Verslag van de vergadering van 15 maart 2016 (2015/2016 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.16 uur
Mevrouw Meijer i (SP):
Voorzitter. Vandaag gaan we het hebben over de Omgevingswet, een wetsvoorstel waarin 26 wetten, 120 AMvB's en een even groot aantal ministeriële regelingen zijn ondergebracht en waarover gesproken is met de meest uiteenlopende belangenorganisaties, met als doel de wet duidelijker te maken en dubbelingen eruit te halen. Een huzarenstukje, waarvoor ik nu alvast de minister wil complimenteren. Je kunt jezelf na een bestuursperiode laten eren met een standbeeld, maar liever nog laat je natuurlijk een wet achter waarin naar jouw mening iets goeds gedaan wordt. Deze minister is daarin heel aardig geslaagd, maar dat houdt niet in dat ze daarmee per definitie ook de handen van deze hele Kamer op elkaar krijgt. De SP zou immers de SP niet zijn wanneer ze geen kanttekeningen of kritische noot zou plaatsen. Bovendien heb ik namens mijn fractie nog een aantal vragen en wensen.
Ik heb gezien dat deze minister langs vele belanghebbenden is gegaan en geprobeerd heeft zo veel mogelijk steun te vergaren, door die belanghebbenden op een aantal punten tegemoet te komen. Er zijn hier vandaag negen stemmen van de SP te winnen en ik hoop dat de minister dat ook mijn partij tegemoetkomt.
Er zijn wat de SP betreft drie dingen die er in deze wet uitspringen. We hebben zorgen over de bekorte termijnen voordat een besluit in werking treedt. Naar ons idee maakt dat het de burger niet makkelijker om te participeren en eventueel voor zijn of haar belangen op te komen, en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Wij hebben twijfels over de Laan voor de Leefomgeving, een wel heel groot ICT-project dat met deze wet verweven is. De SP-fractie is bang dat het project ofwel in tijd en kosten uit de pas gaat lopen, of dat we bij de invoering van de wet zitten met een ICT-systeem dat nog de nodige kinderziektes vertoont.
We vrezen dat de lokale overheden zoals gemeenten en provincies nog niet klaar zijn voor de Omgevingswet. Het vergt van hen niet alleen veel tijd en moeite, maar ook een hele cultuuromslag. Zij krijgen er een grote verantwoordelijkheid bij en mijn partij wil er zeker van zijn dat zij bij de inwerkingtreding van deze wet ook werkelijk zijn toegerust op hun taak. Er zullen dan immers besluiten worden genomen die niet gemakkelijk zijn terug te draaien of te herstellen. Daarbij komt nog dat de gemeenten zich er zorgen over maken dat er nog steeds geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de financiën. Er moet natuurlijk wel voldoende geld zijn om de invoering van de wet tot een succes te maken.
Ten slotte heeft mijn partij zorgen over de kwaliteit van de leefomgeving. Er wordt weliswaar gesteld dat deze ten minste gelijk moet blijven, maar intussen halen we met deze wet wel veel overhoop. De SP vraagt zich af hoe we die gelijkwaardigheid gaan garanderen en waar de rem zit indien er toch sprake is van achteruitgang.
Ik loop eerst de termijnen langs. Deze minister zet fors in op participatie aan de voorkant. De gedachte is: als je bewoners, publiek en belanghebbenden aan de voorkant meeneemt, met hen in gesprek gaat en kijkt waar de pijn zit en hoe je die kunt verzachten, dan scheelt dat veel tijd qua procedures en bezwaren. Deze filosofie kan de SP van harte ondersteunen. Er zit echter wel een addertje onder het gras. Mensen moeten tegenwoordig al zo veel. Je moet niet alleen mantelzorg verlenen voor je ouders, maar ook nog de voetbalshirtjes wassen van je zoon of dochter en vervolgens in de gaten houden wat er in je buurt gebeurt. We moeten wel opletten dat we niet alles bij de bewoners over de schutting gooien.
Als we de kennis en kunde van burgers willen gebruiken, moeten we hun daar wel volwaardig de kans toe geven. Dan moeten zij daar ook de tijd voor krijgen en dat blijkt bijvoorbeeld uit de termijnen waarbinnen men kenbaar moet maken, het ergens niet mee eens te zijn. Een omgevingsplan zal vier weken nadat mededeling is gedaan van het besluit in werking treden. Een omgevingsvisie treedt al in werking twee weken nadat er mededeling is gedaan van het besluit. Voor een omgevingsvergunning, zoals een kapvergunning, is de termijn voordat de vergunning in werking treedt momenteel zes weken, net als de bezwaartermijn.
De minister wil in de Omgevingswet de termijn waarop die vergunning in werking treedt, verkorten naar twee weken. Ik wil graag proberen om de minister op andere gedachten te brengen. Nu duurt het wel een paar dagen voordat mensen in de gaten hebben dat er een vergunning is verleend. Ook als je de bekendmakingen in je buurt digitaal laat opsturen, gebeurt dat doorgaans eens per week. Vervolgens moet je een afspraak maken om de stukken in te zien op het gemeentehuis en dat kost ook tijd. Dan kun je een bezwaarschrift schrijven en gelijktijdig een voorlopige voorziening bij de rechtbank vragen. Als je een vereniging bent, heb je daar twee tekenbevoegde bestuursleden voor nodig, terwijl een individu dat niet eerder met dit bijltje hakte, niet zomaar een bezwaarschrift schrijft en dan ook nog naar de rechtbank stapt.
Als men naar de voorzieningenrechter gaat, wordt de zitting snel gehouden, pakweg drie weken na het afgeven van de vergunning. Dan moet je als bezwaarde al je argumenten klaar hebben. Zo heb je bij een kapvergunning meestal een alternatief rapport van een boomdeskundige nodig om de vergunning met succes te bestrijden. Maar zo'n alternatief rapport krijg je meestal niet voor elkaar binnen de ongeveer tien dagen die daarvoor in de procedure staan. De minister heeft natuurlijk de Laan voor de Leefomgeving hiervoor in het leven geroepen, maar dan nog is het de vraag of dit allemaal zo simpel werkt als je je eigen gemeente, je aangrenzende gemeente, je provincie en je waterschap in de gaten moet houden voor hun vergunningen, hun plannen, verordeningen en projectbesluiten. En iedereen moet het dan ook maar kunnen begrijpen en computervaardig zijn. Zo bleek uit die eindevaluatie pilots omgevingsvisies nog dat er een wereld te winnen is met het vermijden van vaag taalgebruik.
Als je dit allemaal in je vrije tijd moet doen, is dat toch bijna niet haalbaar binnen deze termijnen? Zorgt deze maatregel dan voor flinke tijdwinst? Nee, want het zijn vooral de procedures zelf die veel tijd kosten als ze eenmaal zijn aangespannen. Me dunkt dat de minister met de participatie al heel wat tijdwinst pakt, maar ze moet niet te veel willen. In de ogen van de SP moeten termijnen van zes weken normaal zijn. Ik hoop dat de minister ons hierin tegemoet wil treden, want anders zie ik mij genoodzaakt hier een voorstel over in te dienen.
Ik ga over naar de ICT. In het verleden hebben we al gezien dat de combinatie overheid en ICT geen al te gelukkige is. Krap anderhalf jaar geleden presenteerde een onderzoekscommissie van de Tweede Kamer nog een rapport met een "veilige schatting" over hoeveel overheidsgeld er gaat zitten in ICT-mislukkingen. Deze voorzichtige schatting kwam uit op "tussen de 1 en de 5 miljard". De ICT die bij de Omgevingswet zit, de Laan voor de Leefomgeving, is een ontzettend groot systeem. Als het werkt, lijkt het ons fantastisch: als je een vergunning ergens voor wilt aanvragen, hoef je je niet af te vragen bij wie je allemaal moet zijn en hoef je je ook niet bij meerdere overheden te melden, maar regel je dat met één druk op de knop. Achter het loket komt je aanvraag dan vanzelf bij de juiste persoon of overheid terecht.
Werkt het systeem echter niet, dan is er een groot probleem en zou je je misschien wel moeten afvragen of de Omgevingswet wel in werking moet treden op dat moment. Mijn vraag is deze: garandeert de minister dat de Laan voor de Leefomgeving echt werkt voordat we de hele overschakeling maken? En betekent dit dan dat de kinderziektes er ook echt uit zijn? Want wat gebeurt er wanneer het systeem niet of niet goed functioneert? Wat is er geleerd van eerdere overheidsprojecten met een grote ICT-component, en zijn die lessen meegenomen?
Ik ga over naar de decentralisatie. Hoewel ook de SP van mening is dat je de verantwoordelijkheden daar moet neerleggen waar ze het best genomen kunnen worden, is dat onderdeel naar mijn mening wel doorgeschoten. Normen zoals bijvoorbeeld omgevingswaarden en het beoordelingskader voor vergunningen zouden gerust in de wet mogen blijven. Nu worden die overgeheveld naar gedelegeerde regelgeving. Maar het is natuurlijk aan de nationale overheid om de richting hierin te bepalen. Dat doet ook recht aan de rol van de Kamers als medewetgever. Wij stellen die kaders, en de specifieke invulling kan dan op een lager niveau geschieden. Graag hoor ik van de minister hoe zij hierover denkt.
Daarnaast speelt natuurlijk de vraag in hoeverre de lagere overheden klaar zijn voor hun nieuwe rol. Verschillende gemeenten hebben al als proefkonijn gefungeerd, en dat was een prima idee. Maar het is wel gebleken dat zij tegen allerhande zaken aanlopen die moeten worden opgelost. Gemeenten hebben de laatste jaren veel verantwoordelijkheden gekregen, en dat gaat vaak gepaard met financiële problemen. Zoals iedereen wel weet, slaan veel kosten tegenwoordig bij lagere overheden neer, en veelal hebben zij bij die verantwoordelijkheden niet de financiën meegekregen om die dan ook te dekken. Voorbeelden hiervan zijn de thuiszorg en de bijstand. Kan de minister mij, ondanks dat zij nog met de overheden in gesprek is over de kostentoedeling en de bijbehorende financiën, toezeggen dat dit naar wederzijdse tevredenheid wordt opgelost?
Als laatste punt ga ik nu naar de gelijkwaardige kwaliteit van de leefomgeving. Met andere woorden: de huidige kwaliteit mag niet lijden onder deze nieuwe wet, maar moet op zijn minst hetzelfde blijven. In deze wet komt het woord "vertrouwen" veelvuldig voor. Dat is mooi, maar dan moet er naar onze mening wel een vangnet zijn. Er is al geformuleerd dat de kwaliteit van de leefomgeving niet achteruit mag gaan en dat er, erger nog, schade wordt toegebracht, wanneer achteraf blijkt dat het vertrouwen niet waargemaakt kan worden of de cultuurverandering niet de gewenste resultaten oplevert. Uit de eindrapportage pilots omgevingsvisie blijkt dat betrokkenen niet verwachten dat de cultuurverandering snel voltooid zal zijn. Daarom vindt de SP het verstandig om een vangnetbepaling op te nemen. Ik nodig de minister uit om hierop te reageren.
Hetzelfde geldt ook voor de uitvoeringsparagraaf. Nu moet deze in structuurvisies worden opgenomen, maar omgevingsvisies worden straks vormvrij. Men kan dus een schitterende ambitieuze visie hebben, maar er daarna geen vervolg aan geven in de omgevingsverordening of het omgevingsplan. Om te voorkomen dat we straks papieren tijgers krijgen, is een uitwerkingsparagraaf een logische oplossing. De SP zou het verstandig vinden om deze toch weer op te nemen. Dat geeft ook meer duidelijkheid aan burgers en bedrijven.
Ook de omgevingskwaliteit moet beter geborgd worden door het opnemen van regels in de wet die als vangnet dienen. Geur, geluid, gezondheid, biodiversiteit en landschap worden straks, in ieder geval gedeeltelijk, aan decentrale overheden overgelaten. De vraag is hoe dit in de gaten wordt gehouden en hoe burgers achter de staat van de kwaliteit kunnen komen als er geen omgevingswaarden zijn vastgesteld.
Decentrale overheden hoeven immers geen omgevingswaarden vast te stellen en de regering geeft zelf al aan dat omgevingswaarden niet altijd het juiste instrument zijn. Het grote voordeel van een omgevingswaarde is echter dat er dan gemonitord wordt en men moet ingrijpen als blijkt dat de waarde overschreden wordt of overschreden dreigt te worden. Bij een instructieregel is dat niet zo. Die houdt ook geen rekening met cumulatie als gevolg van meerdere activiteiten op een locatie.
De regering vindt dat er in het omgevingsplan rekening gehouden moet worden met cumulatie. Maar voor een omgevingsplan zijn er geen vormvereisten en men mag veel globaler bestemmen. Als je globaal bestemt, zul je als overheid ook globale regels aan de functies toebedelen. Het is dan maar de vraag of je op een gedegen wijze rekening kunt houden met cumulatie.
Als er dus geen omgevingswaarde wordt opgenomen, de gemeente globaal functies toebedeelt en burgers last ondervinden van de gevolgen van cumulatie, kunnen die burgers wel naar de gemeenteraad, maar als die het signaal niet oppikt, kan de burger niet naar een bestuursrechter, omdat de burger geen direct belanghebbende is. Dat is voor de SP een extra reden om te vragen om waarborgen waardoor die gelijkwaardige kwaliteit van de leefomgeving verzekerd is. Daarom wil ik graag van de minister weten welke bestuurslaag voor welk aspect in ieder geval een ondergrens moet bewaken.
Voorzitter, ik besluit met een aantal losse opmerkingen en vragen. We zijn nog lang niet klaar met de Omgevingswet. Hierna komen nog de invoeringswet en de AMvB's waarin veel duidelijk moet worden. Die AMvB's gaan op 1 juli in consultatie. Naar verluidt gaan ze dan ook naar de Tweede Kamer. Is het niet vreemd dat er aanbevelingen worden gedaan, terwijl de Tweede Kamer nog spreekt over de AMvB's? Of is hier sprake van een misverstand?
Ook heeft de minister laten weten dat zij de Nationale Omgevingsvisie af wil hebben zodra de invoeringswet bij de Tweede Kamer ligt. Kan zij ons duidelijk maken wat er volgens haar in ieder geval in die Nationale Omgevingsvisie moet komen? Kan zij meer duidelijkheid geven over de nationale belangen die hierin worden opgenomen? Maakt zij ook duidelijk hoe wij de langetermijnvisie stapsgewijs gaan waarmaken? Wat is de relatie met de Nationale Omgevingsvisie en de Structuurvisie Ondergrond, waaraan nu ook wordt gewerkt? Wat is de verhouding tussen die twee? Komen de nationale belangen uit de STRONG ook in de Nationale Omgevingsvisie?
Het idee achter deze wet kan de SP begrijpen. Als zaken er duidelijker op worden, vindt men ons aan zijn zijde. Zoals men heeft kunnen beluisteren, hebben wij echter nog vragen, opmerkingen en verbetervoorstellen. Met heldere toezeggingen kan deze minister negen stemmen verdienen. Ik ben benieuwd of zij deze uitgestoken hand wil aannemen.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Meijer. Ik schors de vergadering voor de lunchpauze.