Plenair Scholten bij behandeling Afschaffing algemene tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten



Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.54 uur


Mevrouw Scholten i (D66):

Voorzitter. Om maar met de deur in huis te vallen: de fractie van D66 heeft zich er niet over verbaasd dat met dit wetsvoorstel de compensatie eigen risico en de tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten wordt afgeschaft. Het is al breeduit uitgemeten door alle woordvoerders, maar het toekennen van gelden aan een doelgroep die onvoldoende werd bereikt, is een dure en onnodige regeling gebleken. De uitvoering bleek te ongericht.

Mijn fractie heeft in de schriftelijke inbreng al voorzichtig laten doorschemeren er niet tegen te zijn wanneer de budgettaire middelen voor chronisch zieken en gehandicapten gerichter worden ingezet. Als oplossing heeft de regering in dit wetsvoorstel onder meer gekozen voor maatwerk uit te voeren door gemeenten. Cruciaal in de gekozen oplossing is artikel 4a van de huidige Wmo.

Met de daarin opgenomen verordeningsbevoegdheid kan de gemeente in geval van aannemelijke meerkosten als gevolg van een chronische ziekte en/of beperking gericht een tegemoetkoming op maat bieden. Dit alles lijkt op een uitbreiding van het in artikel 4 bedoelde compensatiebeginsel, maar de vraag is of dat werkelijk zo is. Artikel 4a geeft de gemeenten namelijk enige beleidsvrijheid. Dat kan best een risico betekenen. De gemeenten hoeven dit maatwerk alleen dan op zich te nemen indien de verordening daarin voorziet, aldus de tekst van het artikel.

De gemeenten krijgen hier medebewind met de nodige beleidsvrijheid. De lange arm van de overheid reikt in dit wetsvoorstel niet zover dat de gemeente de inhoud van de verordening wordt voorgeschreven. Dat roept wel onmiddellijk de vraag op of de doelgroep überhaupt op enig maatwerk kan rekenen indien de verordening daarin niet voorziet. Hier lopen we aan tegen de bij de behandeling van de Jeugdwet gevoerde discussie over de rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid voor de belanghebbenden. Welke geruststellende woorden kunnen we op dit punt van de regering verwachten? Ik vraag de staatssecretaris hierop te reageren.

Aangenomen dat de verordening in dat maatwerk wel voorziet — wat mijn fractie vurig hoopt — dan zullen, naar mijn fractie aanneemt, daarin criteria worden ontwikkeld voor hoe de aan het deelfonds sociaal domein toe te voegen middelen onder de daarvoor in aanmerking komende chronisch zieken en gehandicapten worden verdeeld. Mijn fractie hecht eraan te benadrukken dat deze criteria in de gemeentelijke verordeningen helder dienen te worden geformuleerd. De doelgroep moet precies weten waar hij aan toe is. Dan komt de vraag op hoe de doelgroep wordt gedefinieerd. Wat zijn de meerkosten en welke plafonds zijn er voor kostenondersteuning? Geeft de regering op dit punt richtlijnen en, zo ja, welke? Ten behoeve van de rechtszekerheid dient voor de belanghebbende duidelijk te zijn of hij wel of geen aanspraken kan doen gelden. Ik zou het op prijs stellen wanneer de staatssecretaris op al deze onderscheiden criteria wil ingaan. Daarmee bewijst de staatssecretaris niet alleen mijn fractie maar — veel belangrijker — ook de gemeenten die artikel 4a Wmo gaan uitvoeren een dienst.

Mevrouw Slagter-Roukema i (SP):

Vreest mevrouw Scholten niet met mij dat de gemeenten dan tegen hetzelfde aanlopen? Zij heeft het over afbakeningscriteria en bandbreedtes. Dat zijn juist de punten waarop de Wtcg en de Cer aan ten gronde zijn gegaan. Of zie ik dat verkeerd?

Mevrouw Scholten (D66):

Het is de vraag of u dat verkeerd ziet, want het is juist de vraag hoe de gemeenten daarmee om zullen gaan. Daarom vraag ik de staatssecretaris, daar nog eens uitvoerig en gemotiveerd op in te gaan.

Mevrouw Slagter-Roukema (SP):

Dan ga ik nog even verder. In mijn bijdrage heb ik er ook op gewezen dat de staatssecretaris betoogt dat de oude regelingen in zich hadden dat er ongelijkheid was. Dat heeft de nieuwe manier van organiseren natuurlijk ook. Hoe moeten we dat voorkomen? Dat is voor mijn fractie ook een vraag. Ik zou graag willen horen hoe de fractie van D66 daartegen aankijkt.

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw Slagter, dat is voor mijn fractie ook een vraag. Daarom wil ik zo ontzettend graag van de staatssecretaris horen hoe hij de gemeentes onderricht over hoe die verordeningen in elkaar moeten zitten. Het is van het grootste belang dat er voor de doelgroep heel heldere en duidelijke lijnen zijn. Dat betekent voor mijn fractie dat er een heel heldere en duidelijke rechterlijke toetsing moet blijven. Daar ga ik nu verder op in.

Het is van belang of in geval van een afgewezen aanvraag de bezwaar- en beroepsmogelijkheid van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Artikel 5 van de huidige Wmo geeft de verordeningsbevoegdheid en de minimuminhoud daarvan weer. Dat geeft echter nog geen zekerheid. Bij de huidige Wmo zijn talloze rechtszaken gevoerd over de vraag wat wel en wat niet zou moeten worden gecompenseerd, maar mijn fractie vraagt zich af of dat met dit nieuwe artikel 4a ook mogelijk is. Daar zou ik graag een reactie van de staatssecretaris op horen.

Wellicht loop ik met deze vragen vooruit op de behandeling van het wetsvoorstel Wmo 2015 in de komende maanden. Maar dit punt is bepaald niet zonder belang, want ook in dat wetsvoorstel is van betekenis of de uitvoering van het compensatiebeginsel wat betreft de aanvragen van de belanghebbenden de rechterlijke toets zal behouden.

Dan nog een belangrijk punt: de terugwerkende kracht. Dit wetsvoorstel wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 ingevoerd. De vraag is: kan dat zomaar? Doorgaans stelt mijn fractie zich ten aanzien van invoering van een wetsvoorstel met terugwerkende kracht bepaald terughoudend op. Dit is een voor de belanghebbenden belastende regeling en bijzondere omstandigheden moeten de terugwerkende kracht daarom rechtvaardigen. De regering onderbouwt deze onder meer met de redenering dat voor de huidige betalingen het zorggebruik over het gehele jaar bepalend is en dat daarom de vergoedingen een jaar later worden uitgekeerd. Dus de doelgroep krijgt in 2014 nog een nabetaling over 2013. Daartegenover wordt de maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 4a Wmo al vanaf 2014 geëffectueerd, zegt de staatssecretaris.

Dan is het de vraag of dat uitvoeringstechnisch wel te realiseren is. De verordening als bedoeld in artikel 4a van de Wmo moet in alle gemeenten met grote snelheid worden aangepast.

De heer Flierman i (CDA):

Die terugwerkende kracht was voor de CDA-fractie ook een punt van overweging, zoals ik heb gezegd. Maar als ik het goed heb begrepen, is de tegemoetkoming voor de compensatie eigen risico eind vorig jaar voor het laatst uitbetaald, als dit wetsvoorstel doorgaat, en wordt die niet nog een keer uitbetaald. Daarom weegt de terugwerkende kracht bij dat aspect voor ons nog niet iets zwaarder dan bij de WTCG-tegemoetkoming die nog wel een keer in 2014 wordt uitbetaald, als ik het goed heb. Maakt mevrouw Scholten dat onderscheid ook in haar inbreng? Anders hoor ik daar bij gelegenheid graag nog iets over van de staatssecretaris.

Mevrouw Scholten (D66):

Het lijkt mij een goede suggestie om de staatssecretaris daar nog eens nader over te bevragen, ook namens mijn fractie.

Ik had het over de uitvoeringstechnische problematiek bij de gemeenten. Die moeten dit jaar de verordening aanpassen. Daar moeten ook dit jaar de aanvragen voor komen en daar is een bedrag voor gereserveerd van 45 miljoen. Die moeten dit jaar toegekend worden, want een jaar is zo voorbij. We zitten al halverwege. Ook hierover hoor ik graag meer van de staatssecretaris.

Daarnaast moet het wetsvoorstel kenbaar zijn voor de belanghebbenden. De communicatieplannen waarover de staatssecretaris de Tweede Kamer in maart jongstleden informeerde zijn al gedeeltelijk uitgevoerd. Ik heb een klein onderzoekje gedaan. Op de websites van de rijksoverheid en van diverse ketenpartners is, voor zover ik heb kunnen nagaan, informatie over de afschaffing van beide wetten en de verwijzing naar het gemeentelijk beleid gegeven. Ten behoeve van de gemeenten is voorzien in een Handreiking gemeentelijk maatwerk voor personen met een chronische ziekte en/of beperking. De staatssecretaris heeft voorlichtingsbijeenkomsten toegezegd waarmee en waarna de gemeenten aan de slag kunnen. Of deze inspanningen op dit moment als voldoende kunnen worden beschouwd, hoor ik ook graag van de staatssecretaris.

In beginsel staat mijn fractie niet onwelwillend tegenover dit wetsvoorstel. De beschikbare middelen dienen te worden ingezet waar zij het meest nodig zijn, maar er moeten nog wel enige puntjes op de i worden gezet. We horen graag de reactie van de staatssecretaris.