Plenair Reynaers bij behandeling Staat van de rechtsstaat



Verslag van de vergadering van 11 maart 2014 (2013/2014 nr. 22)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.26 uur


De heer Reynaers i (PVV):

Voorzitter. Het is bekend dat de fractie van de Partij voor de Vrijheid geen voorstander is van beleidsdebatten in deze Kamer. Wat ons betreft houden wij ons hier vooral bezig met wetgeving en laten de beleidsdebatten over aan de Tweede Kamer. Voor dit debat echter maken wij hierop graag een uitzondering. Niet alleen past het onderwerp rechtsstatelijkheid uitstekend binnen de taakopvatting van de Eerste Kamer, maar ook zal de Tweede Kamer niet snel een debat houden zoals wij dat hier vandaag met elkaar voeren. Mijn fractie beoordeelt het dan ook als positief dat wij nu de gelegenheid te baat nemen om over de rechtsstaat te spreken in een verband dat het niveau van specifieke wetsvoorstellen overstijgt. Ik spreek vanaf deze plek bovendien graag de hoop uit dat dit debat niet alleen in de senaat, maar zeker ook in de Tweede Kamer blijvend zal bijdragen aan het rechtsstatelijk bewustzijn van onze parlementariërs. Een beoordeling van wetgeving op rechtsstatelijkheid is immers niet voorbehouden aan de Eerste Kamer. Integendeel, wij doen hier niets wat de Tweede Kamer niet ook zou moeten doen. U kent het standpunt van mijn partij over de Eerste Kamer.

Dit debat werd voorafgegaan door een expertmeeting op 4 februari 2014. Dat is een werkwijze die wij vaker hanteren bij complexe of omvangrijke wetsvoorstellen. Ook in de aanloop naar het debat van vandaag bewees deze werkwijze weer haar nut. In vogelvlucht is ons door een selectie sprekers voorgehouden waar de knelpunten zitten. Maar hoe nuttig die bijeenkomst ook was, zoals zo vaak is wat niet ter sprake is gekomen minstens zo belangrijk als wat onbesproken is gebleven.

Al in de aanloop naar de expertmeeting observeerde collega-Kamerlid Ter Horst — ik zie haar nu zo snel even niet zitten — dat zich onder de sprekers nogal weinig vrouwen bevonden: een kleine observatie, maar één die kennelijk niet voor iedereen zonder betekenis was. Eerlijk gezegd is het mij om het even, man of vrouw, maar het zette me wel aan het denken. De sprekers hadden namelijk meer gemeen dan dat het hoofdzakelijk mannen betrof. Zonder uitzondering behoren zij tot een academische en politiek-bestuurlijke elite: de "top van juridisch Nederland", aldus Nieuwsuur aan de vooravond van de expertmeeting. Hoewel het voor een expertmeeting zonder meer gebruikelijk is om enkele hotshots uit te nodigen om hun licht over bepaalde kwesties te laten schijnen, wringt er wel iets. Als u het de PVV vraagt, is de rechtsstaat toch echt van en voor iedereen en alles behalve het exclusieve speeltje van welke elite dan ook. Sterker nog, een rechtsstaat die onvoldoende beleefd en gedragen wordt door de samenleving, die te ver van de mensen af is komen te staan, houdt op effectief te zijn. Laten wij dan ook met elkaar proberen niet al te zeer verzeild te geraken in abstracte en theoretische beschouwingen, maar de rechtsstaat zo concreet en tastbaar mogelijk te benaderen.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

De heer Reynaers heeft kritiek op de samenstelling van de groep genodigden voor de expertmeeting. Wij hebben die mensen gezamenlijk voorgedragen. Ik zou hem daarom willen vragen wie hij dan had willen horen spreken. Welke namen heeft hij voorgedragen die naar zijn mening niet tot die elite behoren?

De voorzitter:

Mag ik even iets anders zeggen voordat de heer Reynaers antwoordt? Mag ik minister Plasterk vragen om zich óf achter de ministerstafel op te houden óf buiten de zaal te spreken met de heer Koole? Ik verzoek hem dat niet hier in het forum van de Kamer te doen waar de leden zitten.

De heer Reynaers (PVV):

Ik zal de vraag van mevrouw Strik kort beantwoorden. Ik heb geen kritiek op de samenstelling van die selectie sprekers. Integendeel, want het was een zeer verhelderende bijeenkomst. Deze mensen zaten daar stuk voor stuk prima op hun plek. Dat heb ik zojuist ook gezegd: het is helemaal niet zo vreemd dat dat gezelschap zo was samengesteld. Als u dat zo hebt opgevat, heb ik dat in ieder geval niet zo bedoeld. Het is echter wel van belang dat de rechtsstaat voor en van iedereen is. In die zin is het goed er toch nog even op te wijzen dat we deze discussie vandaag ook kunnen voeren op een niveau dat voor de mensen buiten deze Kamer ook goed te volgen is.

Dat gezegd zijnde, kom ik bij het eerste van de twee onderwerpen die ik in mijn inbreng in eerste termijn zou willen bespreken: democratie en rechtsstaat. Democratie is namelijk het geëigende middel om de verbinding tussen burgers en rechtsstaat tot stand te brengen en in stand te houden. De aanbeveling van de heer Brenninkmeijer, en ook van de heer Tjeenk Willink, om democratie en rechtsstaat in hun onderlinge verband te bekijken, neem ik dan ook graag ter harte. Het is op dit punt dat de heer Brenninkmeijer sprak van "systeemfalen". De term is wellicht wat zwaar aangezet, maar mijn fractie is het met de heer Brenninkmeijer eens dat er knelpunten zijn ontstaan in de democratische aspecten van de rechtsstaat. Ik citeer de heer Brenninkmeijer. "Het systeemfalen bestaat er in dat ons democratisch rechtsstatelijk systeem te veel eenheid gaat vertonen en te weinig ruimte laat voor een tegenstem."

Toch zitten de heer Brenninkmeijer en mijn fractie niet geheel op dezelfde lijn. Wij komen om andere redenen tot min of meer dezelfde conclusie. Het pleidooi van de heer Brenninkmeijer voor het bestaansrecht van een tegenstem werd vrijwel direct gevolgd door een waarschuwing voor populistische thema's in het politieke debat, die hun schaduw zouden vooruitwerpen over de onderwerpen waar wij hier in de Eerste Kamer over beslissen. De fractie van de Partij voor de Vrijheid constateert hier een deel van het systeemfalen in de praktijk. Wat al te gemakkelijk wordt afgedaan als plat populisme ís nu juist de democratische tegenstem, ís dikwijls het minderheidsstandpunt en ís het geluid dat de elite niet altijd graag hoort en maar liever naast zich neerlegt. Wie die tegenstem, of een ander geluid dan het mainstreamgeluid — waarbij de rechtsstaat nu juist zo gebaat zou moeten zijn — negeert, trekt een muur op om de rechtsstaat en zal na verloop van tijd inderdaad niet anders kunnen concluderen dan dat het systeem faalt. En dat terwijl de heer Brenninkmeijer het toch glashelder formuleerde. "Dames en heren. Een sterke democratische rechtsstaat is een systeem waarin checks-and-balances, krachten en tegenkrachten echt fundamenteel aanwezig zijn en hun werk kunnen doen. Dat betekent dat democratie en rechtsstaat fundamenteel van elkaar afhangen, dus interdependent zijn." Een van de ernstigste tekortkomingen van onze democratie is dat niet ieders standpunt voor vol wordt aangezien, het conservatieve niet evenzeer de moeite waard wordt geacht als het progressieve en het "nee" niet evenzeer valt te respecteren als het "ja". Ik zal hier zo nog enkele voorbeelden van noemen.

Een begin van een beter functionerende democratische rechtsstaat is het respecteren van de uitkomsten van democratische processen, wat die uitkomsten ook mogen zijn, ook, of liever juist, als die uitkomsten anders uitpakken dan verwacht of gehoopt. Een voorbeeld van goed functionerende democratie is het op 9 februari 2014 in Zwitserland gehouden referendum over massa-immigratie, waarbij een nipte meerderheid stemde voor een stop op de massa-immigratie. Dit is een goed voorbeeld, niet eens vanwege de uitkomst, maar vooral vanwege de wijze waarop de Zwitsers en hun regering met die uitkomst omgaan. De uitslag werd niet genegeerd, maar gerespecteerd. De consequenties zijn vrijwel direct in kaart gebracht en voor de negatieve gevolgen — ja, die zijn er ook, bijvoorbeeld in het kader van het Erasmusuitwisselingsprogramma — worden oplossingen gezocht én gevonden. Zwitserland is dan ook een democratie.

Ik was enkele dagen geleden zelf in Zwitserland en tot mijn genoegen zag ik dat dik drie weken na de stemming de kranten nog steeds bol stonden van het referendum. Wat opvalt, is dat de meningen weliswaar verdeeld zijn, maar dat de uitslag als zodanig niet ter discussie staat. Doe ik nu hetzelfde als wat de heer Brenninkmeijer bij de expertmeeting deed en kruip ik in de huid van de arts — ik trek mijn witte jas aan — dan constateer ik geen Zwitsers systeemfalen, maar een democratische rechtsstaat die springlevend en kerngezond is. Op 18 mei aanstaande gaan de Zwitsers weer naar de stembus om te beslissen over de aanschaf van 22 Gripen gevechtsvliegtuigen. Ik wens de Zwitsers veel wijsheid, en meer hebben zij eigenlijk ook niet nodig.

Zwitserland is geen Nederland. Zo moge wel blijken uit het feit dat 61,6% van de Nederlandse kiezers op 1 juni 2005 een voorstel voor een Europees grondwettelijk verdrag van de hand wees, bij een opkomstpercentage van 63,3. Dit referendum maakte pijnlijk duidelijk wat er hier aan scheelt. In de eerste plaats kwam bloot te liggen dat de stemverhouding onder de bevolking omgekeerd was aan de stemverhouding in het parlement. Dat is opmerkelijk in een representatieve democratie, zeker als het om een dermate belangrijk onderwerp gaat. In de tweede plaats heeft de uitslag niet kunnen verhinderen dat de Nederlandse bevolking met het Verdrag van Lissabon in een iets andere vorm hetzelfde kreeg als waar eerder tegengestemd was. De heer Corstens merkte in zijn bijdrage aan de expertmeeting op: "In een democratie heeft niemand het laatste woord". Zeer juist, maar in een democratie heeft men wel een stem en in een democratische rechtsstaat verdient die stem het om gehoord en serieus genomen te worden. Dat lukt in Zwitserland kennelijk iets beter dan bij ons.

Zwitserland is niet alleen geen Nederland, het is ook geen lid van de Europese Unie. Dat is wel een fundamenteel aspect in de bespreking van onze rechtsstaat. Nederland is immers lid van de Europese Unie en onze rechtsstaat functioneert voor een belangrijk deel binnen dat verband. De Partij voor de Vrijheid ziet dat liever anders, maar het is ondertussen wel de werkelijkheid. Tijdens de expertmeeting is door diverse sprekers wel zijdelings gewezen op deze werkelijkheid, maar welke invloed de Europese Unie daadwerkelijk op onze democratische rechtsstaat heeft, is niet nader besproken. Mijn fractie constateert een gapend gat tussen de Nederlandse burgers en de Europese Unie. Zelfs zij die op zichzelf niet negatief staan ten aanzien van de Europese Unie, merken dat er stap voor stap bevoegdheden worden overgedragen, dat de nationale volksvertegenwoordiging het budgetrecht langzaam maar zeker prijsgeeft en overigens ook steeds minder in te brengen heelt. Zij zien dat de Europese Unie een eigen dynamiek heeft waarbij de belangen van de Unie steevast voor de nationale belangen gaan. Ongekozen eurocraten als Barroso en Van Rompuy trekken aan de touwtjes. Het Europees Parlement — waar slechts een schamele 36,5% van de stemgerechtigden in Nederland in 2009 een stem op uitbracht — zit erbij en kijkt ernaar en vindt het gelet op de imperialistische dromen van de Verhofstadts van deze wereld zelfs prachtig. Of we nu willen of niet, Nederland betaalt het gelag. Brussel dicteert, Nederland gireert, vandaag aan Griekenland en morgen aan Oekraïne, zonder enige garantie dat dat geld ooit terugkomt. En ondertussen krijgt de Nederlandse burger de ene lastenverzwaring na de andere voor de kiezen. Dat is op zichzelf allemaal al erg genoeg. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is het echter ronduit kwalijk dat Brussel schaamteloos bevoegdheden naar zich toetrekt en daarbij geen enkel tegengeluid — laat staan tegenstand — duldt. Ik heb dan ook verheugd kennisgenomen van het bericht dat inmiddels ook Wouter Bos van de PvdA heeft gezegd dat er toch misschien maar een referendum moet komen over de euro en over Europa. Wie het immers waagt om aan de zegeningen van een verenigd Europa te twijfelen, zoekt maar beter dekking, want Brussel accepteert geen nee. Wie niet meewerkt, zal dat voelen. Zwitserland, nota bene niet eens een EU-lidstaat, kan ook in dit verband als voorbeeld dienen. Als iemand enkele jaren geleden had voorspeld dat Nederland aan Zwitserland sancties zou opleggen, dan had ik dat niet geloofd. Maar anno 2014 is Nederland toch echt medeverantwoordelijk voor EU-sancties tegen Zwitserland. Gefeliciteerd, het recht van de sterkste is weer helemaal terug. Waarom worden die sancties opgelegd? Omdat de Zwitsers de euvele moed hadden om op democratische wijze te zeggen wat ook steeds meer Nederlanders vinden: handen af van onze grenzen, handen af van ons geld en handen af van onze toekomst.

Voor wat betreft Europa, democratie en rechtsstaat wil ik het hier graag bij laten. Op 15 april aanstaande houden wij in dit huis weer Europese beschouwingen. Dat zullen wellicht voorbeschouwingen zijn met de Europese verkiezingen in het vooruitzicht. Zoals aangekondigd zou ik in het tweede deel van mijn inbreng nog een tweede onderwerp aansnijden, een ander knelpunt in onze rechtsstaat, namelijk de toegang tot en de kwaliteit van de rechtspraak.

Met de heer Corstens ben ik het van harte eens dat rechtspraak geen consumptiegoed is, maar een essentieel onderdeel van een rechtsstaat. Laat ik beginnen met de toegang tot de rechter. Zowel de heer Corstens als de heer Hindriksen signaleerde een vraaguitval. Je hoeft er niet voor te hebben doorgeleerd om te weten dat die vraaguitval niet komt doordat er minder geschillen zijn, maar doordat er iets is gewijzigd in de toegang tot de rechter. Kennelijk wordt het voor sommige rechtzoekenden stilaan te duur om een geschil voor te leggen aan de rechter of om tegen een vordering verweer te voeren. Relatief kleine vorderingen komen daardoor niet meer voor de rechter. Ik gebruik het woord "relatief", want ook kleine vorderingen kunnen grote gevolgen hebben en die zien wij tegenwoordig overal om ons heen. Burgers en bedrijven kunnen er ernstig door in de problemen geraken. Een dergelijke situatie is problematisch en tast een van de meest essentiële kenmerken van een rechtsstaat aan.

Uit oogpunt van rechtvaardigheid maakt het uiteraard niet uit hoe hoog de vordering is. Een drempel is echter wel wenselijk om de rechterlijke macht niet met de echte kruimelgevallen te belasten, maar dat is slechts een praktisch argument. De fractie van de Partij voor de Vrijheid ziet dat de afgelopen jaren de griffierechten en eigen bijdragen fors zijn verhoogd. Daarbij is de grens inmiddels wel bereikt. Nog hogere griffierechten en nog hogere eigen bijdragen voor gesubsidieerde rechtsbijstand of zelfs uitsluiting van bepaalde rechtsgebieden voor gesubsidieerde rechtsbijstand zullen onvermijdelijk tot ongelukken leiden, misschien niet onmiddellijk, maar zeker op de langere termijn. Mijn fractie is dan ook van mening dat dit punt de blijvende aandacht van de volksvertegenwoordiging verdient en hoopt dat ook de minister het signaal heeft ontvangen dat wij een kantelpunt naderen, zo wij dat niet al bereikt hebben. Ik zeg niet dat we te ver zijn doorgeschoten, maar de rek is er nu wel echt uit.

Verder ziet mijn fractie dat de rechtspraak zelf ook onder druk is komen te staan. Of die druk onaanvaardbaar hoog is, is moeilijk in te schatten. De signalen vanuit een deel van de rechterlijke macht zijn in ieder geval zorgwekkend. De werkdruk zou de afgelopen jaren enorm zijn toegenomen en dat zou zijn weerslag op de kwaliteit van de rechtspraak hebben. Ik kom in mijn dagelijkse werk nogal wat rechters tegen en zodoende kan ik zeggen dat er heel wat voor nodig is voordat een rechter zegt dat de kwaliteit van zijn werk eronder leidt.

Als advocaat weet ik in ieder geval één ding over rechters en dat is dat het niet de moeilijkste beroepsgroep is. Het zijn mensen met hart voor de publieke zaak. Ze doen hun werk over het algemeen graag, gedegen en met passie zonder daar onnodig mee te koop te lopen. Ook zijn het geen beroepsklagers. Het is vanuit die ervaring dat ik meen dat de alarmerende geluiden uit de rechterlijke macht in ieder geval serieus genomen moeten worden. Waar nodig zal er ingegrepen moeten worden. Dat mes snijdt aan twee kanten. Natuurlijk is het vervelend voor de rechter als opleiding, collegiaal overleg en reflectie er door een stelselmatig te hoge werkdruk bij inschieten, maar minstens net zo belangrijk — zo niet nog belangrijker — is het dat ook de rechtszoekende er last van ondervindt. Als de doorlooptijden onredelijk lang worden, vonnissen onzorgvuldig in elkaar komen te zitten of van bewijsopdrachten en getuigenverhoren wordt afgezien omdat daar eigenlijk geen tijd meer voor is, levert de rechtspraak in op de kwaliteit. In de rechtspraak draait het echter hoofdzakelijk om kwaliteit, dus die moet gewaarborgd zijn en daarover kan niet onderhandeld worden. Er is immers maar één overheidsrechter en daarvoor bestaat geen gelijkwaardig alternatief.

De heer Tjeenk Willink waarschuwde voor de verbestuurlijking van de rechterlijke macht, wat ten koste gaat van de inhoud van de functie van de rechter. De rechterlijke macht is geen knop om aan te draaien, geen bedrijf dat elke vijf jaar gereorganiseerd moet worden en geen begrotingspost waar naar believen op kan worden bezuinigd. De rechterlijke macht is er en moet er ook zijn in een rechtsstaat. Het heeft er alle schijn van dat inmiddels wel een kritieke grens is bereikt. Het is nu aan de politiek om daar op passende wijze op te reageren. De PVV-fractie kan er kort over zijn. Rechtspraak is niet duur, maar kostbaar. Rechtspraak kost nu eenmaal geld. Rechtspraak kost wat die moet kosten. Dat wil niet zeggen dat doelmatig gebruik van tijd en middelen niet van de rechterlijke macht zou mogen worden verlangd, maar betekent vooral dat het onmogelijk is van de rechterlijke macht te verlangen dat er ieder jaar goedkoper gewerkt wordt.

Ik besluit mijn inbreng in eerste termijn met een algemene opmerking. Mijn conclusie is dat onze rechtsstaat in de eerste plaats gebaat is bij een sterke democratie. Dat in combinatie met een overzichtelijke en voor eenieder te bevatten structuur maakt dat de rechtsstaat breed beleefd en gedragen kan worden. Of het nu gaat om democratische processen, scheiding van machten en bevoegdheden, checks-and-balances of grondrechten — waar ik omwille van de beschikbare tijd nu niet verder op ben ingegaan — voor dat alles geldt: hoe eenvoudiger en tastbaarder het bouwwerk in elkaar steekt, hoe steviger het staat en hoe meer het bijdraagt aan het rechtsstatelijk bewustzijn van mensen. Het besef van een rechtsstatelijk systeem met een eigen plaats daarin is het kloppend hart van een gezonde rechtsstaat.