Verslag van de vergadering van 16 februari 2016 (2015/2016 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.13 uur
De heer Kok i (PVV):
Voorzitter. Ik heb niet de intentie om alle eerdere discussies van 2012 en 2014 over de Wet herziening export kinderbijslag, ook wel "Whek" geheten, in extenso over te doen. Maar omdat het nu voorliggende voorstel tot opzegging in feite voortvloeit uit de al in 2014 breed aangenomen wet, is het zinnig om in kort bestek daar een paar contextuele kanttekeningen bij te plaatsen.
Na een eerste plenaire behandeling op 18 december 2012 werd het voorstel tot exportbeperking aangehouden. De minister wilde de Raad van State voorlichting vragen over internationaalrechtelijke aspecten van het voorstel. Mijn fractie was overigens toen al zeer ingenomen met de op dat moment voortvarende aanpak van de minister om de export naar niet-EU-landen zo snel als mogelijk stop te zetten. Anderhalf jaar verder, op 10 juni 2014, werd de discussie pas weer voortgezet, na ommekomst van de antwoorden van de Raad van State, gevolgd door de eindconclusie van de minister bij brief van 28 juni van datzelfde jaar dat er geen internationaalrechtelijke belemmeringen waren voor het wetsvoorstel. Behandeling daarvan kon verder plaatsvinden op korte termijn. Het resultaat daarvan was dat het op 17 juni in deze Kamer is aangenomen.
In diezelfde periode was inmiddels ook de rook opgetrokken van de loopgravenoorlog met de rechter, die op diverse onderdelen nadere uitspraak deed. De details zal ik nu niet verder oprakelen, want daar gaat het hier nu niet om. Wel is duidelijk dat diverse kabinetten zich bij aanvang danig hebben verkeken op Europese afspraken en enkele verdragen. Zo sneuvelde onder meer de verlaging van de nabestaandenuitkering naar Turkije en Marokko door buitenwerkingstelling van het woonlandbeginsel, en ook de korting op de kinderbijslag naar Marokko. Ik herhaal dat, conform onze eerdere lijn, de ratio achter het woonlandbeginsel en de beperking van de export van kinderbijslag nodeloos zijn ondergesneeuwd in alle opgeworpen juridische obstakels. Voorop dient te staan dat belastinggefinancierde uitkeringen in principe niet exporteerbaar zijn naar buiten de EU. Kinderbijslag en kindgebonden budget zijn uitsluitend bedoeld voor de ondersteuning van ouders van wie de kinderen in Nederland wonen.
Voor dertien verdragslanden kon de export van de kinderbijslag en het kindgebonden budget al direct automatisch worden stopgezet. Daarvoor was immers geen verdragsaanpassing nodig; het schrappen van de uitzonderingsbepaling was al voldoende. Voor negentien andere landen, waarvoor wel verdragsaanpassing nodig is, lopen de onderhandelingen nog. Gewoon opzeggen, zou volgens mijn fractie vanaf aanvang al de beste optie zijn. Onderhandelingen over aanpassingen dreigen nu nog jaren te duren. Dat gold zeker voor een land als Marokko, dat toen al nergens op reageerde en deze minister fijntjes jaren aan het bekende lijntje wist te houden. Een land dat nota bene na een in september 2015 zeer voordelig gesloten akkoord met een riant overgangsregime, brutaal enkele absurde eisen op tafel wist te leggen, door nota bene de Westelijke Sahara erbij te slepen. Een land dat pas in 2014 Nederland als enige reactie van een "onvriendelijke daad" betichtte.
Het moet nu klaar zijn. Aan een zwalkend beleid moet eens een einde komen. Te lang is de minister blijven hangen in de modus van "een brede en zorgvuldige afweging" en in een verwarrende terminologie die de bottomline miskent: aanpassen of opzeggen. Ik herinner hem ook nog aan zijn uitspraken als: "deze uitkeringen zijn niet bedoeld om er rijk van te worden, maar om te voorzien in levensonderhoud", afgestemd op de locatie hier te lande. En: "misbruik en oneigenlijk gebruik moeten worden bestreden als we het draagvlak voor het stelsel willen behouden", bij de begrotingsbehandeling van 2013. Consistentie in beleid en uitspraken zou nu geen luxe zijn.
Ik mag dan ook gevoeglijk aannemen dat de periode om de motie van de Tweede Kamer alleen maar te gebruiken als "signaal richting Marokko" nu definitief voorbij is. De conclusie in de dialoog is zo langzamerhand toch wel getrokken, lijkt mijn fractie. Dat mag ook eindelijk wel, na een periode waarin dit kabinet hier te lande wel tamelijk rücksichtslos majeure verslechteringen in de sociale zekerheid heeft doorgevoerd, maar op dit vlak geen noten weet te kraken. Het laten voortbestaan van "uitkeringsfeestjes" zou een wel heel navrant signaal zijn naar alle getroffenen van dit kabinetsbeleid. Waarom dan nog steeds even expliciet, ook tot nu toe in de recente nota, maar blijven herhalen dat "de deur van Nederland om besprekingen te voeren openstaat"? En dat die "bereidheid op verschillende niveaus richting Marokko is aangegeven". Hier wordt openlijk gehint op het feit dat tot 1 juli 2016 nog alles mogelijk is. Dat lijkt op actief promoten voordat het loket dichtgaat. Wat bezielt deze minister? Hoeveel gelegenheid voor traineren, manipulatie of chicaneren, wil je nog bieden? Wie is hier de vragende partij? Kan deze minister hier en nu klip-en-klaar aangeven dat vanaf vandaag elke vorm van overleg bij voorbaat is afgesloten?
Wat betreft de idee van voortdurende "uitkeringsfeestjes" wil ik de minister nog wel meegeven dat al in 2010, in de Nota internationale arbeidsmobiliteit en sociale zekerheid, met enig gevoel voor understatement werd opgemerkt dat het Nederlands beleid al "ruimer en meer genereus" was dan het beleid in menig ander land. Aan die "feestjes" zal ook bij aanneming van deze wet geen einde komen, waardoor lopende uitkeringen, die ook al niet worden getroffen door het woonlandbeginsel, ontzien blijven worden.
Het aanstaande EU-associatieverdrag ziet er al evenmin op toe dat het woonlandbeginsel toepassing kan vinden op nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Dat is mede te danken aan een door Nederland ooit in wijsheid afgegeven mandaat. Voor de goede orde: de woonlandfactor is voor 2016 vastgesteld op 40%. Wellicht kan de minister zich achter de slogan van het kabinet scharen: "doorpakken en niet langer de boel naar achteren schuiven". Of had alleen die andere coalitiepartner deze pretentie?
Secundaire tegenwerpingen als dat het aantal kinderen zou dalen, de opbrengsten verwaarloosbaar zouden zijn, het alleen om nieuwe uitkeringen zou gaan en controle op fraude en rechtmatigheid niet meer mogelijk zou zijn, doen niet af aan het onderschreven principe. Waarom zouden we ons nog langer laten gijzelen door een land dat nimmer in de "meewerkstand" heeft gezeten en daar ook zeker niet meer in terecht zal komen? De jaren van pappen en nathouden zijn voorbij. Naar de mening van mijn fractie gaan principes nog altijd boven pragmatiek.
Overigens was de controle op fraude sowieso al problematisch. Illustratief daarvoor is de opmerking van de toenmalige regering in het kader van de Wet beperking export uitkeringen van 1999, dat bij de "export de bevoegdheden en feitelijke mogelijkheden van de Nederlandse uitvoeringsorganen tot controle en verificatie beperkter zijn dan in Nederland". Hoe eufemistisch gesteld is dat? Het vermoeden van fraude, om het maar voorzichtig te stellen, was juist voor een meerderheid van de Tweede Kamer, inclusief de huidige staatsecretaris van SZW, evident genoeg om stopzetting van de kinderbijslag naar Marokko en Turkije te willen. De besparing is structureel altijd nog substantieel met zo’n 40 miljoen of, als het associatieverdrag er is, 18 miljoen. De vertraging in de opzegging heeft overigens al geleid tot een misgelopen besparing van 19 miljoen.
De conclusie kan geen andere zijn dan onverwijld uitvoering te geven aan de motie-Schut-Welkzijn en onderhavig verdrag met Marokko nu eindelijk direct op te zeggen. De deur, waar de minister nog steeds zijn voet tussen houdt, kan wat ons betreft worden dichtgetrokken. Hij kan zich daarbij een paar gekneusde tenen besparen, maar meer nog: de gang naar Marokko met de pet in de hand.