Verslag van de vergadering van 5 april 2016 (2015/2016 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.41 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Bij ieder wetsvoorstel moeten wij ons twee belangrijke vragen stellen: is er een probleem en, zo ja, biedt het wetsvoorstel een oplossing? Die vragen moeten wij ook stellen bij dit voorstel.
Ernstige delicten maken vaak slachtoffers, mensen die nolens volens te maken krijgen met psychische, fysieke of materiële schade. Het is een ervaringsfeit dat elk slachtoffer dit op zijn eigen manier probeert te verwerken, alleen of met hulp, in stilte, of juist door zich uit te spreken, meer in het bijzonder: door zich uit te spreken ter terechtzitting. Deze groep ziet zich nu geconfronteerd met beperkingen. Een deel van hen heeft daar moeite mee. Zij gebruiken het zware woord "censuur". Zij vinden erkenning bij een aantal rechtbankvoorzitters, die hun een onbeperkt spreekrecht geven. Dat is weliswaar in strijd met de wet, maar tegelijkertijd ook veelzeggend. Kennelijk is er een probleem: deze slachtoffers doen wij tekort.
Dit wetsvoorstel biedt een oplossing. Het heft namelijk de bestaande beperking op. Mijn fractie beoordeelt dit positief. De ene rechtbank biedt meer spreekruimte aan slachtoffers dan de andere. Deze willekeur verdwijnt. Soms meent een rechtbankvoorzitter een slachtoffer het woord te moeten ontnemen. Dit leidt tot pijnlijke situaties in de zittingszaal. Hopelijk komt dat straks niet meer voor. Er komt meer aandacht voor slachtoffers die daar behoefte aan hebben. Het slachtoffer kan vooraf uitgebreid voorgelicht worden. Daarna spreekt hij zoals hij dat zelf wil en omdát hij dat zelf wil. Dat gebeurt uiteraard altijd binnen de orde van de terechtzitting. Hij mag naar voren brengen wat hij wil, maar niets hoeft. Hij mag ook afzien van zijn spreekrecht. Dit doet recht aan de positie waarin het slachtoffer, vaak tegen zijn wil, is terechtgekomen. Daarnaast is er nog een ander, evenzeer positief, aspect. Dat is voorlichting aan de rechtbank en Openbaar Ministerie. Een uitgebreide slachtofferverklaring kan meer inzicht geven in de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het begaan werd.
Uiteraard zijn er ook bezwaren naar voren gebracht tegen een onbeperkt spreekrecht. Het eerste bezwaar is dat er geen probleem is en dus ook geen behoefte aan een oplossing, omdat er alternatieven zijn. Het tweede bezwaar is dat het kan zijn dat het slachtoffer als getuige gehoord moet worden. Hij beleeft dan het trauma opnieuw. Het derde bezwaar is dat een uitspraak over de strafmaat kan leiden tot teleurstelling bij het slachtoffer wanneer de opgelegde straf lager uitvalt. Het vierde bezwaar is dat zich in het strafproces in toenemende mate confrontatie en verruwing kunnen gaan voordoen. Het vijfde bezwaar is dat een welsprekend slachtoffer de strafmaat zou kunnen beïnvloeden. Het zesde bezwaar is dat een slachtofferverklaring over de strafmaat niet de doelen van het strafproces dient. Het zevende bezwaar is dat het strafproces langer kan gaan duren.
Mijn fractie heeft begrip voor deze bezwaren, maar kent er geen doorslaggevend gewicht aan toe. Ik licht dat graag toe.
Het eerste bezwaar is dat cijfermatig het probleem niet is aangetoond. Er zijn inderdaad weinig exacte cijfers bekend. Niet alle slachtoffers zijn geënquêteerd. Er zijn slachtoffers die tevreden zijn, maar er zijn misschien minstens zoveel slachtoffers die ontevreden zijn. Juist aan hen komt dit wetsvoorstel tegemoet. Natuurlijk kan het slachtoffer zijn verhaal op allerlei plekken kwijt, maar dat zijn geen alternatieven, aangezien diens wens is om te spreken op de plaats waar het misdrijf wordt berecht, ten overstaan van de rechter en wellicht de verdachte.
Het tweede bezwaar betreft de ondervraging van het slachtoffer. Wanneer het slachtoffer spreekt over de feiten, kan hij als getuige ondervraagd worden, met het risico op herbeleving van het delict. Echter, meestal heeft hij al eerder verklaard bij de aangifte of als getuige. Daarbij bestond hetzelfde risico op een ongewilde herbeleving. De vraag is dus waarom we hem nu in bescherming zouden nemen terwijl we dat in een eerder stadium niet deden. Mijn fractie meent dat de keuze tussen wel of niet spreken over de feiten aan het slachtoffer zelf is. Hij kan goed voorbereid worden door de officier van justitie en Slachtofferhulp Nederland. Het kan een bijdrage leveren aan de waarheidsvinding. Mocht het nodig zijn, dan kan de rechter de zaak terugverwijzen naar de rechter-commissaris.
Het derde bezwaar betreft de strafmaat. Wanneer het slachtoffer spreekt over de strafmaat, zou dit kunnen leiden tot teleurstelling. Die teleurstelling zit dan in het verschil tussen de opvatting van het slachtoffer over de strafmaat en de opgelegde straf, maar niet in het wel of niet uitspreken van zijn opvatting op de zitting. Zijn opvatting heeft hij sowieso, los van het al dan niet beperkte spreekrecht. Voorlichting vooraf en de motivering in het vonnis achteraf kunnen de teleurstelling beperken, maar we kunnen het slachtoffer de teleurstelling niet besparen, ook niet door hem het zwijgen op te leggen. Een formele motiveringsplicht naar aanleiding van de slachtofferverklaring is er niet, maar een materiële verplichting om te reageren laat zich denken, zowel voor de officier van justitie als voor de rechter. Mijn fractie ziet dat niet als een nadeel, maar veeleer als een mogelijkheid om uitleg te geven en meer begrip te verkrijgen voor de eis en voor het vonnis.
Het vierde bezwaar, dat van meer confrontatie en verruwing in het proces, is reëel. De uitbreiding van het spreekrecht is geen beginstap, maar een vervolgstap. Ook nu al is het slachtoffer betrokken bij het strafproces zonder dat dit tot onacceptabele confrontaties leidt, zoals de aangifte, de getuigenverklaring, een brief aan de rechtbank, bemiddeling of de afhandeling van een civiele schadeclaim in het strafproces. De VVD-fractie stelt voorop dat het corebusiness van de strafrechter is om de orde tijdens de zitting te bewaren. Die taak is hem zeer wel toevertrouwd.
Het vijfde bezwaar is dat de kans bestaat dat de slachtofferverklaring invloed heeft op de rechter. De strafrechter heeft evenwel bewezen dat hij emoties kan kanaliseren. Het proces kent allerlei emoties, niet alleen van verdachte, getuigen, pers en tribune, maar ook van het slachtoffer. De strafrechter moet dat ter zitting in goede banen leiden. Daarin slaagt hij doorgaans uitstekend. Er is geen reden om aan te nemen dat de uitbreiding van het spreekrecht de druppel zou zijn die de rechterlijke emmer doet overlopen. De rechter moet ook compleet geïnformeerd zijn. Hij moet niet alleen de juridische strafbaarheid van het feit en van de verdachte beoordelen, maar ook de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het begaan is. Daartoe behoort naar mijn mening ook de uitgebreide verklaring van het slachtoffer.
De heer Engels i (D66):
Het laatste deel van uw betoog ging over de gevolgen die het spreekrecht voor de rechter zou kunnen hebben. U zei dat er geen reden is om aan te nemen dat de rechter de taak niet zou aankunnen om mogelijk oplopende emoties, die voortvloeien uit de uitbreiding van het spreekrecht, te kanaliseren. Weten we echter wel zeker genoeg dat de rechter die taak zal aankunnen? U zegt dat er geen reden is om aan te nemen dat dit niet het geval zou zijn, maar we kunnen dit risico niet uitsluiten. Hoe kijkt uw fractie daartegen aan?
De heer Schouwenaar (VVD):
U sluit eigenlijk naadloos aan bij het punt waarbij ik nu aanbeland was. Ik heb nog een laatste alinea bij dit bezwaar. Als ik die voorlees, hoop ik dat u mij net zo tevreden aankijkt als nu. Zij luidt als volgt. Toegegeven — dat staat er echt — het blijft mensenwerk, dus beïnvloeding is mogelijk. En de uitkomst is onzeker. Maar daar staan weer zekerheden tegenover. De rechtbank is meervoudig — we hebben het hier over zwaardere delicten — met diepgaand overleg in de raadkamer. Er is hoger beroep en er zijn de oriëntatiepunten, oneerbiedig soms tarieven genoemd.
De heer Engels (D66):
Ik ben het daarmee eens, maar wij hadden het over de terechtzitting, de uitoefening van het spreekrecht en hoe de rechter moet omgaan met mogelijk oplopende emoties. Het lijkt de heer Schouwenaar niet aannemelijk dat de rechter die taak niet aan zal kunnen, maar mijn vraag was of er voldoende zekerheid is dat de rechter niet onnodig onder druk zal komen te staan onder die omstandigheden — die wij verder nog niet kennen — uit het verleden.
De heer Schouwenaar (VVD):
De eerste zekerheid is, al zijn het allemaal relatieve zekerheden, dat nu al een aantal rechtbankvoorzitters die ruimte biedt. Mij zijn geen excessen of incidenten bekend die tot verkeerde uitkomsten hebben geleid. Bekend is wel dat er vaak sprake is van emoties van getuigen en verdachten, vaak ook van de tribune. Als wij het zouden tellen, denk ik dat daar de meeste emoties vandaan komen. Ook nu al is er een optreden van het slachtoffer, maar het is een beperkt optreden. Ik denk dat de gang van zaken tot dusverre in de rechtszaal, vanaf 2007, vanaf de wet-Dittrich, het vertrouwen rechtvaardigt dat deze emotie die er bijkomt niet tot een overmaat zal leiden die de rechter niet aan kan. Ik heb wat dat betreft groot vertrouwen in met name de voorzitters van de meervoudige kamers. Dat zijn ook ervaren rechters die al wat langer met dit bijltje hakken.
Het zesde bezwaar betreft de tegenwerping dat spreken over de strafmaat de doelen van het strafproces niet zou dienen. Dat bezwaar deelt mijn fractie niet. Een verklaring met betrekking tot de strafmaat geeft inzicht in de omstandigheden van het strafbare feit en de positie van het slachtoffer. Dat nodigt uit, maar verplicht daar niet toe, tot een extra motivering van het vonnis. Dat kan bijdragen aan het herstel van de geschokte rechtsorde en tot meer vertrouwen in de corrigerende werking van het strafrecht.
Het zevende en laatste bezwaar is dat het strafproces langer gaat duren. Dat is reëel. Maar als wij vinden dat het proces te lang gaat duren, dan moeten we alle onderdelen bekijken en niet alleen het slachtofferspreekrecht. Want ieder onderdeel kan bijdragen tot tijdwinst.
Er is nog een andere reden waarom mijn fractie het niet eens is met het argument van tijdsduur. Als het proces inderdaad langer gaat duren en wij willen het spreekrecht beperken om tijd te besparen, dan zeggen we daarmee eigenlijk tegen het slachtoffer: "Slachtoffer, wij hebben het beste met u voor. Maar wij hebben helaas geen tijd voor u." Daarmee kan mijn fractie zich niet verenigen.
Tot slot en misschien ook ten overvloede wil ik melden dat de VVD dit een goed wetsvoorstel vindt. Met sommige bezwaren zijn wij het niet eens. Andere bezwaren houden inderdaad een risico in, maar niet een zodanig risico dat wij het voorstel zouden willen afwijzen. Daarom is het goed dat er over vijf jaar een evaluatie komt. Een aantal rekkelijke strafrechters heeft al laten zien dat zij goed kunnen werken met het onbeperkte spreekrecht. Wij hebben er vertrouwen in dat ook hun precieze collega-strafrechters straks het goede voorbeeld zullen volgen.