Verslag van de vergadering van 16 februari 2016 (2015/2016 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
De heer Rombouts i (CDA):
Voorzitter. Twee weken geleden mocht ik hier mijn maidenspeech houden bij de behandeling van het wetsontwerp op de jeugdverblijven; inmiddels is het een wet. Deze wet poogt de veiligheid en ongestoorde ontwikkeling van kinderen te beschermen. De wet vond zijn aanleiding in de angst dat kinderen uit allochtoon-Nederlandse gezinnen die langdurig buiten het toezicht van hun ouders verblijven in internaten, mogelijk niet voldoende zouden participeren in onze Nederlandse samenleving. Ik mocht toen spreken over het belang van een actief burgerschap en sociale integratie. De wet had wat dat betreft een opbouwende, beschermende waarde richting de toekomst.
Vandaag ligt er een wetsvoorstel voor met een veel negatievere bijklank. Het gaat hier om situaties waarin ergens tijdens de persoonlijke ontwikkeling van een Nederlander iets heel erg mis is gegaan. We hebben het hier dan over gedragingen van een dusdanig ernstig karakter dat dat zo gewenste actieve burgerschap en die sociale integratie met voeten getreden is. Sterker, we spreken hier over gedragingen van zo'n ernstige aard dat we als Nederlandse Staat de band met de pleger hiervan opzeggen en hem of haar het Nederlanderschap ontnemen.
Mijn fractie ondersteunt de gedachte achter het wetsvoorstel. Met de in het wetsvoorstel benoemde intrekking van het Nederlanderschap wordt tot uitdrukking gebracht dat de band tussen Nederland en de betrokkene die de essentiële belangen van de Nederlandse Staat ernstig heeft geschonden niet langer kan bestaan. De CDA-fractie staat achter deze ingreep. De wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is naar ons idee een beperkte aanvulling op wat al langer geregeld is. Het is één nieuwe grond naast tientallen al bestaande, een wijziging die geen nieuwe principes introduceert en geen nieuwe grenzen stelt en past in de huidige wetsystematiek.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
De heer Rombouts geeft namens de CDA-fractie aan dat hij zich op het principiële standpunt stelt dat het Nederlandse burgerschap van iemand, als hij een zodanig misdrijf begaat, niet langer kan worden gecontinueerd, dus dat de band met Nederland moet worden verbroken.
De heer Rombouts (CDA):
De nationaliteit moet worden ontnomen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat is een heel principiële stellingname, terwijl het alleen maar gebeurt ten aanzien van een specifieke groep Nederlanders, namelijk de groep Nederlanders die nog een tweede nationaliteit heeft. Hoe kijkt hij dan aan tegen het niet verbreken van de band met Nederland bij Nederlanders die geen andere nationaliteit hebben?
De heer Rombouts (CDA):
Dat is een terechte vraag, die in de schriftelijke behandeling ook al zijn plek heeft gekregen. We hebben ons natuurlijk verplicht aan het Europees verdrag dat zegt dat niemand stateloos mag worden. Ook mevrouw Strik heeft dat gedaan. Dat maakt het dus onmogelijk om deze ontneming te doen bij mensen die uitsluitend het Nederlanderschap bezitten, of we zouden er samen voor moeten strijden dat dat verdrag eerst veranderd wordt, maar het is de vraag of we stateloze mensen in de wereld willen zetten.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat laat de heer Rombouts nog open, begrijp ik. Even los daarvan heb ik de volgende vraag. Hij zegt dat het een juridisch obstakel is. Dat erken ik ook. Dat is er natuurlijk. Wat vindt de heer Rombouts ervan dat er door dat juridisch obstakel een ongelijke behandeling ontstaat? De ene groep Nederlanders gaan we anders behandelen dan de andere.
De heer Rombouts (CDA):
We zullen uit twee kwaden moeten kiezen: niemand het Nederlanderschap ontnemen of dit onderscheid maken, dat niet door de Nederlandse wetgeving wordt gecreëerd maar in feite voortvloeit uit het feit dat wij onze verdragsverplichting nakomen. We willen niet dat er mensen op deze wereld rondlopen die tot geen enkele staat behoren.
De voorzitter:
Mevrouw Strik, tot slot.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De heer Rombouts neemt het voor lief, begrijp ik.
De heer Rombouts (CDA):
Ja.
Ik zei dat er dus eigenlijk niet veel verandert. Dat heeft de Raad van State ertoe bewogen een blanco advies uit te brengen. De Raad van State zag geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Mijn fractie heeft vandaag dus ook geen behoefte aan een uitgebreide discussie, zeker niet nu er twee dingen gebeurd zijn. Het eerste is dat de Tweede Kamer zich heeft uitgesproken over de politieke wenselijkheid van het voorstel en het tweede is dat de Raad van State geen juridische bezwaren heeft tegen de wijze waarop deze kleine aanvulling is vormgegeven.
Mevrouw Wezel i (SP):
Ik zou de heer Rombouts graag willen vragen waarop hij baseert dat het bij overtredingen van artikel 143a uit het Wetboek van Strafrecht om ernstige misdrijven gaat.
De heer Rombouts (CDA):
Omdat men zich heeft ingelaten met dat wat het artikel regelt en we kort kunnen samenvatten als het onderwerpen aan of het geven van training die moet leiden tot terroristische activiteiten.
Mevrouw Wezel (SP):
Maar wat als het gaat om collecteren voor mensen die zich ervoor inzetten? Ik noem maar iets.
De voorzitter:
Via de voorzitter graag.
De heer Rombouts (CDA):
Dat is wel een heel dunne afslanking van het artikel waar het om gaat. Ik wilde eigenlijk tot mijn slotopmerking komen. Misschien geeft die een beter antwoord op de vraag van mevrouw Wezel dan hetgeen ik nu spontaan moet bedenken.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de heer Rombouts zijn betoog voortzet.
De heer Rombouts (CDA):
Ik wilde duidelijk maken dat de CDA-fractie dit een kleine aanvulling vindt op de tientallen gronden die er al zijn. Het is nog een extra voorbeeld, een extra grond, een extra veroordeling op grond waarvan uiteindelijk dat Nederlanderschap kan worden ontnomen. Ik wil aan de minister nog één vraag stellen, maar die laat ik voorafgaan door de opmerking dat ik vorige week donderdagavond, kijkend naar het BBC News at Ten, wachtend op een item over het Den Bosch van Jeroen Bosch, zag dat in Syrië nog steeds grote aantallen jonge kinderen gedwongen worden deel te nemen aan trainingen. Misschien is dat toch ook een antwoord op de vraag van mevrouw Strik. Ik spreek namens de CDA-fractie de hoop uit dat dit voorstel een kleine bijdrage zal leveren aan het verminderen van die afschuwelijke praktijken. Ik besef dat dit drie jaar komt na de motie-Dijkhoff en dat het maar een kleine bijdrage zal leveren.
Mevrouw Wezel (SP):
Mijn vraag was …
De voorzitter:
Mevrouw Wezel, wilt u eerst even de heer Rombouts uit laten praten?
De heer Rombouts (CDA):
Dit is echt mijn laatste zin. Dit wetsontwerp kan maar heel weinig doen. Het kan maar een heel kleine bijdrage leveren. De reikwijdte van het wetsontwerp gaat überhaupt al om heel kleine aantallen. Ik wil de minister vragen of hij haast wil maken met zijn agenda inzake de preventie en integrale aanpak van het jihadisme.
Mevrouw Wezel (SP):
Als een jongen van 15 collecteert voor mensen "die zich inzetten voor" of 15-jarigen zoeken op Google hoe ze een bom kunnen maken, dan kunnen zij op grond van artikel 134a uit het Wetboek van Strafrecht hiervoor vervolgd worden. Mag ik uit de bijdrage van de heer Rombouts opmaken dat dit voor het CDA voldoende grond is om een kind Nederland uit te zetten en hem het Nederlanderschap te ontnomen?
De heer Rombouts (CDA):
Ik kan mijzelf niet voorstellen dat in de casus die mevrouw Wezel nu beschrijft …
De voorzitter:
Mijnheer Rombouts, mevrouw Wezel maakt eerst haar zin af.
Mevrouw Wezel (SP):
Mijn zin was klaar.
De heer Rombouts (CDA):
Dat dacht ik ook. Ik had een punt ontwaard. Ik was misschien een beetje snel, excuus. Ik kan me niet voorstellen dat het in de casus die mevrouw Wezel omschrijft uiteindelijk tot die ontneming zal leiden. Er zijn twee stappen nodig. Er moet eerst een veroordeling komen en dan moet er nog een zelfstandige beslissing van de minister op die casus komen. Ik weeg af dat het in het afgeslankte geval, zoals mevrouw Wezel het nu brengt, van iemand van 15 jaar die collecteert, er niet toe zal komen.
De voorzitter:
Mevrouw Wezel, tot besluit.
Mevrouw Wezel (SP):
Het zou hulp of bijstand bij het voorbereiden van terroristische misdrijven kunnen opleveren.
De heer Rombouts (CDA):
Dat is de vaststelling van mevrouw Wezel. Zij vraagt mij om antwoord te geven op een heel specifiek geval van een zeer jong iemand in een betrekkelijke activiteit. Dat is nou net wat er moet gebeuren. Na een veroordeling moet de minister nog steeds een eigenstandige afweging maken of hij tot die ontneming over wil gaan. Ik schat in dat dat niet zou gebeuren in het geval dat mevrouw Wezel beschreef.