Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.25 uur
De heer Holdijk i (SGP):
Voorzitter. Ik eindigde mijn bijdrage in eerste termijn met de volgende woorden: "Ik wacht af of en, zo ja, welke beweging de staatssecretaris alsnog wenst te maken." Het lijkt alsof het tweede deel van zijn betoog een antwoord is op deze opmerking.
In reactie op de inbreng van de staatssecretaris in eerste termijn kan ik mij grotendeels aansluiten bij wat de heer Franken naar voren heeft gebracht. Ik blijf weliswaar onder ogen zien dat het om zeer uitzonderlijke gevallen moet gaan. Het blijven wat schimmige situaties. We hebben tot nu toe gehoord over abc-transacties en in de stukken is al eens gesproken over het witwassen, maar voor leken — waartoe ik mij reken — blijven het vrij schimmige situaties en schimmige gevallen, waarvoor deze uitzondering dan noodzakelijk zou zijn.
Als ik de staatssecretaris goed beluister, blijft de dreiging van toepassing van het tuchtrecht voor onbepaalde tijd gelden voor die gevallen, tenzij ik het zo moet begrijpen dat de staatssecretaris eigenlijk voorstelt dat de termijn met vier jaar als echte "verjaringstermijn" moet gaan gelden.
De staatssecretaris heeft ook gezegd dat het geen hardheidsclausule betreft, omdat de gevolgen van een en ander wel te voorzien zijn. Bij een hardheidsclausule geldt nu eenmaal als eis dat zij niet zijn te voorzien. Misschien wil hij dat nog eens verduidelijken? Mij is het in ieder geval niet onmiddellijk duidelijk geworden.
Overtuigd ben ik niet door het argument van de staatssecretaris dat tot 1999 — ik noemde dat jaartal inderdaad in eerste termijn — geen vervaltermijn van drie jaar gold. De reden dat wij nu alsnog terug zouden moeten naar een onbepaalde termijn voor uitzonderlijke gevallen vind ik als zodanig vanuit die historie niet zonder meer doorslaggevend.
Ik wil niet te lang aan het woord zijn. Ik heb met waardering kennisgenomen van het feit dat de staatssecretaris begrip getoond heeft voor bezwaren vanuit de Kamer, ook namens mijn fractie geuit. De variant die tot een zekere aanpassing zou kunnen leiden, moet ik echt even goed tot mij laten doordringen. Ik zou daarom op dit ogenblik geen absoluut "ja" of "neen" als uitsluitsel kunnen geven, maar mogelijkerwijs is in die richting een oplossing te vinden die althans mij er niet toe zou nopen om tegen het complete wetsvoorstel te stemmen, iets wat ik alleen maar met tegenzin doe, maar, als er geen verandering zou zijn, evenzeer met grote overtuiging.