Verslag van de vergadering van 27 mei 2014 (2013/2014 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.12 uur
De heer Holdijk i (SGP):
Voorzitter. Mij past ook dank aan de initiatiefnemers, die hun voorstel hier nog eens nader verdedigd hebben, maar ook aan de minister, waar hij gereageerd heeft op mijn beschouwing in eerste termijn. Mijn indruk van de gedachtewisseling tussen mijn fractie en de initiatiefnemers is toch dat er sprake is van botsende principes. De minister zei niet ten onrechte dat er sprake is van normatieve opvattingen die hier elkaar niet raken. Omdat de minister daar speciaal op wees, wil ik eraan toevoegen dat ik niet doel op een botsing van principes die over erkenning van de homoseksualiteit gaan. Het gaat om principes van de rechtsstaat en van de democratie. Daar heb ik op gewezen, net als op de onderscheiden functies daarvan ten aanzien van de kernwaarden vrijheid en gelijkheid. De botsing komt volgens mij voort uit de verschuiving van normatieve opvattingen over het gewicht van de waarde van gelijkheid. Die is mijns inziens zonneklaar waar te nemen, overigens — dat moge duidelijk zijn — niet alleen op dit punt.
Hier en ook in de stukken is bij herhaling melding gemaakt van de in het jaar 2000 bij de invoering van de Wet openstelling huwelijk bestaande verwachting dat de gewetensbezwaarde ambtenaar van de burgerlijke stand zou uitsterven. Ik heb me bij de voorbereiding maar ook vandaag meer dan eens afgevraagd waar ik die verwachting zwart-op-wit in de stukken kan vinden. Ik heb het idee dat we achteraf construeren dat toen die verwachting leefde. Voor zover ik er toen bij betrokken was, heb ik destijds nooit meegemaakt dat iemand nadrukkelijk de verwachting uitte dat de ambtenaar van de burgerlijke stand met gewetensbezwaren zou uitsterven. Misschien is dat geen vraag voor de tweede termijn, maar ik herhaal dat ik dat nergens met zoveel woorden tegenkom, behalve nu, in het kader van de behandeling van dit wetsvoorstel.