Verslag van de vergadering van 22 maart 2016 (2015/2016 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.04 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Namens de fractie van de VVD wil ik waardering uitspreken voor mevrouw Schouten en haar complimenteren. Ik heb waardering voor haar initiatief en voor het vele werk dat zij daaraan heeft besteed. Ik complimenteer haar met het resultaat dat zij tot nu toe heeft bereikt. Wat de VVD betreft haalt zij vandaag ook de eindstreep.
De memorie van toelichting begint met een duidelijke probleemstelling. Er zijn te weinig sociale huurwoningen voor jongeren en jongeren hebben minder kansen om zo'n woning te krijgen. Zij hebben nog geen woonduur en weinig wachttijd opgebouwd, dus maken zij via de wachtlijsten weinig kans. Ze hebben meestal te weinig salaris om in de vrije sector te huren of te kopen. Wel kunnen ze in aanmerking komen voor een specifieke jongerenwoning, maar als ze die accepteren, verliezen ze weer hun wachttijd voor een normale gereguleerde woning. De VVD onderschrijft deze probleemstelling.
Het wetsvoorstel wil daar wat aan doen door middel van het jongerencontract, door middel van tijdelijke verhuur van jongerenwoningen voor vijf jaar. Hierdoor zal er niet direct worden bijgebouwd, maar wordt de schaarste beter verdeeld doordat de tijdelijke huur voor een snellere doorstroming zorgt. Nu kan een jongere betrekkelijk lang in een jongerenwoning blijven wonen. Straks, dankzij de tijdelijke huur voor vijf jaar, kunnen meer jongeren van diezelfde woning profiteren. Wij verwachten bovendien dat tijdelijke huur potentiële verhuurders over de streep zal trekken om aan jongeren te verhuren. Misschien wordt deze sector door de tijdelijke contracten zoveel interessanter dat verhuurders ook meer gaan investeren. Zeker is het niet en getallen zijn moeilijk te geven, maar het is een prima voorstel dat een kans verdient.
Waarin verschilt het jongerencontract van de normale gereguleerde contracten? De looptijd is vijf jaar. De opvolgende huurder moet ook weer een jongere zijn. De verhuurder is niet verplicht om bij opzegging van de huur voor passende alternatieven te zorgen. De inschrijving op de wachtlijst loopt gewoon door. De jongere loopt dus geen achterstand op. In schrijnende gevallen is verlenging met twee jaar mogelijk. De VVD vindt deze middelen effectief om het doel te bereiken. Tegelijkertijd vraagt mijn fractie zich af of de jongere voldoende bescherming heeft.
Wat zijn de mogelijkheden als het contract afloopt? Vooropstaat dat de jongere vijf jaar de tijd heeft om naar iets nieuws uit te kijken. Bij opzegging vindt een rechterlijke toets plaats. Zo nodig kan hij een beroep doen op plaatselijke urgentieregelingen. Veel jongeren krijgen na hun studie een baan en een salaris. Daarmee hebben zij ook kansen om in de vrije sector te huren of te kopen. Is deze bescherming afdoende? Sommigen zeggen: nee, zij is onvoldoende. In veel steden is de wachttijd langer dan vijf jaar. In de vrije sector is veel te weinig aanbod. Bovendien zijn de huren in de vrije sector te hoog. Daarnaast is kopen wel erg moeilijk gemaakt. De fractie van de VVD stelt daar tegenover dat de jongere ook in een andere gemeente kan gaan wonen. Dat betekent reizen, maar dat lijkt ons niet onoverkomelijk. De regering bevordert het aanbod in de vrije sector met verschillende maatregelen: de scheiding van DAEB en niet-DAEB, het bevriezen van de liberalisatiegrens, een appel op gemeenten om grond te verkopen en afspraken over huurmaxima te maken. De nieuwste maatregel is de Blokbox. Die is zo nieuw dat ik nog niet precies weet wat die inhoudt.
Veel jongeren beëindigen met succes hun studie. Ze krijgen een baan en salaris. Daarnaast krijgen ze vaak ook een relatie en worden ze tweeverdieners. Mijn fractie meent dat hiermee natuurlijk niet alle problemen zijn opgelost, maar het biedt goede kansen aan veel meer jongeren dan tot dusver. Daarbij moeten we voor ogen houden dat de vergelijking niet is: een jongerencontract óf een normaal contract. Immers, er komen niet meer huizen bij. De vergelijking is: een jongerencontract óf geen contract. Liever twee bewoners ieder voor vijf jaar dan één bewoner voor tien jaar in een jongerenwoning.
Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is geen schriftelijke vragenronde geweest. Daarom zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om een tweetal vraagpunten aan de indiener voor te leggen. Het betreft de rechterlijke toets bij beëindiging en de feitelijke ontruiming.
Allereerst de rechterlijke toets. Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geeft regels voor de beëindiging van de huurovereenkomst, bijvoorbeeld in de artikelen 271, 273, 274 en wat ons betreft komt daar dus artikel 274a bij. Bij de toepassing van die regels kunnen fouten gemaakt worden: vormfouten, termijnoverschrijdingen, foute adressering. We hebben het huurrecht namelijk knap ingewikkeld gemaakt. Het kan voorkomen dat door een administratieve fout de huur niet op een correcte manier wordt opgezegd. In die gevallen zou automatisch een contract voor onbepaalde tijd ontstaan. Althans, zo versta ik de laatste alinea op pagina 8 van de memorie van toelichting. Is die opvatting juist?
Ook rijst bij mijn fractie de vraag of deze automatische omzetting in een contract voor onbepaalde tijd niet een te zware sanctie is. Immers, de huurder, die niet langer tot de doelgroep behoort, kan blijven wonen. Daarmee wordt die woning voor jaren aan de doelgroep onttrokken. De sanctie lijkt ons ook niet doeltreffend omdat hij niet de verhuurder treft, maar de jongere die de opvolgende huurder geworden zou zijn. Hij en diens opvolgers moeten weer langer wachten. Waarom heeft de indiener gekozen voor deze automatische consequentie van verlenging tot onbepaalde tijd? Waarom heeft zij niet gekozen voor een andere sanctie die nog ruimte biedt voor herstel van vormfouten?
Het lijkt de VVD-fractie niet uitgesloten dat bij beëindiging van de huur de huurder niet meewerkt aan vrijwillige ontruiming van de woning. De woning kan dan niet aan de opvolgende jongere ter beschikking worden gesteld. Jongeren gedragen zich namelijk niet altijd zoals de wetgever graag ziet. Zijn de wettelijke mogelijkheden toereikend om in deze situatie verandering te brengen? Zullen die mogelijkheden ook gebruikt gaan worden? Of moeten we er rekening mee houden dat de praktijk weerbarstiger is?
Al met al beoordelen wij dit wetsvoorstel positief. Wij zijn benieuwd naar het antwoord op onze vragen.