Behandeling Regelgevend kader kredietunies



Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)

Aanvang: 13.56 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

het Voorstel van wet van de leden Agnes Mulder en Nijboer tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enkele andere wetten met het oog op een regelgevend kader voor kredietunies (Wet toezicht kredietunies) (33949).


De voorzitter:

Ik heet de initiatiefnemers, mevrouw Mulder en de heer Nijboer, en de minister van Financiën van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.


De heer Essers i (CDA):

Voorzitter. De commissie voor Financiën heeft mij gemachtigd om namens haar het woord te voeren. Dat doe ik graag, niet in de laatste plaats omdat het hier om een initiatiefwetsvoorstel gaat. Dat is altijd een bijzondere prestatie. De indieners, mevrouw Mulder, de heer Nijboer, en in hen ook een voorganger, de heer Van Hijum, verdienen dan ook zeker een compliment. Wie hier de afgelopen paar maanden op de publieke tribune heeft plaatsgenomen, zou bijna denken dat het normaal is dat Tweede Kamerleden hier aankloppen met een aan de overkant aangenomen initiatiefwetsvoorstel. Maar zo is het natuurlijk niet. Ten minste vraagt het wat het woord al impliceert, namelijk initiatief. Ten minste vraagt het overtuigingskracht. En ten minste vraagt het volharding. Dat zijn bewonderenswaardige eigenschappen, zeker in combinatie.

Dit initiatiefvoorstel wijzigt de Wet op het financieel toezicht en een aantal andere wetten. Het voorstel beoogt heldere kaders te scheppen waarbinnen kredietunies in Nederland kunnen worden opgericht en werkzaam zijn. Een kredietunie is binnen de context van het voorstel een coöperatie waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie die haar bedrijf maakt van het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van die leden. Doel van het voorstel is het, nieuwe initiatieven met betrekking tot ondernemingsfinanciering, in het bijzonder voor het mkb, de ruimte te geven.

Het voorstel van de indieners beoogt aldus een serieus probleem te adresseren. Ondernemers, met name in het mkb, hebben regelmatig grote moeite met het verkrijgen van krediet. En krediet is in veel gevallen van essentieel belang om te kunnen ondernemen. Daarmee is het wetsvoorstel een kind van deze tijd. Tot de kredietcrisis bestond dit probleem niet of nauwelijks. Banken leenden royaal geld uit aan burgers en ondernemers. Ten gevolge van de kredietcrisis zijn de regels voor banken de afgelopen jaren aanmerkelijk aangescherpt. Het op zichzelf begrijpelijke gevolg daarvan is geweest dat banken de kredietverstrekking aan ondernemers hebben beperkt. Maar dat heeft ondernemers vervolgens weer beknot in datgene waar zij goed in zijn, namelijk ondernemen.

De initiatiefnemers hebben gemeend hier iets aan te moeten doen. Dat is sympathiek. Zij pogen hiermee iets te doen aan een reëel probleem. De commissie voor Financiën juicht deze poging van harte toe. Het voorstel neemt blokkades weg die op dit moment mogelijk de oprichting van een kredietunie zoals bedoeld in het voorstel in de weg staan. Wij zouden graag nog drie zaken aan de orde willen stellen.

In de eerste plaats zouden wij graag in meer detail met de initiatiefnemers van gedachten wisselen over de impact. Wat het voorstel beoogt, is helder. Maar kunnen de initiatiefnemers inschatten in hoeverre er van het voorstel gebruik zal worden gemaakt, gesteld dat het door dit huis wordt aangenomen? Welk onderzoek hebben zij in dit verband gedaan? Welke kwantitatieve, dan wel kwalitatieve informatie hebben zij verzameld om tot de overtuiging te komen dat juist dit wetsvoorstel, in deze vorm, zal bijdragen aan het oplossen van het probleem? En wanneer is dit voorstel in hun optiek een succes? Hoeveel krediet wordt er dan op deze wijze verschaft, hoeveel kredietunies worden er opgericht, hoeveel ondernemers sluiten zich naar verwachting aan? Graag hoor ik een antwoord van de initiatiefnemers op deze vragen.

In de tweede plaats zijn wij geïntrigeerd door artikel 3:38c. Dat luidt: "Een kredietunie met zetel in Nederland heeft een bij ministeriële regeling te bepalen maximale hoeveelheid opvorderbare gelden en een maximaal aantal leden." Wat was de inspiratie van de indieners bij dit artikel? Waarom leggen zij deze verantwoordelijkheid bij de minister, en juist via een ministeriële regeling?

Dit brengt mij bij mijn derde en laatste punt. Wij zouden graag van de initiatiefnemers, en ook van de minister, willen vernemen hoe de kredietunies die zij beogen, zich zullen verhouden tot de bancaire sector. Stel dat dit wetsvoorstel van de kredietunies een doorslaand succes maakt. Wat is dan de consequentie voor de bancaire sector? Het is te voorzien dat er ten aanzien van krediet per definitie concurrentie met de banken zal zijn. Hoe kijken de initiatiefnemers en de minister hiertegen aan? Is het een neveneffect dat de initiatiefnemers beogen, mede gelet op het feit dat de nabijheid van de coöperatievorm juist een reactie is op de schaalvergroting? Wij vernemen graag een nadere duiding van de initiatiefnemers en van de minister.

Wij zien met belangstelling uit naar de antwoorden van mevrouw Mulder, de heer Nijboer en de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Essers. Wenst een van de andere leden in eerste termijn nog het woord hierover te voeren? Ik zie dat dat niet het geval is. Dan zijn wij nu toe aan het antwoord van de initiatiefnemers en de regering. Daarvoor is nu eerst het woord aan mevrouw Mulder.


Mevrouw Agnes Mulder i:

Voorzitter. Dank voor de warme woorden uit de Eerste Kamer en de brede steun die wij er ervaren voor dit initiatiefwetsvoorstel. De woordvoerder namens de commissie voor Financiën zei terecht dat ik in eerste instantie samen met Eddy van Hijum dit initiatiefwetsvoorstel heb ingediend. Gelukkig was bij zijn vertrek uit de Tweede Kamer collega Henk Nijboer bereid om de plaats van Eddy van Hijum in te nemen en om samen met mij dit initiatiefwetsvoorstel te verdedigen en ook verder uit te dragen. Eigenlijk is het initiatief om tot kredietunies te komen zelfs afkomstig uit een vorige kabinetsperiode. Mijn voorganger Ad Koppejan sprak namelijk met een aantal ondernemers die zeiden: het gaat slecht met de kredietverlening in Nederland en wij willen graag een manier zoeken waarbij ondernemers andere ondernemers kunnen financieren. Zij wilden dus niet meer afhankelijk zijn van uitsluitend de bankensector, maar ondernemers wilden ook elkaar kunnen financieren. Sommige ondernemers hebben het namelijk gewoon goed gedaan en willen hun geld graag stoppen in andere bedrijven. Dat kan natuurlijk nu wel via een bv, maar dan is de ondernemer zelf ook weer voor honderd procent voor het risico aansprakelijk. Die ondernemers klopten dus bij ons aan en vroegen ons om met andere voorstellen te komen. Zij kwamen daarbij zelf ook op het idee van kredietunies. In veel andere landen wordt ook met deze kredietunies gewerkt.

De vraag komt dus uit de samenleving zelf. Het is erg belangrijk dat ondernemers zelf initiatief kunnen nemen en zij deze mogelijkheden kunnen benutten. Bedrijven die groeien en veranderen, hebben krediet nodig. Daarmee worden banen gecreëerd. Alle aanwezigen weten dat banen op dit moment nog heel hard nodig zijn in onze samenleving.

Dit brengt mij op een antwoord op de eerste vraag die is gesteld, over de impact van het wetsvoorstel dat nu voorligt. Wat is onze inschatting? Ik begin met te zeggen dat dit middel natuurlijk niet de heilige graal is voor het oplossen van de problemen met de financiering van het mkb. Voor een groot aantal mkb-bedrijven is dit echter wel heel interessant. Zij kunnen hierdoor zelf aan de slag gaan en kunnen dit als een goede optie gebruiken. Het is echter beslist niet de enige optie. We zien bijvoorbeeld dat kredietunies ook kunnen dienen als cofinancier. Daarbij kunnen ondernemers samen met banken optreden, maar ook bijvoorbeeld samen met private-equityfondsen of pensioenfondsen. Ook crowdfunding kan hierbij een rol spelen. Een heel palet aan instrumenten kan worden inzet. Deze instrumenten kunnen naast elkaar worden gebruikt, waardoor onze bedrijven weer verder kunnen.

Bij veel kredietunies wordt gewacht op het aannemen van dit wetsvoorstel. Dat geven betrokkenen zelf aan. Zij willen namelijk heel graag aan de gang gaan met hun kredietunies, ook na de vrijstelling van de kredieten uit Europa. Misschien zal onze adviseur, de minister, straks nog ingaan op de vraag wanneer die vrijstelling gaat plaatsvinden. Er zouden nu enkele tientallen in de startblokken staan. Een heel mooi rechtstreeks voorbeeld daarvan zag ik onlangs in Assen bij voetbalvereniging ACV. Daar zei een oud-ondernemer, die zijn bedrijf inmiddels had verkocht: Agnes, ik ben bezig een kredietunie op te richten in Assen, Noord-Drenthe en ik zie overal jouw naam; ik weet dat dit door de Kamers heen moet; wij willen hier aan de slag in Noord-Drenthe, dus wil jij daar even vlot werk van maken? Onlangs hebben mijn collega Henk Nijboer en ik ook gesproken met kredietunies in Oost-Groningen. Ook daar zijn ze enthousiast aan de gang. Op die manier komen vele voorbeelden bij ons. De ondernemers willen gewoon aan de gang.

Deze kredietverlening zal niet onmiddellijk in de honderden miljoenen euro's gaan lopen, maar op de langere termijn is het wel de bedoeling dat ze als totaal substantieel gaan bijdragen aan onze economie en groei tot stand brengen. Deze informatie krijgen wij ook van de kredietunies zelf. De eerste tientallen kredietunies zijn nu aan de slag gegaan en zitten te wachten om van start te kunnen. De SER stelt in zijn rapport van oktober vorig jaar kredietunies als een echte oplossingsrichting te zien voor de problemen met kredietverlening in Nederland. Het is dus een van de oplossingsrichtingen voor de vastgelopen kredietmarkt voor het mkb.

Wij zien dat kredietunies in andere landen zeer succesvol kunnen zijn. Daar dragen ze substantieel bij aan de kredietverlening aan het mkb. De indieners zien het als een ideaalbeeld voor ons land dat wij daarnaartoe kunnen groeien. Dat zal de eerste jaren nog niet direct het geval zijn. Dat realiseren wij ons ook, maar wij denken dat wij hen met deze wet kunnen helpen een stap in de goede richting te zetten. Het is de bedoeling dat ondernemers zelf de kredietverlening in hun eigen branche of regio kunnen oppakken en zo kunnen bijdragen een diverser aanbod van bedrijfsfinanciering.

Het mooie is dat die ondernemers betrokkenheid met elkaar hebben. Die hebben ze in hun branche of in hun regio. Door die extra betrokkenheid en de coaching die de ondernemers elkaar geven, is het slagingspercentage van deze ondernemers groter dan wanneer ze alleen door een bank zouden worden gefinancierd, als ze daar al krediet zouden krijgen. Als kredietunies uiteindelijk een substantiële rol spelen, dan heeft het wetsvoorstel in de ogen van de indieners zijn doel behaald.

De tweede vraag van de Eerste Kamer is waarom verantwoordelijkheid bij de minister wordt gelegd. Mijn collega Henk Nijboer zal daar straks op ingaan en de minister zal daar misschien ook nog enkele woorden aan wijden.

De derde vraag was: wat zijn de consequenties voor de banken? De indieners zien geen directe concurrentie met de banken. Kredietunies zouden juist aanvullend moeten zijn op terreinen waar banken geen krediet meer verlenen aan bedrijven of bepaalde groepen bedrijven. Vandaar dat het mogelijk is om vanuit de branche zaken op te richten. Dat zien wij bijvoorbeeld bij de BOVAG of bij de bakkers. Het kan gebeuren dat een bakker uit Zeeland krediet nodig heeft en een bakker uit Drenthe krediet wil geven. Dat kunnen wij verder stimuleren. Dan gaat het soms om een simpele machine, zoals een oven van €60.000, waardoor je werkgelegenheid kunt behouden. Dat soort voorbeelden zien wij.

Op de langere termijn zou er wel enige concurrentie kunnen komen, maar dat zou best goed zijn voor de Nederlandse markt. Onze financiële sector is niet heel erg breed op dit moment. Wij hebben die verbreding wel nodig, anders is ons land heel erg kwetsbaar. De vrijstellingsgrenzen zijn daarbij echter nog best laag. Echte concurrentie met de banken zal misschien nog een beetje meevallen. Wij willen door middel van onderliggende wetgeving ook flexibiliteit. Daar zal collega Nijboer misschien straks nog op ingaan als hij de tweede vraag beantwoordt. Wij willen het mkb de mogelijkheid geven om echt door te groeien.

De indieners beogen dus niet direct dat banken worden beconcurreerd, maar mocht dat het geval zijn, dan is dat geen onwenselijk effect. De banken kunnen immers wel wat meer concurrentie gebruiken. Dat komt de kredietverleningsmarkt alleen maar ten goede. Wij als indieners vinden het heel belangrijk dat de kredietunies de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Het zijn initiatieven vanuit de samenleving. Dat kan stuurmanskunst vragen. Vandaar dat de minister de mogelijkheid heeft om grenzen te kunnen aanpassen, maar wel tegen de achtergrond van wat de indieners beogen, namelijk een eenvoudiger instrument dan een gewoon bancair instrument, de common bond en prudente solvabiliteitseisen. Dat alles geeft minder toezichtskosten dan een gewone bank, maar daar staat meer intern toezicht tegenover met leden die elkaar bij de les houden en controleren. Als deze Kamer de wet aanneemt, hopen wij dat ondernemers de handschoen gaan oppakken en op die manier kunnen zorgen voor werkgelegenheid. Dat heeft ons land hard nodig.


De heer Nijboer i:

Voorzitter. Het is een bijzonder moment om hier het oudste recht van de Tweede Kamer te mogen uitoefenen: het recht van initiatief. Dat recht ontstond tegelijkertijd met de Grondwet in 1814 met het recht van instemming met of afstemming van een wetsvoorstel. Destijds werd dat initiatief nog aan de vorst voorgelegd. Toen werd de Eerste Kamer ook nog door de vorst benoemd. Dat is tegenwoordig anders. Tot 1878 verdedigden bevriende leden van de Eerste Kamer het wetsvoorstel. Tegenwoordig is het Tweede Kamerleden vergund om in uw senaat de verdediging te voeren. Daar ga ik dan ook graag op in. Collega Mulder heeft al antwoord gegeven op de eerste en derde vraag van uw Kamer. Aan mij is nog één vraag gesteld. Die ziet op de ministeriële regeling. Daarvoor ga ik even terug naar de drie hoofddoelstellingen van deze wet.

Allereerst beogen mevrouw Mulder en ik de kredietverlening in Nederland te verbeteren. Het mkb, in het bijzonder het kleinbedrijf, komt heel moeilijk aan krediet. Dat is de afgelopen jaren uitgebreid gebleken. Je hoeft maar te komen in een zaal ergens in het land waar ondernemers bijeenkomen, wat ook senatoren af en toe mogen beleven, en je hoort hun klacht: wij krijgen bijna geen krediet meer van de banken. En Nederland is heel erg afhankelijk van bancaire financiering. Wij willen andere mogelijkheden tot kredietverlening stimuleren.

Dat is de tweede doelstelling van de wet: een diverser financieringslandschap. Dat kan natuurlijk met meer eigen vermogen, maar ook door leningen via verschillende kanalen te laten lopen. Een van die kanalen kunnen kredietunies zijn. Zo zijn kredietunies bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, Engeland en andere landen van de Europese Unie veel succesvoller in het financieren van ondernemingen dan in Nederland. Onze overtuiging is dat dat mede komt door onze huidige Bankwet. Die stelt zeer strikte voorwaarden aan het oprichten van een bank. Dat zijn overigens heel terechte voorwaarden, want als een consument ergens zijn spaargeld aan toevertrouwt, zijn er ook strikte voorwaarden nodig. Maar als ondernemers geld aan elkaar willen lenen en je diezelfde wet daarop van toepassing laat zijn, dan komt de kredietverlening niet van start. Je ziet dat in andere landen wel gebeuren. Je ziet ook dat er vraag is in Nederland. Er zijn al tientallen aanvragen voor kredietunies. Die zijn al aan het ontstaan via een omweg, via perpetuele leningen, maar dat is buiten het wettelijk kader dat daarop is toegesneden. Het wettelijk kader hiervoor hebben wij willen scheppen.

De derde overweging is dat er initiatieven zijn vanuit de maatschappij. De wetgeving loopt niet altijd vooruit op maatschappelijke ontwikkelingen, om maar eens een understatement te gebruiken. Het CDA en de PvdA hebben zich hierin verenigd. Zij zagen iets wat mooi is, wat ondernemers graag willen, wat ze via omwegen, via perpetuele leningen, realiseren maar eigenlijk een beetje slecht voor elkaar krijgen, en willen dat ondersteunen met wetgeving. Dat verklaart waarom wij bij ministeriële regeling vrij veel hebben vrijgelaten. Het is namelijk een nieuwe ontwikkeling. Als je in de wet heel precies de grenzen daarvan vaststelt in de zin van "hij mag niet meer dan 1.000 leden hebben" of "het mag niet meer dan zoveel miljoen zijn", dan wordt de mate beperkt waarin de wetgever kan acteren op wat er maatschappelijk gebeurt, op wat er wordt ondernomen in de maatschappij. Wij hebben er dus bewust voor gekozen om dat bij ministeriële regeling te doen, zodat er flexibiliteit ontstaat om in te spelen op wat er straks met kredietunies gebeurt.

Wij hebben overigens een heel debat in de Tweede Kamer gehad over de wettelijke grenzen. Je wilt immers geen miljarden in een kredietunie en die dan over de kop laten gaan met een redelijk beperkt toezicht. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Waar in eerste instantie aan wordt gedacht, wat de minister wordt meegegeven — men zou het hem ook kunnen vragen — is een grens van tussen de 10 en 100 miljoen voor het kredietunietoezicht en een maximum van 25.000 leden. Dat heeft ook een praktische inslag. Zo is bijvoorbeeld de BOVAG zeer geïnteresseerd in het oprichten van een kredietunie. Het aantal leden van de BOVAG ligt iets onder de 25.000. Dat is een praktisch voorbeeld van garagehouders die de mogelijkheid willen hebben om elkaar leningen te verstrekken in het geval dat een bank dit niet wil doen. Daar wordt aan gedacht. Het is vervolgens aan de minister om dat verder in te vullen.

De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het hebben van invloed op de uiteindelijk gekozen waarden. We komen daarover met de minister nog wel verder te spreken, zo zeg ik in mijn rol als Tweede Kamerlid en dus niet als initiatiefnemer. Er is bewust voor gekozen om dit niet bij wet vast te leggen omdat dit een nieuwe ontwikkeling is. We zullen elk jaar, of elke twee jaar, in de Kamer met de minister van gedachten wisselen over hoe dit wetsvoorstel in de praktijk werkt. Dan kan het worden aangepast aan de maatschappelijke ontwikkelingen en de vraag die er vanuit de sectoren is. Soms gaat er ook weleens wat mis. We moeten er eerlijk over zijn dat dit soms met nieuwe initiatieven weleens gebeurt. Misschien moet er dus nog wat aan worden gerepareerd of aangepast. Maar dat kan nu eenmaal altijd gebeuren als je een wetsvoorstel maakt dat beoogt nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Om die reden hebben we de nodige flexibiliteit in het wetsvoorstel voorzien.

Dan rest mij dank uit te spreken voor de gelegenheid om het wetsvoorstel in de eerste termijn hier te kunnen verdedigen.


Minister Dijsselbloem i:

Voorzitter. Ik zal kort ingaan op twee punten en wat langer op het onderwerp waarop ik specifiek ben aangesproken. Het eerste punt betreft het de reden voor de ministeriële regeling. De initiatiefnemers hebben dat goed verwoord en ik wil me daarbij aansluiten. We hebben met de initiatiefnemers en de Kamer verkend wat de kengetallen — de grenzen, de minima, de maxima, et cetera — zouden moeten zijn. We hebben daarbij natuurlijk ook met een schuin oog gekeken naar wat in andere Europese landen inmiddels al is gegroeid en ontstaan, ook omdat we denken daarmee de benodigde ruimte van de Commissie te krijgen die nodig is in verband met de Europese wetgeving. Dat is meteen mijn tweede punt, waarover ik kort iets wil zeggen. Zodra de wetgeving in de Eerste Kamer is aangenomen, gaan we in Brussel melden hoe een en ander eruit is komen te zien. We geven dan ook zo snel mogelijk inzicht in de onderliggende regelgeving. Hopelijk kan de Commissie dan snel groen licht geven en de medewerking verlenen die we nodig hebben. Ik kan daar niet echt een datum op prikken, want ik heb de Europese Commissie niet aan een touwtje. We doen echter onze uiterste best om dat snel voor elkaar te krijgen.

Dan is heel concreet aan het kabinet gevraagd wat dit nu betekent voor de bancaire sector. Is het misschien zelfs een bedreiging voor de bancaire sector als dit een doorslaand succes wordt? Kijkend naar de bancaire sector in Nederland en überhaupt naar de financiering van het Nederlandse mkb, is diversiteit een groot goed. We zijn dus zeer geïnteresseerd in het diversifiëren van kapitaalsaanbod en vermogensaanbod voor het mkb. De kwetsbaarheid van de kredietverlening, die zo afhankelijk is van de bancaire sector, is de afgelopen jaren ook gebleken. Diversiteit is dus goed.

Hetzelfde geldt voor concurrentie. Concurrentie in het Nederlandse bankenlandschap is alleen maar goed. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de hypotheekmarkt; ook daar verwelkomen wij nieuwe aanbieders, omdat we denken dat concurrentie in de Nederlandse bancaire sector goed en verstandig is. Wat onderscheidt de kredietunie van de bancaire sector? Bij de kredietunie speelt het aspect van onderling vertrouwen, betrokkenheid en het elkaar kennen. Waar nodig en gewenst, kunnen begeleiding en coaching daar heel direct aan worden verbonden. Dat zijn allemaal krachtfactoren ten opzichte van de grote banken die, gegeven de omvang van hun portefeuille en het risicomanagement, zich zakelijker en afstandelijker zullen opstellen. Dit is echt van ondernemer tot ondernemer. Naar onze inschatting, en ik dacht ook naar de inschatting van de initiatiefnemers, kunnen de transactiekosten in dit model bovendien beperkter zijn dan ze op dit moment bij de bancaire kredietverlening zijn. Vanuit de marktwerking in de markt van financiering voor het mkb zijn er dus alleen maar positieve elementen te noemen: meer diversiteit en meer concurrentie. Ik denk overigens wel dat de banken een heel belangrijke rol zullen blijven vervullen. We moeten ook niet verwachten dat de kredietunies, zelfs als zij een heel groot succes worden, de hele financiering van het mkb zullen kunnen overnemen. Eerlijk gezegd, is dat ondenkbaar gegeven de omvang van de portefeuilles. De kredietunies zijn echter een zeer welkome aanvulling. Ik denk dat de markt van financiering voor het Nederlandse mkb er een stuk beter door zal gaan werken.

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer.

Het woord is aan de heer Essers.


De heer Essers i (CDA):

Voorzitter. Ik dank beide initiatiefnemers en de minister voor de heldere beantwoording. Dat geeft eigenlijk alleen maar aanleiding om mijn laudatio nog wat uit te breiden. Ik heb enkele zaken gehoord die wij buitengewoon graag horen in deze Kamer. Zo is gezegd hiermee een vraag te adresseren die uit de samenleving komt. Er is duidelijk een probleem en daarvoor komen de initiatiefnemers met een oplossing. Hulde daarvoor! Het klinkt vanzelfsprekend, maar dat is het toch niet altijd. Soms vragen wij ons immers af: waarvoor dient deze wet nu precies? Dat is hier heel duidelijk. Er is sprake van een achterblijvende kredietverlening aan het mkb. Dit voorstel levert een bijdrage aan het oplossen daarvan. Aan de ene kant straalt het wetsvoorstel realiteitszin uit. De initiatiefnemers beloven geen gouden bergen; er wordt gezegd dat een en ander langzaamaan zijn weg moet gaan vinden. Aan de andere kant straalt het wetsvoorstel ook ambitie uit. Het kan immers een grote mate van succes opleveren. Het kan zich gaan bewijzen: de initiatiefnemers scheppen de voorwaarden om het een succes te laten worden, zonder nu al torenhoge verwachtingen te hebben.

Wat ons zeer aanspreekt, is dat de initiatiefnemers doelen op flexibiliteit; niet alles wordt dichtgetimmerd. Daarom wordt er een behoorlijk belang toegedicht aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Door nu al allerlei ratio's vast te leggen, zou je de ontwikkelingen helemaal dichttimmeren en zou er binnen de kortste keren weer een nieuw wetsvoorstel nodig zijn. Ik denk dat dit een heel verstandige weg is. De initiatiefnemers gaven al aan dat de Kamer, het parlement, de vinger aan de pols zal houden en zal kijken hoe dat allemaal werkt.

Ook de diversiteit spreekt ons zeer aan. Er is natuurlijk sprake van een heel grote mate van diversiteit, ook binnen het midden- en kleinbedrijf. Misschien is het hoofdprobleem nog niet eens dat er een tekortschietend aanbod is van krediet aan het mkb, maar dat er te weinig aansluiting is tussen de heel grote banken en de verschillende kleine mkb'ers. Ik denk dat dit initiatief een heel goede mogelijkheid biedt om weer maatwerk te leveren. Tegelijkertijd is het een uitdaging voor de bestaande bancaire sector om daarin meer initiatieven te ontplooien. Het is zaak weer heel dicht bij de ondernemer te staan en ervoor te zorgen dat bestaande ambities in goede banen worden geleid en met succes worden afgerond. Met andere woorden, ik voorzie ook wel concurrentie, maar met de minister zeg ik dat dit helemaal geen probleem is. Dat houdt iedereen immers wakker. Voor de rest vind ik het een heel grote uitdaging om van deze nieuwe vorm van kredietverstrekking een groot succes te maken. Ik sluit dan ook af met de felicitaties aan beide initiatiefnemers en de minister met dit nieuwe instrument.


Mevrouw Agnes Mulder i:

Voorzitter. Het doet mij heel erg goed dat beide Kamers enthousiast zijn over het feit dat de samenleving zelf hiermee weer aan de slag gaat. Daar moet het immers gebeuren; daar worden nieuwe banen gecreëerd en daar profiteren de gezinnen van. Ik denk dat alle mkb-ondernemers die op deze manier hun financiering voor elkaar zullen krijgen, de beide Kamers daarvoor erkentelijk zijn. Overigens moeten ze het wel zelf doen. Ze moeten goede plannen maken; het gaat niet vanzelf. Net zoals op andere momenten, moeten ze alles goed onderbouwen.

Ik wil hierbij ook nog aangeven dat wij bij het maken van dit initiatiefwetsvoorstel de steun hebben gehad van een aantal adviseurs en medewerkers van de fractie. Ik wil hen op deze manier dan ook graag nog een keer extra bedanken. Je moet het samen doen; zonder goede medewerking lukt er immers niets. Ik dank hen vanaf deze kant daarvoor nogmaals. Ook spreek ik dank uit voor het feit dat wij dit initiatiefwetsvoorstel in deze Kamer mochten verdedigen.

De voorzitter:

Wil de heer Nijboer nog iets toevoegen? Nee, dat is niet het geval. Ook de minister van Financiën maakt geen gebruik van deze mogelijkheid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen.

De vergadering wordt van 14.25 uur tot 14.45 uur geschorst.