 en 3 van het prioriteitenlijstje. Het moet de komende jaren echt gaan over werk, werk en werk. Ik ben ervan overtuigd dat als het kabinet de ruimte neemt en de kansen pakt om daaraan ook echt zichtbaar iets te doen, het met dat vertrouwen van onze achterban ook wel weer goed komt, want wij heten niet voor niets Partij van de Arbeid. Daar moet het kabinet echt zichtbaar slagen in maken. Het begint nu gelukkig heel langzaam maar zeker weer de goede kant uit te gaan, maar het herstel is buitengewoon broos en de internationale situatie is heel turbulent. Voor je het weet, heeft het consumentenvertrouwen in Nederland weer een tik opgelopen en gaan we weer de verkeerde kant uit. Alle reden dus wat ons betreft om stabiel en helder bestuur te laten zien, om aan de burgers van Nederland te laten zien dat hoezeer de wereld ook in brand staat, wij hier niet om het minste of geringste een politieke crisis beginnen die iedereen weer nog veel onzekerder maakt, want dan ben je een eigen werkelijkheid aan het creëren met wat er mis kan gaan in de economie. Dat zou echt heel onverantwoord zijn.

De heer Kox (SP):

Tot slot, nog een keer. Uw enthousiasme is aanstekelijk. U gaat dit kabinet afrekenen op de werkgelegenheid die geproduceerd gaat worden. Dit kabinet heeft de werkgelegenheid alleen maar laten dalen en de werkloosheid alleen maar laten oplopen. Dat kan gebeuren, zou je zeggen, maar het banenplan dat minister Asscher presenteerde bleek al niet door het Centraal Planbureau te kunnen worden onderbouwd. Die 100.000 banen hingen daar ergens. Dus waar rekent u dit kabinet nu op af? Dat het zijn best gaat doen? Dit kabinet doet altijd zijn best. Maar als er nu geen substantiële toename van de werkgelegenheid en afname van de werkloosheid gaat komen, bent u dan nog zo enthousiast, of zegt u dan: kabinet, houd er rekening mee, als u niet presteert, is het gedaan?

Mevrouw Barth (PvdA):

Het jammere van de heer Kox vind ik altijd dat hij alleen maar denkt in zwart/wit. Als wij als Partij van de Arbeid aangeven dat het kabinet goed werkt maar dat het nog beter kan, dan zegt hij meteen dat we oppositie aan het voeren zijn. Dat is niet zo. Wij dagen het kabinet uit tot betere prestaties. U zegt nu ook: als de werkgelegenheid niet verbetert, dan moet het maar meteen einde oefening zijn. Dan vind ik dat wij weer moeten terugkeren naar de feiten. Ik heb in de Macro Economische Verkenning gelezen dat de werkloosheid in Nederland het afgelopen jaar met 44.000 mensen naar beneden is gegaan. Ik heb ook gezien dat het werkgelegenheidsverlies in de zorg veel beter uitpakt dan voorzien in de oorspronkelijke ramingen, en dat het kabinet op aandringen van de Tweede Kamer nog met een nieuwe investering in de huishoudelijke hulptoelage komt, wat leidt tot banenbehoud voor 14.000 mensen die bezig zijn als huishoudelijke hulp. Ik zie dus dat het kabinet het beleid in de goede richting aan het sturen is. De werkloosheid neemt af, het kabinet neemt maatregelen die de werkgelegenheid overeind houden of stimuleren, of in elk geval voorkomen dat banen onnodig verloren gaan. Wij vinden — dat heb ik net in mijn tekst ook gezegd — dat het nog een tandje beter kan. Daarom heb ik ook geprobeerd het kabinet daartoe uit te dagen.

De heer Kox (SP):

We hadden het eerder in het debat over feiten. Feit is dat de werkloosheid is opgelopen onder dit kabinet, permanent opgelopen!

Mevrouw Barth (PvdA):

Feit is dat de werkloosheid dit jaar gedaald is met 44.000 mensen.

De heer Kox (SP):

En nog steeds op een buitengewoon hoog niveau van 7% blijft, wat de Partij van de Arbeid, als haar prioriteit echt werk, werk, werk is, nooit voor haar rekening zou mogen nemen! Vandaar dat de fractievoorzitter van de PvdA, denk ik, tegen de regering zou moeten zeggen: kom op met die 100.000 banen; uw onderbouwing was totaal broos, herstel zien we nauwelijks, de afname van de werkloosheid wordt breed gezien als een buitengewoon geringe prestatie. Collega Hermans zegt: het gaat allemaal de goede kant op. Hij is niet van de Partij van de Arbeid, maar u wel, mevrouw Barth, u verwijst daar trots naar. De werkloosheid blijft op een onaanvaardbaar hoog niveau en u zegt: ik vind het allemaal wel best zo.

Mevrouw Barth (PvdA):

Nee, sorry, nu moet u mij niet verkeerd gaan citeren, mijnheer Kox. Het is jammer dat u die neiging altijd hebt. Ik heb niet gezegd dat het goed gaat. Ik heb gezegd dat het herstel broos is. U gebruikte uw interruptie net ook vooral om uw eigen bijdrage alvast even in te leiden. Dat mag. U mag uw eigen woorden kiezen. Ik heb niet gezegd dat het goed gaat. Ik heb gezegd dat het herstel broos is en dat het kabinet daar buitengewoon zorgvuldig mee moet omgaan. Vervolgens hebt u mij drie concrete voorstellen horen doen over hoe de werkgelegenheid in Nederland gestimuleerd kan worden en u hebt mij het kabinet horen opjutten om daar topprioriteit aan te geven. Als ik kijk naar de kleur van de hoes van de iPad van de minister van Sociale Zaken, dan komt het volgens mij wel goed.

De voorzitter:

Die is oranje.

De heer Brinkman i (CDA):

Ik begrijp dat er in deze Kamer nooit over politiek wordt gesproken. Misschien mag ik deze interruptie plaatsen om nog wat spreektijd te krijgen. Het valt mij op dat de twee partijen die hier bezig zijn om over arbeid te spreken, niet één keer — mevrouw Barth niet in haar betoog en beiden niet in hun interrupties — woorden als "werkgevers" of "ondernemen" hebben gebruikt. Ik wil beiden vragen voor hun volgende interruptie eens na te denken over de vraag wat dat voor bijdrage aan de economie zou kunnen leveren.

Mevrouw Barth (PvdA):

Dan had de heer Brinkman toch echt beter naar mijn inbreng moeten luisteren, want ik heb AWVN geciteerd, volgens mij het Algemeen Werkgeversverbond Nederland, met de voorstellen die het heeft gedaan.

De heer Brinkman (CDA):

Het ging over werk in termen van wie hier banen schept. Het gaat niet over arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en dergelijke. Het gaat ook niet over transparantie of over zeggenschap. Het gaat niet over institutionele zaken. Werk wordt in de eerste plaats in dit land gegeven door kleine en grote bedrijven die hun stinkende best doen om weg te komen uit de somberheid. Ik ben bezig om institutionele hervormingen te bepleiten, zo te horen is collega Hermans ook bezig om dat aan de orde te stellen. De mensen zitten verlegen om echte banen.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb een heel groot gedeelte van mijn betoog gewijd aan werkgelegenheid en ik heb zelfs aangegeven hoezeer het van belang is dat het bedrijfsleven kan groeien. Ik wees er ook op hoe belangrijk het is dat het bedrijfsleven kan terugvallen op goed onderwijs voor goed opgeleide werknemers, op de gezondheidszorg voor gezonde werknemers en op de uitstekende infrastructuur in ons land. Misschien moet u volgende keer toch iets scherper naar me luisteren, want ik heb het volgens mij allemaal gezegd.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik heb echt heel scherp geluisterd en ik ga nu toch een vraag stellen die mij heel erg zal bezighouden de komende maanden, ook op weg naar de herziening van ons belastingstelsel. Als de Partij van de Arbeid werk echt zo centraal wil stellen en dus ook de rol van grote en kleine werkgevers ziet, is de Partij van de Arbeid dan ook bereid om de trend te keren van alsmaar doorgaan met lastenverzwaringen? Is zij ertoe bereid, echt om te buigen naar lastenverlichting? Dat zou een trendbreuk zijn van de kant van de PvdA. De PvdA zou dan ook accepteren dat de kosten van arbeid echt omlaag gaan.

Mevrouw Barth (PvdA):

Met die trendbreuk valt het volgens mij enorm mee. Ik mag u er misschien op wijzen dat D66 twee jaar geleden het Kunduzakkoord, waar enorme lastenverzwaringen voor de burgers in zaten, heeft gesteund en de Partij van de Arbeid niet. Er was een tijd dat uw en mijn partij samen regeerden, en toen zijn we volgens mij gezamenlijk verantwoordelijk geweest voor de grootste lastenverlichting die het land ooit gekregen heeft. U maakt hier een beetje een karikatuur van de opstelling van de Partij van de Arbeid.

Wij hebben in elk geval vorig jaar bij de bespreking van het Belastingplan in dit huis al aangegeven dat wij heel veel waarde hechten aan het verlagen van de belasting op arbeid. Arbeid moet goedkoper gemaakt worden, want dat stimuleert de werkgelegenheid en het is fijn voor burgers. Wij hebben ook gezegd dat wij heel veel heil zien in het verzwaren van de belasting op vermogen om de belastingverlaging op arbeid te financieren. Dat is een discussie die ook aan de overkant in volle hevigheid gevoerd wordt. Mijn antwoord is dus volmondig ja, maar dat is geen trendbreuk. Dat hoort gewoon bij ons.

De heer Van Boxtel (D66):

Dat is het wel. Voor de historie zeg ik er nog iets bij over de akkoorden die mevrouw Barth aanhaalde, het Kunduzakkoord en het C3-akkoord van daarna, beide gesloten aan de overzijde met dit kabinet. Iedereen die daar bij was, zou kunnen bevestigen dat "minder lasten!" daarin altijd de inzet van D66 is geweest.

Mevrouw Barth (PvdA):

Het Kunduzakkoord behelsde onder andere een verhoging van de btw van 19% naar 21%. U mag van mij ervan vinden wat u wilt, maar volgens mij is dat lastenverzwaring voor iedereen.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp goed van mevrouw Barth dat zij de belasting ook op het vermogen wil gaan verhogen. We raken dus eerst onze baan kwijt, onze pensioenen gaan naar beneden, de hypotheekaftrek gaat naar beneden en dan gaan ze ook nog onze zuur verdiende centen afpakken. Heb ik dat juist begrepen? Wat een sociaal gezicht!

Mevrouw Barth (PvdA):

Volgens mij is het volledig in lijn met de tradities van de Partij van de Arbeid dat wij vinden, zoals het cliché zo mooi luidt, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. We zien in Nederland dat de vermogensverhouding veel schever is dan de inkomensverhouding en dan is het voor ons volstrekt voor de hand liggend dat de grote vermogens iets meer belasting gaan betalen. Dat mevrouw Faber het tegenwoordig asociaal vindt om van miljonairs wat meer te verwachten, lijkt mij een beetje de wereld op zijn kop, maar mevrouw Faber mag dat vinden. Het is een vrij land.

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp dat de kleine spaarders bij mevrouw Barth gespaard blijven. Ik kan mij haast niet voorstellen dat zij dat gaat doen. Kan zij mij nu toezeggen dat de PvdA de kleine spaarders niet gaat pakken? Ik moet ook nog even zeggen dat de PvdA altijd al moeite heeft gehad met bezit van een ander.

Mevrouw Barth (PvdA):

Oké. Die laat ik maar gewoon voor rekening van mevrouw Faber.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.00 uur tot 13.50 uur geschorst.