Plenair Kok bij behandeling Pensioenonderwerpen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.16 uur


De heer Kok i (PVV):

Voorzitter. Vooraf, voordat ik aan mijn betoog begin, moet ik zeggen dat de heer Backer mij in zijn verhaal steeds een wat ongemakkelijk gevoel geeft. Het doet me een beetje denken aan de stelling van de heer Weekers, die hier niet is, dat hij ons comfort wil bieden. Het komt echter vaak neer op een gelegenheidsredenering, in termen die erg kwalitatief zijn, zoals "verantwoordelijkheid nemen". Ik zou graag van de heer Backer het volgende willen weten: als het nftk tegenvalt, welke repercussies heeft dat dan op het terughalen van "Witteveen"? Is dat een optie? Is dat een kans, in zijn termen?

De heer Backer i (D66):

Ik vind het erg veel eer dat collega Kok zijn eigen betoog begint met mijn interventies van daarnet. Volgens mij hebben we dit al besproken. Ik heb aan de staatssecretarissen gevraagd of het dan weer terugkomt. We zullen wachten op hun antwoord. Verder kan ik hem geruststellen: ik streef er uiteraard naar om de collega's enig comfort te bieden. Ik weet echter eigenlijk op voorhand al dat wij dat bij elkaar niet zullen bereiken. Ik blijf er echter wel naar streven.

De heer Kok (PVV):

Ik had graag een inhoudelijk, wat meer onderbouwd betoog gehad. Maar goed, ik ga naar mijn eigen verhaal.

De voorzitter:

Heel graag, mijnheer Kok.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Na het tamelijk rampzalig verlopen debat op 8 oktober verleden jaar mag de Eerste Kamer zich opnieuw buigen over dit onzalige pensioenplan. De verwachting dat na de deconfiture van beide staatsecretarissen het licht zou zijn doorgebroken, was al niet hoog, maar dat dit niet het geval is wordt temeer bevestigd door hetgeen nu voorligt. De bij novelle voorgestelde wijzigingen zijn zo schamel dat het voorstel in onze optiek ook nu weer rijp is voor de prullenbak. Normaliter zou op alleen inhoudelijke gronden, die nu niet anders liggen, dit voorstel onhaalbaar zijn. De enige reden om het weer in debat te brengen met enige kans van slagen, is dat er nu meer steun lijkt te zijn gecreëerd met behulp van uitgedeeld wisselgeld aan wat heet "de constructieve drie".

De drang om op korte termijn een kleine 3 miljard aan belastingopbrengsten naar voren te halen, is kennelijk zo groot dat de afbraak van wat ooit het beste stelsel ter wereld werd genoemd, voor lief wordt genomen. Overigens zijn in dat beste stelsel ter wereld al een aantal zorgwekkende verslechteringen aangebracht, zoals net al is gememoreerd. Het is collateral damage in het kader van een kabinetsbeleid dat zich kenmerkt door een volledig gebrek aan visie en een zelfverkozen wurggreep van een budgettaire overfixatie op de korte termijn.

In dit dossier van de aanvullende pensioenen is het in die lijn typerend en tegelijkertijd zorgwekkend dat na Witteveen I, met een beperkte versobering, nu nog sterker wordt doorgezet, met een draconische verlaging van de fiscaal toegestane opbouw, en dat er vervolgens in het kader van een nieuw ftk na een wel heel lange worsteling met consultaties en modellen toch weer een nieuw pensioencontract uit de bus wordt getoverd, al weten we nog niet precies hoe het eruit gaat zien. Ten slotte komen we dan uit bij wat heet "de brede maatschappelijke dialoog over de toekomst van het pensioenstelsel", getuige de recente brief van de staatssecretaris van 4 april jl. Alsof deze discussie dan nog opportuun is, na eerder sloopwerk in dit kader. Of het moet zijn om ex post een nu nog ontbrekende legitimatie daarvoor te zoeken. Na lezing van de brief concludeer ik dat de gekte compleet is: werkelijk alle benoembare elementen, rijp en groen, worden bij elkaar geveegd onder de kwalificatie "fundamentele vragen". Vervolgens mag zo ongeveer geheel ambtelijk en maatschappelijk Nederland zich op dit soort vragen storten, waarna een en ander ten slotte "vanaf de keukentafel" zal uitmonden in een hoofdlijnennotitie in het voorjaar — hopelijk dan — van 2015, waarin de bouwstenen worden aangedragen voor een toekomstig pensioenstelsel. Het is knap dat al deze holle beleidsretoriek beperkt is gebleven tot twee A4'tjes.

Het is het toppunt van cynisme om deze omgekeerde volgorde te willen hanteren en daarin de Kamer te willen meenemen. Wellicht heeft de heer Weekers dit bedoeld met zijn uitspraak dat hij deze Kamer comfort wilde bieden: eerst 3 miljard binnenharken en je dan later bekommeren om de onderbouwing. Dit is een nieuw toppunt van struisvogelpolitiek. We kunnen het hem helaas niet meer vragen, maar mijn fractie kan dit soort comfort in elk geval missen. Mijn fractie constateert dat dit kabinet in een rigide poging om de gaten te dichten conform de opgelegde taakstelling uit Brussel, in alle beleidsarmoede blijft persisteren in de korte weg van het creatief naar voren halen van latere belastinginkomsten. Dit is niet nieuw.

Op 18 december verleden jaar heeft dit kabinet in een hogere vorm van politieke koehandel een akkoord weten te sluiten met wat de "constructieve drie" is gaan heten. Concessies op basis van trivia stonden daarbij meer voorop dan de inhoud; een zinvolle wijziging van de eerder afgeschoten pensioenplannen was geen punt van overweging. Het constructieve karakter staat dan ook haaks op wat nu ter tafel ligt.

De aangebrachte mineure wijzigingen getuigen in ieder geval niet van beleidsinhoudelijke onderhandelingen. Het resultaat is onveranderd een forse versobering van pensioenaanspraken die evenwel in alle publiciteit gemaskeerd wordt met een hoger netto salaris in dit geval. Als ik terugkijk naar Witteveen 1 is dit niet alleen vanwege de 0,1% versobering maar met name vanwege de pensioenrekenleeftijd die is opgehoogd naar 67 jaar. Dat was in feite het grootste verhaal.

Kijken we naar het belangrijkste element van het plan, namelijk de verdere verlaging van de fiscaal gefacilieerde opbouw, dan komt de totale verlaging inclusief Witteveen 1 uit op 0,375%. De mitigering op het eerste voorstel is minimaal, namelijk 0,125%, en een goedkope handreiking om de constructieven over de streep te trekken. Afhankelijk van de gehanteerde franchise wordt het opbouwpercentage verlaagd tot 1,875 of tot 1,675. Wat is nu precies de gedachte hierachter: 40 keer 1,875% is 75%? De "adequate" norm die in de stukken wordt gehanteerd, diende toch 70% te zijn en geen 75 of hoger bij meer pensioenjaren? De ambitie is in dit kader kennelijk een moving target geworden.

De dragende argumentatie onder dit abominabele wetsvoorstel is dat te allen tijde — dat wil zeggen bij volledig en ononderbroken doorwerken tot zo'n 71 jaar met minimaal 40 jaar — een: "adequate pensioenvoorziening van 70% van het gemiddeld loon haalbaar is". Die argumentatie gaat volledig mank. Hier wordt een bewuste illusie gewekt die het verdient om te worden doorgeprikt.

De gepleegde aannames zijn ronduit discutabel, namelijk dat mensen nog volledig en ononderbroken werkzaam en pensioenplichtig zijn, en dat er bovendien sprake is van een volledige indexatie van pensioenopbouw in die ideaalperiode van minimaal 40 jaar. Een lachertje in deze tijd waarin op dit moment de gemiddelde opbouw hooguit 30 jaar is en alleen maar daalt.

In dat meer reële en al buitengewoon optimistische scenario van 30 jaar komt het pensioen uit op circa 50% van het gemiddelde salaris, hetgeen overeenkomt met ongeveer 40% van het eindloon. Bij een achterblijvende indexering zoals nu al acht jaar het geval is, zal dit nog veel lager zijn.

En dan gaat dit kabinet er gemakshalve in zijn misplaatste doelredenering aan voorbij dat de arbeidsmarkt inmiddels zo ingrijpend is veranderd dat — zeker voor nieuwkomers — het uitzicht op een pensioenverzekerde baan al klein is, nog afgezien van contracten en perioden zonder enige opbouw. Illustratief is de forse toename van het aandeel flexarbeid tot 30% in 2020, waarvoor overigens inmiddels een magere, flexibele en vrijwillige handreiking is gedaan, maar lang geen volledige. Bij een dergelijke haperende opbouw zullen de resultaten nog slechter zijn.

Alles optellend dreigt voor veel mensen een dramatische inkomensval bij pensionering. Ik reken de verslechtering van het basispensioen, de AOW —denk aan de mantelzorgboete waarover wij nog te spreken komen — maar even niet mee. Hier is een nieuwe deur open gezet voor het basispensioen.

Zelfs de Raad van State is vernietigend in zijn advies waar hij stelt dat alleen al de versoberingen in het Witteveenkader aanzienlijk lijken te zijn.

Een klein detail dat mogelijk in het enthousiasme om maar een akkoord te sluiten, over het hoofd is gezien, is dat er ook nog een negatief effect is op het nabestaandenpensioen. Ook op dit punt dreigt Witteveen tot een onverwachte en substantiële achteruitgang in inkomen te leiden. De voorgestelde aftopping zal dit effect nog versterken. Vergeten is dat het inkomen van nabestaanden hard wordt geraakt doordat het is afgeleid van het ouderdomspensioen. Een versobering van opbouw leidt tot een circa 20% lager nabestaandenpensioen. Is dit soms ook een tegenvaller in de marge die onder de constructieve context valt?

Onduidelijk is ook het effect op de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. Is de maximering van opbouw hier ook van toepassing? En is er recht op voortzetting van opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid? Ook hier een eerste negatieve indicatie van zo'n 30%. Ik krijg hierop graag een reactie.

En al zou toepassing van Witteveen op papier tot premieverlaging leiden, dan is het de grote vraag of die werkelijk wordt gerealiseerd per 2015. De dekkingsgraden zijn nu al laag, indexatie is al jaren achterwege gebleven en afstempelen is niet uitgesloten. Bovendien is dit een zaak van de pensioenfondsen. Zij gaan daarover en niet het kabinet.

Invoering van een nieuw financieel toetsingskader en introductie van weer een nieuw pensioenmodel bieden nu al geen enkele garantie op premiedaling, tenzij deze staatssecretaris dat van bovenaf per decreet zou dicteren. Voorspelbaar is dat de premies vanwege hogere buffereisen, een andere rekenrente en een kortere herstelperiode alleen maar zullen stijgen en niet zullen dalen. Helaas ontbreekt een cumulatief beeld van alle effecten op premie, opbouw en regeling. Hoeveel comfort wil je als Kamer nog hebben om dit te beoordelen?

Overigens is niet duidelijk dat de negen ingebouwde waarborgen om via een zogenaamde "generatietoets" van DNB zeker te stellen dat pensioenfondsen een kostendekkende premie hanteren en de premies omlaag gaan, boterzacht zijn. Criteria ontbreken vooralsnog. Zowel de Raad van State als actuarieel deskundigen hebben hierop gewezen.

Mijn fractie wil verder vragen of de staatssecretaris van plan is premieverlaging af te dwingen of een zodanig model op te leggen dat - met voorbijgaan aan de autonome positie van fondsbesturen — hierin dwingend wordt ingegrepen. En kan worden aangeven waarom de ftk-effecten niet worden meegenomen en integrale behandeling met het ftk niet gebeurt? Waarom dienen de "fundamentele vragen over inrichting van het pensioenstelsel" maar later aan de orde te komen? Is invoering per 2015 überhaupt haalbaar of gaan we maar faseren? Ik hoor het graag.

Inmiddels zou de staatssecretaris — naar verluidt — sinds het voorleggen van het voorontwerp nftk aan de Raad van State, het aanvankelijke model — wat dat ook mag wezen — al zover met de pensioensector hebben weten uit te dealen dat zij heeft weten zeker te stellen dat de premie op deze titel niet omhoog zou gaan. Kan zij dit bevestigen? Kan zij ook aangeven in welke mate alle concessies voor met name premievaststelling en beleggingsvrijheid tot een versoepeling van het regime hebben geleid ten faveure van de fondsen en ten nadele van de oorspronkelijke strak bedoelde opzet voor een robuust en bestendig stelsel? Op welke wijze is door dit marchanderen de latere fundamentele discussie beïnvloed, zo die nog gepland en nodig is? Interessant onderdeel van de deal zou zijn, dat de grens tot indexeren inmiddels vanaf een hoge 125% dekkingsgraad is gelegd. Daarmee — en dan kijk ik naar de woordvoerder van 50PLUS — is langjarig verzekerd dat na acht jaar niet-indexeren en 10% achterstand dit ook naar de verre toekomst niet meer gebeurt. Een ondergraving van de eigen mythe van een "adequaat pensioen" met jaarlijks indexatie. In dat geval is het beter te spreken van een "pensioen zonder ambitie". Met name de gepensioneerden zullen van zich laten horen.

In feite is de bodem onder dit wetsvoorstel uitgevallen. Het enige resultaat is een totale pensioenkaalslag die zich in de nabije toekomst manifesteert. De vraag van mijn fractie is dan ook of de genoemde brief over de maatschappelijke dialoog de opmaat is naar een verdere afbraak of het sluitstuk van deze operatie. Ik krijg hierop graag een antwoord.

Aan Brussel zal het in ieder geval niet liggen. Door middel van een voorstel voor een nieuwe EU-richtlijn met een overgedetailleerde regelgeving voor pensioenfondsen grijpt ook de EU diep in in ons pensioenstelsel. Volgens de rapporteur zullen de gevolgen zeer substantieel zijn; ze kunnen leiden tot een forse verandering van ons pensioenstelsel. Misschien kunnen we die ook meenemen bij de fundamentele discussie. Ook hierin ziet de regering geen enkel probleem. Het voorstel zou namelijk niet ingrijpen in ons nationaal sociaal beleid. Gelukkig heeft men onder aanvoering van "the last man standing" aan de overkant nog op tijd aan de handrem kunnen trekken. De vraag blijft echter of de gele kaart het gaat halen. Alles overziend lijkt deze Kamer te moeten berusten in de opgelegde salamitactiek om een integrale discussie uit de weg te gaan. Gelukkig heeft het kabinet ook nog enige wijsheid betracht door het krakkemikkige voorstelletje om de verlaagde opbouw op eigen kosten op te krikken, te laten varen. De opbrengst zal ongetwijfeld zijn ingezet voor een kleine mitigering van de verlaging van opbouw; buitengewoon spitsvondig!

Een nieuw punt is de introductie van de fiscale aftopping op €100.000 en de optie tot het vrijwillig bijsparen uit het nettoloon. Alhoewel de nieuwe staatssecretaris in zijn overmoed al direct aangaf dat pensioenfondsen geen nettospaarregeling mochten aanbieden, is hij toch op uitdrukkelijke wens van de overburen overstag gegaan. De zogeheten richtinggevende brief hierover geeft echter niet de optimale helderheid ten aanzien van de gewenste uitvoering in de tweede pijler. In de bewuste brief van 28 maart worden wel erg veel mitsen en maren opgesomd en wil het kabinet dan wel weer in overleg met het pensioenveld — "dialoog over producteisen binnen de randvoorwaarden van fiscale hygiëne en vrijwilligheid"— voor een verdere uitwerking. De uiteindelijke vorm van de wetgeving is blijven hangen. Dat is nog eens herhaald door dezelfde staatssecretaris op 12 mei. De vraag is of de uitwerking nog voor de zomer zal worden voorgehangen.

Mijn fractie maakt ten principale bezwaar tegen het nu opnemen van de voorgestelde aftopping terwijl volstrekt onduidelijk is of uitvoering in de tweede pijler überhaupt wel gerealiseerd zal worden. Voor alle duidelijkheid: mijn fractie hecht aan die wijze van uitvoering. Er is geen enkel belang mee gemoeid om het anders te doen. Deelnemers wordt dan onnodig de voordelen ontnomen van collectief sparen, standaardisatie, schaalgrootte als ook beleggingsresultaten. Het huidige systeem biedt immers betrouwbare en goede pensioenen en pensioen blijft een arbeidsvoorwaarde die gediend is bij integrale uitvoering met reductie van kosten en complexiteit. De gedachte dat de gecreëerde keuzevrijheid iets oplost, is een illusie: bij pensioenen werkt dat niet. Bovendien — dat is wel kwalijk — is het risico niet ondenkbeeldig dat een budgettair gedreven kabinet als dit, al snel in de verleiding komt om neerwaarts aan de fiscale knop van aftopping te draaien en zo het bewezen collectief deel verder in te krimpen. Het pensioenstelsel is al verworden tot een speeltje voor het bedrijven van inkomenspolitiek.

Ook nieuw en zeker verrassend is de gedachte om het werknemersdeel van de premie in te zetten voor aflossing van de hypotheek: de bekende sigaar uit eigen doos. Afhankelijk van de variatie in percentage bijdrage gaat de opbouw tot maximaal 100% omlaag. Een dergelijk opt-outeffect acht mijn fractie volledig onacceptabel. Het gevolg voor een al verlaagde opbouw is namelijk verregaand desastreus met een latere totale armoedeval.

Ook hier geldt weer het bezwaar van creatief shoppen in het totaaldomein van wonen, zorg en pensioen; een wel erg partiële benadering in dit geval die fout uitpakt. Een dergelijke "flexibele" inzet van pensioenvermogen, waarvoor nog is gewaarschuwd in een recent rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, getiteld Wonen, zorg en pensioen, zet het huidige collectieve stelsel zwaar onder druk. Wellicht kan de staatssecretaris eens aangeven hoe zij/hij tegen het fenomeen "wonen in je pensioen" aankijkt en tegen de variant zonder noemenswaardig aanvullend pensioen. En wat is — als afgeleide vraag — de winst voor de woningmarkt? Wie wordt hier wijzer van?

Zoals eerder betoogd in oktober verleden jaar — ik herhaal het graag — komt mijn fractie onveranderd opnieuw tot de treurige constatering dat het kabinet zich met behulp van irreële aannames wel erg gemakkelijk rijk rekent. Met dit soort boekhoudtrucs wordt een zware wissel op de toekomst getrokken in spel met optische tekortverbetering, namelijk zonder aanpassing van rijksuitgaven, en met de jongere pensioendeelnemers als de grote verliezers. Het gemak waarmee zo wordt ingezet op uitholling van het pensioenstelsel is verbijsterend, maar wel typerend voor een kabinet dat in een beleidsloze impasse zijn toevlucht neemt tot hapsnapcrisismaatregelen.

Illustratief in dit verband is de fundamentele kritiek van de Raad van State in het jaarverslag over 2013; daarin wordt de werkwijze van het kabinet om louter financieel gedreven wetten in te dienen met veelal ongefundeerde beweringen over verwachte resultaten, zoals in dit geval, als schadelijke trend aangemerkt. Veel wetten lijken te zijn bedacht om geld bij elkaar te schrapen. Het gaat puur om de poen en niet om enig ander zinnig beleidsdoel, of het moet er toevallig bij verzonnen zijn als onderliggende gelegenheidsargumentatie. Dit kabinet is, zoals de Raad van State het nog keurig stelt, onderhevig aan beperkingen in handelingsvermogen, met name als gevolg van besluitvorming door onderhandelen. Ik had het niet beter kunnen stellen.

Anders gesteld: vastgelopen op een doodlopend pad van politiek mismanagement sleept dit kabinet zich, in paniek zoekend naar geld en hengelend naar politieke steun, van het ene naar het andere akkoord. Het motto is "regeren bij akkoord", met als kenmerk dat "wat nodig wordt geacht vertrekpunt is voor onderhandeling en niet de uitkomst", een stap terug is uitgesloten en de deelnemers aan dit onfrisse spel kunnen dwingen en dreigen. In dit geval hebben de "vrienden van de oppositie" feitelijk het kabinet gekaapt en in gijzeling genomen. Ze weten inmiddels feilloos dat men elke keer weer met hangende pootjes terug komt; de kleine drie in de riante positie als back-seat driver. Ik heb dat eerder een democratisch failliet genoemd.

Voorzitter. Ik rond af in eerste termijn. Mijn fractie concludeert dat telkens weer de suggestie wordt opgeroepen dat we te maken hebben met een onhoudbaar stelsel dat volledig op de schop moet. Met dit soort frames en zonder enige vorm van integrale analyse wordt bewust een probleem opgeroepen met als voorschot in dit geval een dramatische afbouw van opbouw en een begin van versmalling van het collectieve deel. In een gesimplificeerde en eendimensionale benadering gaat het kabinet maar snel voorbij aan het feit dat het huidige, zo geprezen stelsel ook nog een betrouwbaar en goed pensioen biedt met relatief hoge rendementen en lage kosten. Essentiële onderdelen daarvan zijn standaardisatie, solidariteit en verplichtstelling, maar die zijn in dit kader non-issues gebleken.

Helaas komt na deze kortzichtige poging om snel geld op te halen, de klap veel later: een dreigende onderklasse van arme ouderen, die ook nog eens te maken krijgen met oplopende zorgkosten, afgebouwde hypotheekaftrek, lagere belastinginkomsten, in dit geval door het naar voren halen van belasting, en wat dies meer zij. Dit is een desastreus vooruitzicht voor nieuwe deelnemers. Dit staat haaks op een eerdere opmerking van onze minister-president, die zich wel vaker onverwacht manifesteert bij gelegenheden. Dit keer was het bij gelegenheid van een kinderpersconferentie — jaja — op 12 juni 2013. Ik verwacht dat de crisis over is als jullie volwassen zijn, zo zei hij. Quad non, die is voor deze groep op dit moment al in gang gezet.

Impliciet wordt met dit wetsvoorstel de solidariteit, een van de pijlers van ons pensioenstelsel, onder grote druk gezet en gaat de deur naar verdere afbraak wijd open. Wellicht dat in een volgende fase hierna de sociale partners als eigenaar van de regeling bij het arbeidsvoorwaardenoverleg nog wat kleine deukjes kunnen repareren; daar ziet het naar uit. Zo bestaat al lang de wens om het al sterk verslechterde nabestaandenpensioen op kapitaaldekking te brengen. Het resultaat van dat spel is dat de beoogde opbrengst van de lagere opbouw op voorhand wordt vertimmerd in verbetering van de regeling of, zoals ik al eerder heb gezegd, in het versterken van de dekkingsgraad of wellicht in verhoging van de buffers onder het nFTK. In ieder geval wordt een mogelijke premieverlaging zo nog niet teruggegeven aan de werknemers. Vrijval van premies leidt dan niet tot hogere lonen.

Teleurstellend is dat het kabinet niet bereid is om, ontleend aan de verzekeringswereld, "eerlijk over later" te zijn en blijft volharden in een misleidend betoog. Dit geldt zeker als je in de Miljoenennota 2014 nog eens mag lezen dat "we er met het oog voor de welvaart en het welzijn van alle Nederlanders voor kiezen om de problemen niet door te schuiven maar aan te pakken". Wie wordt hier serieus genomen? Het kabinet toont zich op dit punt al net zo geloofwaardig als bij de loze bewering dat de crisis voorbij zou zijn. Als een van de weinige zekerheden is het pensioen verworden tot een speelbal in handen van de verkeerde spelers. De titel "destructieve vijf" ligt hier veel meer voor de hand.