Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.56 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank ik de initiatiefnemers en de minister voor hun beantwoording. Ik heb nog twee punten: de onbezoldigd buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag en de rechterlijke toetsing. Ik begin met de babs. Eerst moeten de formaliteiten worden afgewikkeld. Dat is, denk ik, in formele zin het gewichtigste deel van het huwelijk: dat er nagegaan wordt of aan alle wettelijke vereisten voldaan is en dat gecheckt wordt of dat allemaal in orde is. Dat gebeurt vrijwel altijd door een ambtenaar van de burgerlijke stand, een fulltimer die gewoon in dienst is. Dat zijn de dames achter de balie, zal ik maar zeggen. Zij nemen u dan even mee in een apart kamertje. Daar zijn nooit problemen over. De huwelijksvoltrekking is dan alleen nog maar de constatering dat aan de vereisten voldaan is, gevolgd door het opmaken van de akte. Dat is maar een heel klein onderdeel. Daarna beginnen de feestelijkheden, waarover kennelijk heel verschillende opvattingen en zienswijzen bestaan. Ik denk dat wij het er wel over eens zijn dat die zeer persoonlijk ingekleurd zijn en dat daarbij veel persoonlijke wensen naar voren komen en vervuld worden. Ik denk bijvoorbeeld aan muziek, toespraken en ringen die door vogels of huisdieren binnengebracht worden. Ik heb allerlei variaties meegemaakt. Heel gelukkige huwelijken werden dat. Er zijn ook rugbyers die tussen de palen willen trouwen.
Ik geef die voorbeelden om duidelijk te maken dat het lang niet altijd om religieuze zaken gaat. Die indruk ontstond een beetje. Het ging over toespraken die bijna preken waren. Er lag een zwaar religieus accent op. In 999 van de 1.000 gevallen is het veel meer een vrolijk of ludiek accent, toegesneden op de personen van de trouwlustigen. Dat loopt uitstekend. Duizenden babsen voor één dag doen dat iedere keer weer. Gemeenten faciliteren dat — dat is in mijn ogen volkomen terecht — omdat zij zich realiseren dat zij op dit voor mensen heel belangrijke punt monopolist zijn. Mensen kunnen nergens anders heen daarvoor. Wij hebben in ons land bij gelegenheden altijd de mond vol over klantgerichtheid. Dit is bij uitstek een punt waar die klantgerichtheid voortreffelijk tot zijn recht komt. Daar is die obabs voor één dag een buitengewoon belangrijke schakel in. Dat is het waarom.
Het kan ook wettelijk. Ik heb de tekst niet goed begrepen in de stukken dat de obabs niet voorkwam in het systeem van de wet en daardoor niet uitgezonderd kon worden. Artikel 16 van het Burgerlijk Wetboek, ik dacht het eerste lid zegt dat er ook buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen zijn. Het tweede lid zegt dat absen en babsen voor een bepaalde periode benoemd kunnen worden. Dus lid 1 juncto lid 2 kan ook leiden tot een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand die voor een periode van één dag wordt benoemd. Los daarvan had hij best geïntroduceerd kunnen worden in dit wetsvoorstel en dan gelijk als uitzondering opzijgezet kunnen worden. Goed, dat is allemaal niet gebeurd, maar ik begrijp dat dat niet verhindert dat de babs nog een lang en gelukkig leven tegemoet gaat.
In zo'n situatie is de vraag naar andere huwelijken inderdaad niet relevant, omdat de wet alleen spreekt over een periode; wij praten over één dag. Maar ik herken wat de minister zegt: er wordt altijd bij geschreven dat het voor een bepaald huwelijk is. Hier moeten wij het algemene uitgangspunt hanteren en vasthouden dat de overheid geen overbodige vragen aan burgers gaat stellen. Dat uitgangspunt is zo vanzelfsprekend dat het verder geen toelichting behoeft.
Ten slotte, als die babs voor één dag uitgezonderd wordt, dan doet dat in mijn ogen geen afbreuk aan het doel en de strekking van het wetsvoorstel van de initiatiefnemers. Daar is een duidelijke toezegging over gedaan, zowel door de indieners als de minister. Daar ben ik hun buitengewoon erkentelijk voor.
Iets minder erkentelijk ben ik voor de toetsing door de rechter. De beoordelingsruimte van de rechter moet worden ingeperkt. Ik vrees dat wij het daarover oneens blijven, maar er komt nog een tweede termijn, dus ik houd hoop. Niettemin wil ik daar een enkele opmerking over maken. De indieners willen absolute zekerheid. Ik kan niet anders dan constateren dat die absolute zekerheid niet verkrijgbaar is zolang er een rechter is — dat is meestal een bestuursrechter, maar het kan ook een civiele rechter zijn — die toezicht houdt op het hele doen en laten van de overheid. De minister zei terecht: er is niets zo lastig als het voorspellen van rechterlijke uitspraken. Dus ik denk dat dat doel iets te hoog gegrepen is. Dat is op zich niet erg, maar dat leidt nu wel tot wetsbepalingen die wij minder juist vinden, omdat zij eigenlijk niet passen in het Nederlandse bestuursrecht.
Er staan teksten in de stukken die ik echt jammer en moeizaam vind: het inperken van de ruimte; het niet overlaten aan de rechter van een en ander; een rechter kan altijd nog omgaan. Alsof dat iets afschuwelijks is. Het gaat over een rangorde die er niet is tussen de grondrechten, maar die de indieners wel beogen aan te brengen. Ik vind het een beetje jammer dat die woorden, teksten en uitdrukkingen in de stukken terecht zijn gekomen. Ik beschouw dat een beetje als een wanklank. Ik denk ook niet dat dat voldoende zal zijn. Een machtspreuk van de overheid of van de wetgever kan niet verhinderen dat er meningsverschillen en opvattingen blijven. Mensen zullen bij de rechter blijven komen om uiteindelijk hun recht te zoeken.
De voorzitter:
Wilt u zo langzamerhand afronden? U had vijf minuten opgegeven, maar …
De heer Schouwenaar (VVD):
Ik had zeven op moeten geven, want ik had recht op de helft van vijftien. Dat was een kleine rekenfout. Ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt.
De voorzitter:
Nee, maar u bent dus bijna klaar nu?
De heer Schouwenaar (VVD):
Ja, ja, ja. Nu helemaal.
Traditioneel laten wij de rechter in ons land wat dat betreft de ruimte. Onze parlementaire geschiedenis kent daar heel veel voorbeelden van. Ik hoop dat wij ook in die traditie verder kunnen gaan.
Ik heb nog een tweetal vragen. Ik heb begrepen dat de minister heeft toegezegd dat hij bij een komende herziening van de AWGB zal zien of deze bepaling geschrapt kan worden. Hij heeft die bepaling niet met naam en toenaam aangeduid. Ik neem aan dat hij artikel 5, tweede lid, sub d bedoelt. Ik vroeg mij ook af welke termijn hij daarbij in gedachten had.
Verschillende fracties hebben moties voorbereid over deze twee punten. Ik denk dat de toezeggingen zo onomwonden en rechttoe, rechtaan zijn dat wij zullen afzien van die moties. Wij zijn blij met de toezeggingen en wij hebben er het volste vertrouwen in dat zij zullen worden nagekomen. De indieners accepteren dat er nog een aantal jaren weigerambtenaren zullen zijn bij gemeenten. Ik denk dat wij moeten accepteren dat wij nog een aantal jaren met artikel 5, tweede lid, sub d moeten leven, maar daarmee valt te leven.
De voorzitter:
Ik dank de heer Schouwenaar en geef het woord aan de heer De Graaf. Mag ik de leden verzoeken om een beetje rekening te houden met de spreektijd die zij hebben opgegeven voor de tweede termijn? Tot nu toe gaat het niet de goede kant op.