Plenair Elzinga bij voortzetting behandeling Fiscaal verdragsbeleid 2011



Verslag van de vergadering van 25 maart 2014 (2013/2014 nr. 24)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.51 uur


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. Ook van mijn kant wil ik de staatssecretaris van Financiën graag van harte welkom heten bij zijn eerste optreden in de plenaire vergadering van deze Kamer.

Hij moet het doen met een korte heropening van een debat dat wij op 21 januari nog met zijn voorganger voerden over het internationaal fiscaal verdragsbeleid van ons land, maar het betreft wel meteen een majeur onderwerp. Want, zoals de vorige staatssecretaris beaamde, wij spreken hier tenslotte over de fiscale behandeling van een vijfde van alle directe buitenlandse investeringen ter wereld. Immers, een vijfde van alle wereldwijde investeringsstromen loopt via Nederland, zo blijkt uit cijfers van de OESO; naar alle waarschijnlijkheid mede vanwege ons vriendelijke fiscale beleid.

Onze eigen transnationale ondernemingen, andere Europese multinationals, Amerikaanse tycoons, hedgefunds, private equity, Aziatische souvereign wealth funds, oligarchen uit Rusland en oligarchen uit Oekraïne, iedereen doet het via Nederland, via een double Irish-Dutch sandwich, door gebruik te maken van de Nederlandse coöperatie of een bijzondere financiële instelling, al dan niet in samenhang met het parkeren van intellectueel eigendom ergens offshore. Aangemoedigd door een leger van Nederlandse fiscalisten, met hulp van ons postennetwerk, worden de mogelijkheden aan eenieder die voldoende geld tot zijn beschikking heeft uitvoerig en hartelijk uit de doeken gedaan.

Deze heropening dient echter niet om het debat over te doen, noch om de nieuwste listige constructies of omstreden gebruikers van de Nederlandroute erbij te betrekken. De SP-fractie heeft om de heropening van dit debat gevraagd naar aanleiding van de brief die de staatssecretaris in reactie op het debat van 21 januari aan onze Kamer heeft gestuurd.

De vorige staatssecretaris reageerde met deze brief onder andere op mijn vraag waarom de regering ervoor kiest om de door de Europese Commissie voorgestelde antimisbruikmaatregel niet te steunen. De regering had immers eerder ook het misbruik van bijvoorbeeld Nederlandse coöperaties voor belastingontwijkingsdoeleinden opgemerkt en daarbij altijd bepleit dat een dergelijk misbruik, dat het gevolg is van mismatches tussen nationale belastingstelsels, eigenlijk alleen in internationaal verband goed kan worden aangepakt en opgelost. Deze redenatie kan mijn fractie volgen, temeer daar de internationale warme belangstelling waarop het vraagstuk van belastingontwijking zich tegenwoordig mag verheugen ook een goede kans biedt dat het nu daadwerkelijk in internationaal verband kan worden opgelost. Maar dan moeten wel alle landen bereid zijn om echt mee te werken aan een internationale aanpak van misbruik van belastingarrangementen en -verdragen.

Mijn fractie was er voor en tijdens het debat op 21 januari nog niet van overtuigd dat, nu puntje bij paaltje kwam, de Nederlandse regering deze bereidheid werkelijk had. De staatssecretaris had over de door de Europese Commissie voorgestelde aanpassing van de moeder-dochterrichtlijn immers geschreven:

"Met betrekking tot de aanpak van belastingontwijking, zoals agressieve taxplanning, wordt door de Commissie voorgesteld om een algemene antimisbruikbepaling in de richtlijn op te nemen. Nederland is geen voorstander van de algemene antimisbruikmaatregel, want het voorstel betekent een verschuiving van de bestrijding van belastingontwijking van nationale regelgeving naar Europese regelgeving en deze overheveling leidt tot een onevenredige impact op de goedlopende Nederlandse aanpak van belastingontwijking."

De SP-fractie vindt, zoals de regering eerder ook veelvuldig heeft uitgedragen, de bestrijding van belastingontwijking een terrein waarop Europese regelgeving nu juist wel meerwaarde kan hebben. Het debat noch de daaropvolgende brief is erin geslaagd of heeft zelfs maar getracht aan te tonen dat de Nederlandse aanpak van belastingontwijking momenteel zo goed werkt, zoals de regering beweert. Die goede aanpak wordt internationaal in elk geval nog niet erg opgemerkt en kan ook nog niet voorkomen dat constructies met gebruik van Nederlandse regelingen en verdragen veelvuldig voor belastingontwijking worden misbruikt.

Mijn fractie wil daarom de door mij aangehouden motie (25087, letter G) alsnog in stemming brengen. In deze motie wordt de regering opgeroepen om algemene antimisbruikbepalingen die in de EU en in OESO-verband worden besproken van harte te ondersteunen. Dat wil niet zeggen dat ik verwacht dat de staatssecretaris zomaar gewoon bij het kruisje tekent. Natuurlijk niet, maar wel dat hij zich inzet om tot een goede Europese algemene antimisbruikbepaling te komen. Als de regering het thans voorliggende Europese voorstel voor een antimisbruikbepaling in de aanpassing van de moeder-dochterrichtlijn nog te algemeen en te specifiek, zoals uiteengezet in de brief, vindt, dan moet de regering trachten het voorstel specifieker en objectiever te maken. Als de regering meent dat dit voorstel zelfs ten koste zou gaan van de effectiviteit van de huidige Nederlandse aanpak, kan ik mij moeilijk voorstellen dat andere landen en de Europese Commissie in Brussel niet bereid zouden zijn tot aanpassingen om het voorstel effectiever te maken. Of heeft de staatssecretaris aanwijzingen dat juist andere lidstaten of de Europese Commissie uit zouden zijn op het ondermijnen van de bestrijding van misbruik van maatregelen?

Ik ben benieuwd naar het advies van de staatssecretaris en het eindoordeel van deze Kamer over de vraag of wij bereid zijn, belastingontwijking en dus misbruik van nationale belastingregelingen in internationaal verband aan te pakken of dat wij toch liever nationaal verantwoordelijk willen blijven voor de aanpak van belastingontwijking. In dat laatste geval — dus in het geval dat de staatssecretaris mijn motie zou ontraden — verneem ik heel graag van hem wat Nederland wel concreet gaat doen om de zeer grootschalige belastingontwijking door transnationale ondernemingen via Nederland op korte termijn tegen te gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Elzinga. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Financiën, die meteen kan antwoorden.