Plenair Bruijn bij voortzetting behandeling Onderwijstoezicht



Verslag van de vergadering van 1 maart 2016 (2015/2016 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Nou, voorzitter, niet meteen doorschieten nu.

De voorzitter:

Hij hoort het graag, hoor ik hier zeggen. Dat dacht ik ook.

De heer Bruijn (VVD):

Voorzitter. Dank u voor deze uitgebreide aankondiging. Ik hoop dat iedereen goed geluisterd heeft. Ik dank de indieners, die de indieners niet zijn, zo hebben we vandaag begrepen — de Tweede Kamer is de indiener — en de regering voor de uitgebreide beantwoording en het inspirerende debat. Mijn fractie vindt het een zeer goede zaak dat de aard van het inspecteren van en het toezien op onderwijs, wordt herzien en gemoderniseerd, en dat daarbij een heel duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds deugdelijkheid en toezicht op basis van de wettelijke deugdelijkheidseisen, en anderzijds het stimuleren van de kwaliteit. Daarbij spelen ook de eigen inzichten van de inspectie een rol, maar met name het verhaal van de school. De eigen inzichten van de school staan dus centraal, net als de vrije onderdelen van het schoolplan. De manier waarop dit is toegelicht door de indieners verdient grote hulde en heeft ook zeer veel verduidelijkt voor mijn fractie.

Het is belangrijk dat de heer Bisschop heeft gezegd dat voldoen aan de deugdelijkheidseisen betekent dat goed onderwijs wordt gegeven. Dat moet natuurlijk overeind blijven staan; daar zijn we het over eens. Het is dus niet zo dat je aan allebei moet voldoen om goed onderwijs te geven. Alleen de deugdelijkheidseisen staan al voor goed onderwijs. Dat betekent ook dat we in de toekomst kritisch moeten blijven kijken naar de ontwikkeling van die deugdelijkheidseisen, want die moeten dan ook garanderen dat het onderwijs goed is. Indachtig Dijsselbloem hoort daar ook voldoende aandacht voor toetsing bij. Daarbij is het heel belangrijk dat toetsing niet mag ontaarden in perverse prikkels door alleen naar eindniveaus te kijken. Daar heeft mevrouw Gerkens terecht op gehamerd. Als je het op een moderne manier doet, betrek je daar ook de beginniveaus en de sociaal-culturele achtergrond van populaties bij. Daar kun je voor corrigeren. Het onderzoek dat daarnaar in de afgelopen jaren is gedaan en de verschillende verkiezingsprogramma's die daaraan hebben bijgedragen, zijn belangrijk geweest. Met name het ministerie zelf heeft hiernaar belangwekkend onderzoek gedaan. Dat wil ik nogmaals gezegd hebben.

De indieners hebben aangegeven, het belangrijk te vinden dat de deugdelijkheidseisen periodiek worden getoetst op nut en noodzaak in relatie tot hun bijdrage aan de onderwijskwaliteit. Dat moeten we even tot ons laten doordringen. Mijn fractie onderschrijft dit. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen (33862, nr. 19), waarin in het algemeen wordt gevraagd om periodiek te toetsen. Daaraan wordt dus geen termijn verbonden. Ook wordt in de motie gevraagd om te toetsen op hedendaagse toepassing, consistentie en effectiviteit. Die motie is aangenomen, overigens met steun van de VVD-fractie aldaar. Nu vindt mijn fractie in de eerste plaats een toets op hedendaagse toepassing, consistentie en effectiviteit niet per se hetzelfde als een toets op nut en noodzaak in relatie tot de bijdrage aan de onderwijskwaliteit. Enerzijds kun je zeggen dat dit een semantische discussie is. Anderzijds kun je zeggen: nee, dit raakt nu juist aan de kern van het wetsvoorstel, namelijk dat de onderwijskwaliteit centraal staat, en dat is iets anders dan toepassing, consistentie en effectiviteit.

In de tweede plaats vindt mijn fractie dat voor de periodieke toets wel een termijn mag worden afgesproken. Ook signalen uit het veld hebben ons daartoe gebracht. Als je in het algemeen afspreekt om periodiek te toetsen, kan dat ook eens in de 100 jaar zijn. Dat lijkt ons betrekkelijk weinig, en misschien zelfs té weinig. Dat zeg ik in de richting van de heer Ganzevoort, om dat verschil nog eens te stipuleren. Dat is dan wel erg gratuit. Het lijkt ons redelijk om de randvoorwaarden eens in de vier jaar te toetsen. Dat ligt ook voor de hand, ook omdat nu wordt gedacht over het eens in de acht jaar herijken van de kerndoelen, dus de inhoud. De toetsing van de randvoorwaarden zou dan dus fungeren als een soort midterm review. Daarover heeft mijn fractie een motie voorbereid, die ik nu graag indien.

De voorzitter:

Door de leden Bruijn, Pijlman, Schalk, Krikke, Rinnooy Kan en Kops wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de sectorwetten een omvangrijk pakket aan deugdelijkheidseisen omvatten;

overwegende dat voorkomen moet worden dat ten gevolge van incidentenpolitiek de opdracht aan het onderwijs bij herhaling op deelaspecten wordt gewijzigd;

overwegende dat in het kader van de proportionaliteitstoets de deugdelijkheidseisen nader beschouwd dienen te worden in relatie tot de bijdrage aan onderwijskwaliteit;

verzoekt de regering, terughoudendheid te betrachten in het toevoegen van nieuwe deugdelijkheidseisen;

verzoekt de regering voorts, de deugdelijkheidseisen één keer per vier jaar te toetsen op de noodzaak in relatie tot de bijdrage aan de onderwijskwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (33862).

De heer Bruijn (VVD):

Daar wil ik het bij laten, voorzitter. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Bruijn. Ik geef nu wél het woord aan mevrouw Nooren.