Verslag van de vergadering van 8 maart 2016 (2015/2016 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.54 uur
De heer Kops i (PVV):
Voorzitter. Het is de derde termijn alweer van de behandeling van de Mediawet. Ik zou natuurlijk wederom kunnen zeggen dat de publieke omroep een links, elitair feestje is, maar dat doe ik niet. Niet dat de PVV wat dat betreft van mening is veranderd, maar in de tweede termijn ging het al niet zozeer meer om de inhoud en nu in de derde termijn helemaal niet meer.
De gang van zaken is uiterst opmerkelijk. Zoals professor Elzinga en dr. De Vries in hun in opdracht van de heer Nagel uitgevoerde advies schrijven, is er sprake van een "nogal bijzonder wijzigingsparcours". De staatssecretaris wil dat het huidige wetsvoorstel simpelweg door deze Kamer wordt aanvaard. De gedane toezeggingen zullen in een toekomstig wetsvoorstel worden uitgewerkt. Tot aanvaarding van ook dat toekomstige wetsvoorstel zullen alleen die wetsonderdelen in werking treden die betrekking hebben op de publieke omroep. Met andere woorden, het grootste gedeelte van de wet zal dan vooralsnog niet in werking treden. Professor Elzinga en dr. De Vries noemen deze handelwijze op zijn minst kwestieus. Zij stellen bovendien dat de grenzen van het Nederlandse staatsrecht worden opgerekt. Dat is nogal wat. Wat vindt de staatssecretaris daarvan?
Bovendien, gaat het genoemde toekomstige wetsvoorstel er wel komen? Heeft de staatssecretaris met zijn toezeggingen niet simpelweg een te grote broek aangetrokken, gezien de mogelijkheid dat het toekomstige wetsvoorstel in de Tweede of Eerste Kamer simpelweg strandt? Graag krijg ik een reactie.
Wat zijn toezeggingen waard van een staatssecretaris van een kabinet dat elk ogenblik uit elkaar kan vallen, een kabinet dat praktisch door het EU-voorzitterschap nog in stand wordt gehouden? Zoals professor Elzinga en dr. De Vries aangeven, zijn mogelijke opvolgers van de staatssecretaris op geen enkele wijze staatsrechtelijk gebonden aan de gedane toezeggingen. Zij schrijven bovendien dat de Kamer, indien zij instemt met het wetsvoorstel, is overgeleverd aan de "waarschijnlijk goedbedoelde inzet" van de staatssecretaris. Hoe reageert hij hierop?
De Eerste Kamer is altijd als laatste aan zet. Hier worden wetsvoorstellen aanvaard of verworpen. De Kamer oordeelt daarbij op eigen kracht. Recht van amendement? Hebben we niet. Een novelle? Zou kunnen, maar dat wil de staatssecretaris niet. De staatssecretaris wil wel dat de wet gewoon door de Eerste Kamer wordt gejast. De gedane toezeggingen komen ooit nog weleens in een ander wetsvoorstel langs. Echt waar, zo verzekert de staatssecretaris ons. De mogelijkheid dat het wetsvoorstel strandt in de Tweede of Eerste Kamer is voor de staatssecretaris geen belemmering. Ook de mogelijkheid dat het kabinet in de tussentijd valt deert de staatssecretaris niet. Het lijkt erop dat de staatssecretaris boven het wetgevingsproces staat en over de kabinetten heen kijkt.
Ik herhaal dat de Kamer altijd als laatste aan zet is. Hier wordt voor- of tegengestemd. Andere smaken zijn er niet. Dan is het natuurlijk wel noodzakelijk te weten waar je precies voor of tegen stemt en te weten wat de precieze gevolgen zijn van het al dan niet aanvaarden van een wet. Dat de Kamer met aanvaarding van dit wetsvoorstel staatsrechtelijk gezien elke regie en controle op de gedane toezeggingen kwijtraakt, staat daarmee in schril contrast. Het zou dan ook het beste zijn — de heer Atsma heeft er al aan gerefereerd — om de stemmingen hier aan te houden en te wachten tot wij beschikken over een novelle, een separate reparatiewet of een compleet nieuwe wet zodat de Kamer de regie in handen houdt, een stok achter de deur. Dat is verstandiger dan overgeleverd worden aan de "waarschijnlijk goedbedoelde inzet" van de staatssecretaris.