Plenair Van der Linden bij behandeling Algemene Europese beschouwingen



Verslag van de vergadering van 15 april 2014 (2013/2014 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.34 uur


De heer Van der Linden i (CDA):

Voorzitter. Dit debat staat onder het beslag van de dramatische ontwikkelingen in Oekraïne, de reden ook waarom de minister iets vertraagd is. Zojuist hebben wij doorgekregen dat Oekraïne begonnen is aan een militaire actie. Wie weet waar wij vanavond na afloop van dit debat staan met dit land.

Toch wil ik beginnen met de uitspraak dat Europa een succesverhaal is dat zijn gelijke in de geschiedenis en in de wereld niet kent, en dat wij dat los moeten zien van dit moment. Wij staan nu voor de verkiezing van het nieuwe Europees Parlement, waarbij de Europese politieke partijen voor het eerst lijsttrekkers hebben gekozen als kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie.

Waar Europa buiten de Europese Unie als een machtig economisch blok wordt gezien, met groot aanzien, brokkelt binnen de Europese Unie, in de lidstaten, onder invloed van de onzekerheid en de hoge werkloosheid, als gevolg van de financieel-economische crisis het vertrouwen in de Europese Unie af.

Wij leven in een van de meest welvarende gebieden van de wereld. De Europese Unie is voor Europese landen een begeerde internationale instelling om lid van te worden. De Europese Unie wordt, mirabile dictu, meer als een probleem gezien dan juist als deel van de oplossing. Waar de zwartkijkers, de pessimisten, nog maar enkele jaren geleden de ineenstorting van de euro voorspelden, zien we nu dat de Europese Unie versterkt uit de crisis komt. Never waste a good crisis! Iedere crisis heeft de Europese samenwerking versterkt verder geholpen.

Maar we zijn er nog niet. Er valt nog heel veel te doen. Dat tonen opnieuw ook de dramatische ontwikkelingen in Oekraïne aan. Er valt best veel, soms zelfs heel veel, op een aantal zaken af te dingen. Daar heeft de CDA-fractie in het verleden ook veelvuldig blijk van gegeven. De vaak terechte kritiek op doorgeschoten regelzucht, subsidies en Brusselse bemoeizucht begrijpen en delen wij. Maar daar zijn de lidstaten in veel gevallen zelf debet aan. Europa, dat zijn wij zelf. Over bureaucratie en regelzucht gesproken, daar weet Nederland ook over mee te spreken.

In het Jaarverslag 2013 van de Raad van State wordt de zorg uitgesproken over de zich in hoog tempo en soms in tegengestelde richting voltrekkende wet- en regelzucht in Nederland. "Wetgeving als wegwerpartikel", schrijft de Raad van State. Te makkelijk wordt daarom de zwartepiet aan Brussel toegespeeld.

Verontrustend velen beschouwen de bereikte resultaten op het gebied van vrede, veiligheid, welvaart, vrijheden en sociale verworvenheden als te vanzelfsprekend. Dat is echter geen vanzelfsprekendheid.

Dat vraagt om permanente inspanningen. Iedere politieke generatie draagt hiervoor verantwoordelijkheid, ook de huidige. Stilstand kan snel teruggang betekenen, hield bondskanselier Merkel haar gehoor in het Britse parlement voor. De gebeurtenissen in het hart van het Europese continent laten zien dat wij meer Europa in de grote grensoverschrijdende vraagstukken nodig hebben en minder Europa in de kleine zaken, die beter regionaal of nationaal kunnen worden behartigd.

Wij steunen de subsidiariteitsexercitie van de regering, maar die valt grotendeels onder de kleine — hoewel op zich niet onbelangrijke — zaken. Het probleem is eerder dat de grote problemen, zoals klimaat, energie, buitenlands veiligheidsbeleid en migratie, niet effectief op Europees niveau worden geregeld, maar nog steeds te veel op het bord van de nationale lidstaten zelf liggen. Daardoor blijven tastbare resultaten uit en dat leidt weer tot dalend vertrouwen in Europa bij de burgers. Die willen terecht resultaten zien.

Daar komt nog het onderliggende probleem bij van het afbrokkelende vertrouwen in de politiek in het algemeen. Wij nemen bovendien waar dat politici, de uitzonderingen daargelaten, niet uitblinken in overtuigingskracht.

Opvallend is het gebrek aan kennis over de Europese integratie. Kennisoverdracht begint in het onderwijs. Europa komt daar niet in voor. Het pleidooi om Europa een vaste plek in het leerprogramma te geven, is hier vele malen gevoerd en met moties belegd. Het CDA wil het hier opnieuw met verve bepleiten. Waarom gebeurt op dit punt niets, zo vraag ik de minister.

De minister schrijft in de Staat van de Unie dat het kabinet zich steeds laat leiden door het Nederlands belang. Die benadering delen wij, maar wil de minister nog eens uiteenzetten hoe hij het nationaal belang ziet, mede tegen de achtergrond van de discussie over soevereiniteit en identiteit? Dat de natiestaat de eerder genoemde grote vraagstukken nog soeverein kan regelen, is ronduit een illusie. Diegenen die dat propageren, bedrijven een vorm van volksverlakkerij.

Vandaag is ook duidelijk dat de populisten, de nationalisten, valse profeten zijn. Zij willen het verleden als de oplossing voor de problemen van de toekomst. Diegenen die onze burgers dit beloven, zetten hen op het verkeerde been.

Tot de eurosceptici zeg ik dat niet de almacht maar eerder de onmacht van Brussel het probleem is. Renationalisatie is een vals gif voor de toekomst.

Met de regering heeft de CDA-fractie de grootst mogelijke zorgen over de, mogelijk zelfs militaire, verdere escalatie van het conflict in Oekraïne, met onvoorspelbare gevolgen. Dat zou de internationale verhoudingen zeer ernstige schade toebrengen.

Er kan geen misverstand over bestaan: de actie van Rusland op de Krim is nadrukkelijk in strijd met internationale verdragen en wordt terecht als uiterst zorgelijk omschreven en ten sterkste veroordeeld. Rusland komt de toezeggingen en de verdragen op dat punt niet na. Daarover maken wij ons grote zorgen. De soevereiniteit, onafhankelijkheid en integriteit van landen wordt geschonden. Ik vraag ook de minister om juist zijn inschattingen te geven van de militaire actie die aan de gang is.

De dramatische ontwikkelingen in Oekraïne en de Krim komen niet uit de lucht vallen. Dit is niet iets van de laatste maanden maar het gevolg van een opeenstapeling van gebeurtenissen die gekenmerkt worden door het ontbreken van een visie en een gemeenschappelijk optreden aan de zijde van de Europese Unie, het ontbreken van een actief investeren in een strategische alliantie met Rusland en mede daardoor een groeiend wantrouwen wederzijds.

Na 1989 heette het: "No new dividing lines in Europe". Wij wilden de niet-EU-lidstaten en Rusland opnemen in de Europese waardengemeenschap. De grootste uitdaging was om Rusland in het Europese continent te verankeren. Voor de stabiliteit en veiligheid op het Europese continent zou de relatie met Rusland de hoogste prioriteit moeten hebben. Dat was zo, dat geldt ook nu nog en het zal ook voor de toekomst blijven gelden.

De ontstane situatie is een dramatische vertrouwensbreuk waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn. Wij hebben jaren gepleit voor meer wederzijds begrip, investeren in een vertrouwensrelatie en een actieve Ruslandpolitiek.

Het voert nu te ver om de gemiste kansen en fouten, ook aan Westerse kant, uiteen te zetten, maar zij zijn er ontegenzeggelijk geweest. Enige zelfreflectie en zelfkritiek is hier wel op zijn plaats. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de politieke, emotionele, historische gevoelens en opvattingen aan de andere kant. Die zijn naar ons oordeel onderschat. Dat neemt niet weg dat wij ons grote zorgen maken over het afdrijven van Rusland wat de waardengemeenschap betreft, ook in de binnenlandse politiek.

Het heeft de EU ontbroken aan een stap-voor-stapstrategie ten aanzien van de transitielanden. Te zeer is het verwachtingspatroon in de transitielanden zelf opgeschroefd en te veel is er een gevoel van uitbreiding van invloedssferen van uitgegaan. Nu pas stellen wij dat er ook plaats moet zijn voor de gevolgen van het EU/NAVO-beleid voor Rusland en roepen wij op tot dialoog.

Dat dit tot heftige onrustgevoelens in de Baltische staten, Polen en andere landen heeft geleid, is vanuit hun zeer pijnlijke verleden begrijpelijk en vraagt om een gesloten Europees front. Die landen zijn doodsbang voor wat er gebeurt, en dat begrijpen wij. Maar wat kan Europa?

Militaire actie is uitgesloten. De les moet wel zijn dat wij gedecideerd een gemeenschappelijke defensiepolitiek moeten opbouwen. Daar is nu absoluut geen sprake van, integendeel. Daarbij mogen wij de discussie op termijn van een Europees leger niet buiten de orde verklaren. Naast soft power dient de Europese Unie ook over hard power te beschikken. Hoe ziet de minister dit?

Sancties? Jazeker, maar welke blijven effectief over zonder dat het tegelijk ook sancties tegen Europa zelf zijn? Op te veel terreinen is er een wederzijds belang gegroeid. Zeker, ook is duidelijk dat de Europese Unie nu, naast een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, echt werk moet maken van een gemeenschappelijke energiepolitiek. Nog steeds is die niet van de grond gekomen. De energie-afhankelijkheid van Rusland zal ook de komende jaren nog blijven en met de Energiewende in Duitsland zal dat land bij sluitende kerncentrales het gas uit Rusland nog niet kunnen missen. Hoe realistisch is het streven naar een Europa zonder Russisch gas, zo vraag ik de minister. Hoe ziet de regering de energierelatie met Rusland op termijn? Wat zouden op korte termijn de mogelijkheden zijn om de energieafhankelijkheid van Rusland te verminderen? Wat is de prijs en wie betaalt die?

Zijn er — een van de Nederlandse punten — reële mogelijkheden om het Energiehandvest op langere termijn als onderdeel van een hernieuwde dialoog met Rusland betekenisvol inhoud te geven?

Ik kom bij Oekraïne. Voorop moet het belang van de Oekraïners staan. Maar met welk Oekraïne hebben wij te maken? Het maakt een stuurloze, machteloze indruk, loopt vaak achter de feiten aan en is het gezag kwijt, zo lijkt het. Is Oekraïne in staat van ontbinding, zo vraag ik de minister. Een gespleten land, dat een brugfunctie tussen Oost en West zou kunnen en moeten vervullen. Dat vraagt om een veel voorzichtiger politiek en een politiek naar twee kanten. Dat zou tegelijkertijd ook kansen bieden. Maar het land staat aan de rand van een faillissement. Het schandelijke wanbeleid van de laatste Oekraïense regering heeft daar in hoge mate toe bijgedragen.

Maar ook de voorgaande regeringen moeten hierop aangesproken worden. Het heeft ontbroken aan goed leiderschap. Ook nu weer zijn de verwachtingen van de mensen hoog gespannen. Zij verwachten op korte termijn een beter leven. Kan de Europese Unie dat bieden? Ik vrees op korte termijn zeker niet. De Europese Unie en andere internationale instellingen moeten wel financieel en anderszins steunen, maar is dat geld er, vraag ik de minister, en kan dat geld ook niet in een grote put verdwijnen? Het is met de rechtsstaat en met het justitieel systeem immers slecht gesteld. Hoe borgen wij dat dan?

De noodzakelijke hervormingen en de afbouw van de subsidies gaan de burgers hard treffen, hopelijk zonder destabiliserende effecten. Maar de bedragen zijn zo groot dat het nog maar de vraag is of de Europese Unie en anderen dit kunnen, c.q. willen opbrengen. Kan de minister een schatting geven van de bedragen die hierbij in het geding zijn?

Is het niet zo, vraag ik de minister, dat wij juist in het belang van Oekraïne op langere termijn — hoe contradictoir dit onder de huidige omstandigheden ook moge klinken— ook hier de samenwerking met Rusland nodig hebben? Hoe beoordeelt de minister dit?

Het beleid, gericht op de-escalatie verdient onze volle steun. Het ziet er echter niet naar uit dat hier op korte termijn succes te boeken is. Integendeel, na de annexatie van de Krim heeft het spanningsveld zich verplaatst naar het oostelijk deel van Oekraïne. Een serie over elkaar heen buitelende sancties zal alleen maar verliezers kennen. De prille economische opbloei in Europa zal mogelijk in de knop gesmoord worden.

De diplomatieke weg moet als enige openblijven. Wij steunen de regering waar zij schrijft dat zij van mening blijft dat er alleen een politieke oplossing voor het huidige conflict kan zijn. Dat vraagt van de Europese Unie samen met de Raad van Europa en de OVSE een veel actiever, bemiddelend optreden.

Maar wie kan werken aan herstel? Wat doet de Europese Unie eigenlijk? Welke rol speelt de EU om de situatie te de-escaleren in de richting van Kiev en Moskou? Graag een reactie van de minister. Lavrov en Kerry voeren besprekingen over zaken die het Europese continent ten diepste raken, met als grote afwezige de Europese Unie zelf. De Verenigde Staten hebben andere, veel beperktere, belangen dan de Europese Unie. Uiteraard is samenwerking met de Verenigde Staten van groot belang.

Ik vraag de minister of de bijeenkomst in Genève op 17 april doorgaat. Heeft de Europese Unie, eventueel met de Verenigde Staten, dan een concreet plan om uit de crisis te komen? Wat moet er gebeuren om uit deze splijtende crisis te geraken? Is er een plan ten aanzien van de staatsstructuur van Oekraïne en hoe worden dan de minderheden in beide delen van Oekraïne en in Oekraïne zelf beschermd?

In de informele Raad Buitenlandse Zaken van 4 en 5 april hebben meerdere ministers zich uitgesproken voor een contactgroep van de Verenigde Staten, de Europese Unie, Rusland en Oekraïne. Alles wat tot de-escalatie en heropening van de politieke dialoog leidt, juichen wij toe. Wat moeten wij ons bij zo'n contactgroep voorstellen? Wat is de opvatting van de regering? Behoorde zij tot de "meerdere" lidstaten? Moet ik uit die frase afleiden dat het geen unaniem standpunt was van de Raad? Heeft de gehele Raad, zoals in de stukken staat, het belang van de dialoog met Rusland uitgesproken, ook de lidstaten van de Europese Unie aan de oostkant ervan?

Toch blijft staan dat de Europese Unie en Rusland uit wederzijds belang moeten werken aan een nieuwe relatie, een strategische alliantie; politiek, economisch en cultureel. Voor de stabiliteit op de langere termijn blijft dat de hoogste prioriteit. Alleen een sterke Europese Unie, ook op veiligheidsterrein, kan daarin een rol vervullen. Voor de lange termijn is er behoefte aan een brede overeenkomst met de CIS-landen op het gebied van handel, energie, uitwisselingsprogramma's, politieke en financiële investeringen. Dat kost tijd omdat wantrouwen en vijandigheid op dit moment overheersen.

"No new dividing lines" was het optimisme en de drijfveer van het Nieuwe Europa na 1989. Nu, 25 jaar later, moeten wij vaststellen dat de heling van Europa voor veel landen succesvol is verlopen, maar dat de cruciale relatie tussen de Europese Unie en Rusland ernstige averij heeft opgelopen. Kan de minister ingaan op de vraag hoe hij deze relatie nu en in de toekomst beoordeelt? Hier ligt naar ons oordeel ook een belangrijke taak en opdracht voor de nieuwe Europese Commissie. Deelt de minister deze opvatting? Wat ziet de minister als belangrijkste taken van de nieuwe Commissie?

Ik sprak eerder over het gebrek aan een heldere stap-voor-stapbenadering van de Europese Unie voor landen in transitie. Hebben de lidstaten niet onderscheiden doelen voor ogen gehad met de associatieakkoorden, zo vraag ik de minister. Was het hen primair te doen om stabiliteit en veiligheid of zagen een aantal lidstaten deze akkoorden niet veel meer als een opstap naar toekomstig lidmaatschap, zich beroepend op artikel 49 van het Verdrag van Lissabon? Een verwijzing die overigens na de top van Vilnius is verdwenen.

Moeten wij vandaag niet constateren dat het Oostelijk Partnerschap niet aan de bedoelingen voldaan heeft? Is de strategische inzet op een collectief van landen niet te eng eurocentrisch geweest, met te weinig oog voor de belangen van de buren van onze buren? Zijn de geopolitieke effecten daarbij onderschat? Wordt de noodzaak van meer differentiatie in het EU-nabuurschapsbeleid en het hanteren van de inzetbare instrumenten nu algemeen aanvaard? Is het niet zo dat de beoogde bevordering van stabiliteit en veiligheid op het Europese continent in het tegendeel is gaan verkeren?

Hoe beoordeelt de minister de stand van zaken van het Oostelijk Partnerschap? Wat is er fout gegaan? Is het lidmaatschapsperspectief nu echt van de baan en wat zijn de lessons learned? Hoe gaan wij hiermee verder? Uiteraard heeft Rusland geen stem in het nabuurschapsbeleid, maar erkent de regering wel dat de Europese Unie desondanks meer rekening moet houden met mogelijke politieke gevolgen van het beleid en dat bijgevolg een stap-voor-stapbenadering in voorkomende gevallen te prefereren is?

Hoe beoordeelt de minister het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie in Noord-Afrika?

Dit brengt mij bij de globalisering, die de wereld heeft gepolitiseerd. De geopolitieke positie van Europa verandert in hoog tempo. Wij verliezen status en zijn niet langer het middelpunt. Maar waar zouden wij staan zonder Europa in deze nieuwe wereldordening? Het heeft tientallen jaren geduurd voordat het Verenigd Koninkrijk de loop der geschiedenis onderkend heeft, voor zover daarvan überhaupt sprake is. Dat mag Europa niet overkomen.

Om met de nieuwe minister van Defensie van Duitsland te spreken, wij hebben een paar dagen geleden de Dag van de Duitse Taal gehad: "durch die Globalisierung rücken entfernte Konflikte näher an Europa heran. Ob wir wollen oder nicht. Deswegen liegt es im ureigenen Interesse der Europäischen Union, für Sicherheit und Stabilität zu sorgen, indem wir Länder in die Lage versetzen, ihre Verantwortung wahrzunehmen". Zij, en ook de minister van Buitenlandse Zaken Steinmeier, zetten zo een nieuwe koers voor Duitsland uit, waarbij Duitsland in buitenlandse en veiligheidspolitieke vraagstukken niet verder aan de kant blijft staan, integendeel. Is de minister het met deze analyse eens en hoe beoordeelt hij deze ontwikkelingen?

Het proces van de noodzaak tot grotere eigen verantwoordelijkheid van Europa op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid wordt tevens versterkt door de afnemende belangstelling van de Verenigde Staten voor Europa en de nieuw opkomende grote spelers op het wereldtoneel. Dat zet de geopolitieke positie van Europa steeds verder onder druk. Wij staan voor grote, nieuwe uitdagingen die andere verantwoordelijkheden van ons vragen. Ik herhaal, ook uit eigen belang!

Wij zijn in Europa lotgenoten geworden. De ontwikkelingen in de wereld drijven de lidstaten steeds meer en dwingender in de richting van Europese samenwerking.

Maar zijn wij ons binnen de Europese Unie wel voldoende bewust van de urgentie van de problemen die daarmee samenhangen, vraag ik de minister. Of, om met bondskanselier Merkel voor de beide huizen van het Britse parlement te spreken "die Welt wartet nicht auf Europa".

De minister stelt in de Staat van de Unie dat een sterke Commissie onmisbaar is en constateert tegelijk dat het Europees Parlement en de Europese Raad aan kracht gewonnen hebben ten koste van de Commissie in haar wetgevende rol. Dat heeft de communautaire methode onder druk gezet.

Met de minister deelt de CDA-fractie het belang van een sterke Commissie voor de kleine en kleinere lidstaten. Maar wij zien nog niet zo snel een herstel van de balans, omdat de kernvraag toch is of de Europese Unie een eenduidige, gesloten Unie kan zijn of dat de eurogroep zich als vanzelfsprekend als kern-Europa zal ontwikkelen. Het Europa van de twee snelheden is onlangs nog eens bevestigd in een gezamenlijke verklaring van de beide ministers van Financiën uit Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Dat moeten wij onder ogen zien. Het CDA is allang voor een kleine Commissie. Dat geldt overigens voor de Eerste Kamer in totaliteit. Het CDA is allang voor versterking van de betrokkenheid van de nationale parlementen en voor een betere inbedding van het Europese besluitvormingsproces. Dat laat onverlet dat vooruitgang naar verdere Europese integratie in de praktijk onmogelijk met alle 28 lidstaten kan plaatsvinden. Ambities en doelstellingen liggen te ver uit elkaar.

Er valt geen tijd te verliezen. De eurogroep moet als versterkte samenwerking, open voor andere lidstaten, een locomotieffunctie vervullen. De sleutel voor het succes ligt in de Duits-Franse samenwerking opgesloten. De vraag is of wij daar een verdragswijziging voor nodig hebben. Of kunnen wij met het beter benutten van de bestaande competenties vooruitgang boeken? Verdragswijziging, zo hebben de Conventie en het Verdrag van Lissabon aangetoond, is een lange en uiterst moeizame weg. Die tijd hebben wij niet meer.

De EU is voor Nederland van levensbelang: voor onze werkgelegenheid, onze welvaart, veiligheid en stabiliteit en het uitdragen van gemeenschappelijk gedragen waarden; meer verantwoordelijkheid verbonden met meer solidariteit. Het Europees project mag niet op het spel gezet worden. Wij hebben veel te verliezen, maar ook en vooral een toekomst te winnen. Positieve ontwikkelingen dienen zich aan: de voltooiing van de interne markt met de euro als kern, de Bankenunie, nieuwe handelsverdragen met de VS en andere landen, het semester met een grote betrokkenheid van de nationale parlementen, het uitzicht op economisch herstel met nieuwe banen. Het is van groot belang dat alle verantwoordelijken, niet alleen politici, maar ook ondernemers, bestuurders, leiders van maatschappelijke organisaties en onderwijsgevenden op constructieve wijze bijdragen om de toekomst van Europa vorm te geven.

Europa moet meer zijn dan markteconomie. De economie hebben we nodig om te leven. Onze waarden en onze cultuur maken het leven de moeite waard.

De heer Kox i (SP):

Ik hoor zoals altijd een bevlogen verhaal van collega Van der Linden over het project Europa. Dat mag niet op het spel gezet worden. Hij is begonnen met te zeggen dat Europa uit elke crisis sterker tevoorschijn komt. Ik heb twee vragen aan de heer Van der Linden. Wat is nou het eigenlijk het project Europa? Op school heb ik nog geleerd dat het ging om vrede, veiligheid en welvaart voor iedereen. Dat was het project Europa. Om zo ver te komen, moesten wij offers brengen. Dat was het idee. Zitten wij nu inmiddels niet in een project Europa dat een wereldspeler moet zijn? Is het geen project waarmee wij geld moeten verdienen, groot moeten worden en kunnen concurreren met anderen? Is het project niet in zijn aard veranderd?

Mijn tweede vraag: hoezo zijn wij sterker uit de crisis gekomen? De heer Van der Linden komt veel over de grens. Hij komt dus ook in Spanje, Portugal en in Griekenland. De situatie van de mensen daar is beroerd en het vertrouwen van de mensen in het Europese project is nog beroerder. Moeten wij daar niet naar kijken? In Nederland zegt twee derde van de mensen dat wij er slechter van worden in plaats van beter. Of dat waar is, is de vraag. Kortom, is het project niet van aard veranderd en is daardoor niet het vertrouwen van de mensen verdwenen?

De heer Van der Linden (CDA):

Het project is niet veranderd, mar heeft een extra grondslag, een extra motivatie gekregen. Het blijft het project van stabiliteit, veiligheid en vrede. Gelet op de globalisering, is het ook een project van versterking van de economie. Het CDA is altijd voorstander geweest van de economie van de sociale markt, het Rijnlandmodel. Daarbij heeft ook de menselijke component met nadruk een plek. Ik heb ook gezegd dat wij niet leven om te werken, maar werken om te leven.

De heer Kox (SP):

Je kan wel iets willen, maar de vraag is of dat ook overeenkomt met de werkelijkheid. De heer Van der Linden heeft aangegeven dat de Europese Unie in het conflict rondom de Oekraïne een deel van de verantwoordelijkheid voor de ontstane spanningen op zich zou moeten nemen. Wat is dan het project van vrede en veiligheid? Waarom heeft de Unie zich tot een speler in dit conflict kunnen ontplooien? Dan gaat er toch iets niet goed?

De heer Van der Linden (CDA):

Dat heb ik aangegeven. Ik vind ook dat wij meer in die relatie hadden moeten investeren. Natuurlijk zien wij dat Rusland, ook intern, op het punt van de waardengemeenschap op een aantal terreinen de verkeerde kant opgaat. Dat is evident. Tegelijkertijd moeten wij vaststellen dat wij niet altijd even gelukkig zijn geweest met de relatie met Rusland. In 2007 zei Amerika bijvoorbeeld dat Oekraïne lid moest worden van de NAVO. Dat roept een enorme spanning op aan de andere kant van de grens. Ik kan ook andere voorbeelden noemen, zoals de kruisrakettenschilden aan de grens met Rusland. Dit soort voorstellen zijn geen voorbeelden van een streven naar een vertrouwensvol partnerschap.

De heer Kox (SP):

We kunnen iets willen, maar wij moeten naar onze daden kijken. U noemt nu een aantal daden waarbij het niet ging om het project van vrede, veiligheid, welzijn en welvaart. Daarbij ging het om de concurrentie met een andere grote macht. Moeten wij dan toch niet nagaan waarom dit project niet loopt zoals het zou moeten lopen? Waarom zijn wij geen deel van de oplossing, maar eerder een deel van het probleem? Dan gaat er toch iets niet goed, mijnheer Van der Linden.

De heer Van der Linden (CDA):

Ik heb gezegd dat wij gesterkt uit de crisis komen. Als ik zie wat er in de laatste vier, vijf jaar met de Bankenunie is gebeurd, dan stel vast dat er een ontwikkeling is die vier jaar geleden nog voor onmogelijk werd gehouden. De Europese Unie komt gesterkt uit de crisis om te voorkomen dat wij nog een keer met zo'n bankencrisis en financiële crisis geconfronteerd worden

De heer Kox (SP):

Er is een Bankenunie, maar de bevolking van de Unie is gespleten. Gaat u maar in Griekenland en Portugal kijken en met de mensen daar praten. Europa was zeker in de tijd dat die landen onder autoritaire regimes zuchtten een baken van licht en hoop voor de toekomst. Nu is Europa daar echter vijand nr. 1 geworden. Dan is er misschien iets goed gegaan met de Bankenunie, maar dan is er iets helemaal fout gegaan met de Unie van 500 miljoen Europeanen.

De heer Van der Linden (CDA):

Wij moeten dat beoordelen op het moment dat deze landen de hervormingsprogramma's hebben doorgevoerd. Deze landen moeten in de eerste plaats de hand in eigen boezem steken. Er waren afspraken in Europa over een begrotingstekort van 3%. Die landen zijn daar ver overheen gegaan en hebben op de pof geleefd. Dat kun je Europa niet verwijten. De landen moeten eerst zelf orde op zaken stellen. Daar moeten wij die landen bij helpen en dat hebben wij ook gedaan. Het gaat om solidariteit maar ook om verantwoordelijkheid. Die landen moeten de verantwoordelijkheid nemen om zelf orde op zaken te stellen. Dat proces is in volle gang. Wij zien dat dit succesvol is in een aantal lidstaten, zoals in Ierland. Ook in Griekenland zijn daar de eerste tekenen van te zien. Dat bedoel ik met mijn opmerking dat het Europees project ook na de crisis succesvol kan zijn. Wij vergeten wel eens wat er na de eerste en tweede energiecrisis is gebeurd. Toen hadden wij nog een nationale munt en betaalden wij tussen de 12 en 15% rente op onze hypotheek. Ik zeg dit vooral tegen degenen die pleitbezorger zijn van herintroductie van de nationale munt. Toen hadden wij in Nederland een werkloosheid van zo'n 15%. In sommige regio's was de werkloosheid zelfs nog hoger. Het valutarisico van exporterende bedrijven naar landen zoals Engeland, Spanje en Italië was groter dan het ondernemersrisico. Als wij daarnaar terug willen, dan moeten wij dat maar bespreken. Als wij lessen leren uit iedere crisis en de aangetroffen zwakheden goed bestrijden, kunnen wij gesterkt uit de crisis komen. Ik ben ervan overtuigd dat wij ook nu versterkt uit deze bankencrisis komen.

De heer De Lange i (OSF):

Collega Van der Linden houdt zoals altijd een vlammend betoog over de geweldige economische toekomst die Europa te wachten staat. Hij richt zich daarbij vooral op de kleinere landen in Europa, zoals Griekenland en Portugal. Hij heeft het echter niet over de situatie in Frankrijk. Als hij dat wel had gedaan, had hij daarmee waarschijnlijk zijn betoog onderuitgehaald. Frankrijk is een zeer grote macht in Europa, ook economisch. Als het in Frankrijk misgaat, kan dat niet met lapmiddelen opgelost worden. In Frankrijk wordt het tekort op de betalingsbalans alleen maar groter in plaats van kleiner. Hoe weegt de geachte collega deze risico's in de Europese context?

De heer Van der Linden (CDA):

Dit is een terechte opmerking. Als ik meer tijd had gehad had ik ook kunnen spreken over de financieel-economische omstandigheden in de lidstaten. Frankrijk is onderhuids op dit ogenblik misschien wel het grootste probleemgeval binnen de Europese Unie. Ik heb er alle vertrouwen in dat de nieuw samengestelde Franse regering samen met Duitsland de goede richting opgaat. Frankrijk dient zich te houden aan de afspraken die wij gezamenlijk hebben gemaakt. De 3% is niet iets van de Europese Unie. Het is een afspraak die de lidstaten hebben gemaakt. Ik vind dat de lidstaten zich aan hun eigen afspraken moeten houden. In dat opzicht deel ik met nadruk de zorg van de heer De Lange.

We hebben het gehad over de werkloosheid in Griekenland, Spanje en Portugal. De hoogte daarvan is dramatisch. Als wij daar niets aan kunnen doen, kan dat een bedreiging vormen. Als ik zie wat voor maatregelen de afgelopen jaren zijn genomen, dan geven die mij een groot vertrouwen dat de komende jaren het economische herstel en dus ook het herstel van de werkgelegenheid in die landen zal doorzetten.

De heer De Lange (OSF):

Is collega Van der Linden het niet met mij eens dat wij er ons in de politiek voor moeten hoeden om te spreken over illusies in plaats van over feiten? De feiten die op dit moment spelen, stemmen bepaald niet tot vreugde. Er zijn genoeg voorbeelden over het voetlicht gekomen. Wij kunnen betogen, hopen en verwachten dat het allemaal anders wordt, maar de trends gaan zeker die richting niet uit.

De heer Van der Linden (CDA):

De trends gaan wel die richting uit, zij het dat Frankrijk met nadruk het zorgenkind is. Ik heb er alle hoop op dat de relatie met Duitsland en het goede voorbeeld van Duitsland voor Frankrijk dienstbaar zijn voor de interne Franse politiek. Met de benoeming van de nieuwe premier in Frankrijk wordt een andere financieel-economische koers ingeslagen. Wij allen hebben er baat bij om er zorg voor te dragen dat de lidstaten zich aan de afspraken houden.

De veelheid aan culturen, tradities, levenswijzen en talen geven Europa een ziel en geven de mensen identiteit, thuisgevoel, zekerheid, trots en zingeving. Als zuiderling heb ik niets aan identiteit verloren, ondanks dat ik een zeer sterke Europese instelling heb. Integendeel, dat heeft mijn identiteit eerder versterkt. Europa heeft behoefte aan politici die met passie en overtuiging de erfenis van onze grondleggers, eigentijds, verder brengen en voor onze kinderen en kleinkinderen de EU sterker, stabieler en concurrentiekrachtiger maken zodat in de toekomst voor hen een plek op de arbeidsplaats beschikbaar blijft.

Ik sluit af met een citaat van Goethe: "Traume keine geringe Traumen, denn sie haben keine Macht die Herzen der Menschen zu bewegen". Dat geldt naar mijn vaste overtuiging voor Europa. Veel politici mogen zich dit aantrekken.