Plenair Ruers bij behandeling Wijziging Gemeentewet



Verslag van de vergadering van 13 mei 2014 (2013/2014 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.57 uur


De heer Ruers i (SP):

Mevrouw de voorzitter. De belangrijkste vraag van onze fractie bij dit wetsvoorstel ziet op de verhouding tussen de fouilleerbevoegdheid in het kader van de handhaving van de openbare orde enerzijds en de opsporing van strafbare feiten anderzijds. Ik wijs in dat verband op het volgende. In 2011 hebben de Nationale ombudsman en de gemeentelijke ombudsmannen van Amsterdam en Rotterdam gewaarschuwd voor het gevaar dat preventief fouilleren oneigenlijk wordt gebruikt voor de opsporing van strafbare feiten in gevallen waarin onvoldoende verdenking aanwezig is om gebruik te maken van strafvorderlijke middelen.

In zijn rapport van 23 april 2013 over het preventief fouilleren langs de A2 bij Geldermalsen en op de camping Maaszicht te Kerkdriel oordeelt de Nationale ombudsman hard over de wijze waarop in deze twee gevallen de betreffende burgemeesters en het OM van de in de huidige wet gegeven bevoegdheid tot preventief fouilleren gebruik hebben gemaakt. De Ombudsman spreekt in beide situaties van oneigenlijk gebruik van het middel van preventief fouilleren. Hij merkt op dat met een doelredenering getracht is om de mogelijkheid van preventief fouilleren aan de opsporings- en handhavingsmogelijkheden van de politie toe te voegen. Hij wijst er ook op dat de wetgever destijds expliciet heeft aangegeven dat het gebruik van de bevoegdheid tot preventief fouilleren, met het doel daarmee buiten het bereik van de wet liggende zaken op te sporen, als détournement de pouvoir, misbruik van macht, kan worden aangemerkt.

Ik stel vast dat naar het oordeel van de Nationale ombudsman in beide gevallen, in Geldermalsen en Kerkdriel, de burgemeesters en de officier van justitie — ik citeer — "de marionetten lijken te zijn geweest van het politiekorps Gelderland-Zuid". De Ombudsman concludeert dat er sprake was van misbruik van macht. Het is daarom goed dat de minister op het rapport van de Nationale ombudsman heeft gereageerd en dat hij, op ons nadrukkelijk verzoek, deze Kamer heeft geïnformeerd over zijn reactie van 25 april 2014. Echter, de inhoud van de reactie van de minister vind ik allesbehalve overtuigend. Dat brengt mij tot de volgende opmerkingen en vragen aan de minister.

De minister maakt melding van het feit dat er overleg is gevoerd tussen het College van procureurs-generaal en de Ombudsman. Daaruit kwam naar voren dat alle parketten, op een na, een vastgesteld uitvoeringsbeleid hebben voor de inzet van preventief fouilleren. Dat betekent volgens de minister dat zij deze bevoegdheid pas inzetten als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Het betekent naar de mening van de minister ook dat er afstemming dient te zijn geweest in het driehoeksoverleg en dat wordt gecontroleerd of daadwerkelijk een veiligheidsrisicogebied is aangewezen. Vervolgens voert de officier voor de inzet van preventief fouilleren de gebruikelijke proportionaliteits- en subsidiariteitstoets uit. Aldus lees ik in de brief van de minister. De minister geeft ook aan dat de parketten gevraagd is te melden of zij de door de Ombudsman geschetste problematiek betreffende de rol van het OM herkennen. Dat is, zo schrijft de minister, niet het geval: van misbruik van bevoegdheden is geen sprake.

Om in het gebruikte jargon te blijven: ik herken in dit antwoord van de minister niets van de gemotiveerde en scherpe kritiek van de Ombudsman in beide gevallen. De minister probeert zich te verschuilen achter de reactie van het OM en geeft, zo stel ik vast, geen enkel inhoudelijk weerwoord. Het kan naar mijn mening niet zo zijn dat de minister zich tegenover deze Kamer van de ernstige kritiek en het gemelde misbruik van macht afmaakt met een "blote" ontkenning, zoals wij juristen dat noemen.

De Ombudsman heeft een aantal ernstige onregelmatigheden opgesomd. Ik noem de belangrijkste:

- Het is onbegrijpelijk dat de burgemeester, de politie en de officier van justitie expliciet besloten hebben om het besluit van de burgemeester om een bepaald gebied op en langs de A2 als veiligheidsrisicogebied aan te merken, niet voorafgaand aan de actie te publiceren. Ik merk daarbij op dat publicatie wettelijk verplicht was.

- Door het niet te publiceren, aldus de Ombudsman, is er geen eerlijk spel gespeeld.

- De officier van justitie heeft onvoldoende inhoud gegeven aan de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets.

- Er is oneigenlijk gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot preventief fouilleren, hetgeen in strijd is met het behoorlijkheidsvereiste van integriteit; de onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

- Misbruik van het middel van preventief fouilleren.

- Het middel van preventief fouilleren is op oneigenlijke wijze gebruikt voor strafvorderlijke doeleinden, hetgeen dus niet is toegestaan.

- In beide gevallen is het middel preventief fouilleren toegepast in combinatie met een controleactie die een ander doel diende.

- Het middel preventief fouilleren — een ingrijpend middel waarbij zonder enige verdenking de bevoegdheid bestaat, eenieder te fouilleren en voertuigen te doorzoeken — is niet bedoeld om van criminaliteit afkomstige zaken in beslag te nemen.

- De Ombudsman bekritiseert het gemak waarmee de bestuurders in beide gevallen aan de door de wetgever ingebouwde waarborgen voor de burgers voorbij zijn gegaan.

- Ten slotte merkt de Ombudsman op dat beide acties een schoolvoorbeeld zijn van misbruik van bevoegdheid.

Voorzitter. Dit zijn geen eenvoudige opmerkingen. Het gaat over heel essentiële zaken. Op al deze essentiële zaken gaat de minister in zijn antwoord op de brief van 25 april 2014 van de Ombudsman simpelweg niet in, alsof het er niet stond. Daarom verzoek ik de minister om alsnog — ik weet dat het misschien een vergeefse poging is, maar ik wil het toch proberen — stap voor stap alle in het rapport van de Nationale ombudsman opgesomde onjuiste handelingen van zowel het OM als de burgemeesters langs te lopen en op elk onderdeel een gemotiveerde reactie te geven in deze Kamer. Dat lijkt mij het minste wat wij mogen verwachten als Kamer.

Het laatste is des te meer van belang daar wij hier vandaag de verdere uitbreiding van de wettelijke fouilleerbevoegdheden moeten beoordelen. Op zich is het wetsvoorstel, zoals de vorige sprekers zeiden, best een goed voorstel. Het gaat echter ook om de manier waarop het wordt toegepast, en daar maken wij ons heel grote zorgen over. Immers, als burgemeesters en het OM al onder de huidige, nog niet uitgebreide wet, in de opvatting van de minister kennelijk zonder problemen de wet kunnen overtreden en mogen optreden zoals in Geldermalsen en Kerkdriel is gebeurd, dan acht ik het voor de hand liggend dat onder de nieuwe wet met een verruimde fouilleerbevoegdheid de kans levensgroot is dat die bevoegdheid in strijd met de wet, althans oneigenlijk, wordt gebruikt. Dat kan naar de mening van de SP-fractie niet de bedoeling van dit wetsvoorstel zijn.

Wij zien daarom graag de gemotiveerde antwoorden van de minister tegemoet op alle punten die ik heb genoemd. Tot slot merk ik op dat wij de vragen steunen die gesteld zijn en de opmerkingen die gemaakt zijn door de sprekers van de fracties van het CDA en de PvdA over de integriteitskwesties.