Plenair Beuving bij behandeling Uitbreiding gronden voor voorlopige hechtenis



Verslag van de vergadering van 6 mei 2014 (2013/2014 nr. 28)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.38 uur


Mevrouw Beuving i (PvdA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel introduceert een nieuwe grond voor voorlopige hechtenis. Die grond houdt in dat voorlopige hechtenis kan worden toegepast in geval van verdenking van openlijke geweldpleging, brandstichting, bedreiging, mishandeling of vernieling, begaan op een voor het publiek toegankelijke plaats, dan wel gericht tegen personen met een publieke taak, waardoor maatschappelijke onrust is ontstaan, en indien de berechting van het misdrijf uiterlijk binnen een termijn van zeventien dagen en vijftien uren na aanhouding van de verdachte zal plaatsvinden. Met deze verruiming van de gronden voor voorlopige hechtenis wordt beoogd, verdachten van geweldpleging in de publieke ruimte of tegen personen met een publieke taak in meer gevallen dan thans mogelijk is in voorlopige hechtenis te kunnen nemen met het oog op de toepassing van snelrecht. Ten opzichte van de reeds bestaande gronden voor voorlopige hechtenis voegt de nieuwe grond met name de mogelijkheid toe, verdachten zonder een strafblad of zonder recidivegevaar in voorlopige hechtenis te nemen.

De PvdA-fractie heeft gemengde gevoelens ten aanzien van dit wetsvoorstel. Enerzijds steunen wij het doel om geweld in de publieke ruimte en/of tegen personen met een publieke taak tegen te gaan en realiseren wij ons terdege dat voor overheidsdienaren die slachtoffer zijn geweest van geweld, het feit dat de verdachte de volgende dag weer op straat rondloopt, onbegrijpelijk of mogelijk zelfs traumatisch kan zijn. Anderzijds maken wij ons zorgen over het hoge percentage voorlopig gehechten in ons land. In het decembernummer van Strafblad schreven drie Rotterdamse rechters: "De praktijk van de voorlopige hechtenis is een efficiënte koekjesfabriek. Ongeacht bij welke rechter de voorlopige hechtenis wordt gevorderd of door welke deze wordt getoetst en ogenschijnlijk bijna los van de hem of haar voorgelegde casus, lijkt het resultaat steeds hetzelfde: vasthouden!" Enkele maanden eerder schreef redacteur Buruma in het Nederlands Juristenblad al over het gemak waarmee voorlopige hechtenis wordt opgelegd: "We kunnen spreken van een diep gewortelde gewoonte, bijna een vanzelfsprekendheid." Het resultaat is dat Nederland in Europa koploper is qua percentage voorlopig gehechten op de totale gedetineerdenbevolking in ons land. Een ander gevolg is dat in de afgelopen tien jaar het aantal toegekende verzoeken van ex-verdachten om schadevergoeding wegens onterechte voorlopige hechtenis is verdrievoudigd. De PvdA-fractie wenst van de minister te vernemen of hij met ons van mening is dat het uitgangspunt moet zijn dat vrijheidsstraffen dienen te worden uitgezeten in de fase van executie. Moet voorlopige hechtenis niet de uitzondering zijn in plaats van de regel?

Ook het VN-Comité tegen foltering heeft vorig jaar zijn bezorgdheid geuit over het hoge percentage voorlopig gehechten in Nederland. Het comité beveelt de Nederlandse staat aan om passende maatregelen te nemen om het gebruik van voorlopige hechtenis te verminderen, om te zorgen dat de beslissingen omtrent voorlopige hechtenis goed worden gemotiveerd, om alternatieven te overwegen en om de onschuldpresumptie in acht te nemen. De PvdA-fractie wenst van de minister te vernemen of hij voornemens is, gehoor te geven aan de oproep van het comité om passende maatregelen te nemen die het gebruik van voorlopige hechtenis kunnen doen verminderen. Hoe ziet hij in dat kader de te verwachten toename van het aantal voorlopig gehechten als gevolg van de met dit wetsvoorstel beoogde invoering van de snelrechtgrond? Ook verzoeken wij de minister, uiteen te zetten welke voornemens hij heeft voor uitbreiding van volwaardige alternatieven voor voorlopige hechtenis. Voorts vragen wij de minister, in te gaan op de oproep van het comité om de onschuldpresumptie in acht te nemen, en wij nemen daarbij geen genoegen met een enkele ontkenning dat de onschuldpresumptie in Nederland niet in acht wordt genomen. Graag zien wij dat de minister de opmerking van Buruma in het Nederlands Juristenblad dat "het geloof in het belang van de onschuldpresumptie ten tijde van de beslissing over de voorlopige hechtenis niet erg krachtig is en het hele systeem erop is gericht om risico's uit te bannen", serieus neemt en bij zijn reactie betrekt, evenals de opmerking van de drie Rotterdamse rechters in het artikel in Strafblad dat rechters "denkend vanuit een pragmatisch perspectief vele, zo niet de meeste, strafzaken al voor een belangrijk deel afdoen in de raadkamers en pro-formazittingzalen van onze paleizen van justitie".

Het hebben ondergaan van voorlopige hechtenis blijkt in de praktijk nogal eens een stilzwijgend argument te zijn voor de rechter om een gevangenisstraf gelijk aan de ondergane voorlopige hechtenis op te leggen. De PvdA-fractie wil van de minister vernemen of niet een risico van de met dit wetsvoorstel beoogde invoering van de snelrechtgrond is, dat door de zittingsrechter het reeds uitgezeten deel van de zeventien dagen voorlopige hechtenis als straf zal worden opgelegd, terwijl zaken met first offenders in veel gevallen met een taakstraf zouden kunnen worden afgedaan.

Aan het begin van mijn inbreng liet ik weten dat de PvdA-fractie het streven steunt om geweld in de publieke ruimte en/of tegen personen met een publieke taak tegen te gaan. In het kader van dat streven kan niet worden volstaan met de invoering van de voorgestelde snelrechtgrond. Indien voorlopige hechtenis aan de orde is, is immers het kwaad, namelijk het geweld, al geschied. Daarom wil ik hier aan het slot van mijn inbreng aandacht vragen voor de oorzaken van geweld tegen personen met een publieke taak. In een zeer groot deel van de gevallen van dergelijk geweld blijkt er sprake te zijn van drank- en/of drugsmisbruik. De PvdA-fractie wenst van de minister te vernemen wat de regering gaat doen aan de preventie van drank- en/of drugsmisbruik, onder meer in de horeca, om te voorkomen dat personen met een publieke taak, maar ook anderen, het slachtoffer worden van aan drank- en drugsgebruik gerelateerd geweld.

Wij wachten de antwoorden van de minister met belangstelling af.