Plenair Elzinga bij voortzetting behandeling Einde export kinderbijslag



Verslag van de vergadering van 10 juni 2014 (2013/2014 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.12 uur


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. De behandeling van onderhavig wetsvoorstel in eerste en tweede termijn vond in dit huis al geruime tijd geleden plaats, namelijk in december 2012. Daar werd al eerder aan gerefereerd. De SP-fractie had enkele meer principiële bezwaren, maar was toen ook van mening — samen met andere fracties — dat het wetsvoorstel te vlug volgde op het nog niet eens in werking getreden woonlandbeginsel en dat het voorstel juridisch te onzeker was, vooral in de internationale context. Onverwacht, overhaast en ondoordacht, was mijn korte conclusie in 2012.

Ik wil deze termijn beginnen met een compliment voor de woordvoerders van andere fracties die enkele zeer doorwrochte bijdragen hebben geleverd. Ik heb daar met veel plezier naar geluisterd. Ik wil verder de minister dankzeggen voor zijn blijvende inspanningen om met Marokko tot een vergelijk te komen over de aanpassing van het bilaterale verdrag over de sociale zekerheid. Mijn fractie deelt de bezwaren van de minister tegen het opzeggen van het verdrag, zoals in zijn brief van 3 juni jongstleden aan de Tweede Kamer verwoord in reactie op de motie van mevrouw Schut-Welkzijn en de heer Dijkgraaf. Bij deze gelegenheid vraag ik een reactie van de minister op de vandaag in de Tweede Kamer aangenomen gewijzigde motie in dit verband.

Ook wil ik de Raad van State danken voor het door de minister gevraagde en door hem en deze Kamer gewenste advies. De SP-fractie constateert dat het advies nog geen duidelijkheid schept omtrent mogelijke strijdigheid met de associatieovereenkomst met Turkije. Mogelijke strijdigheid is namelijk afhankelijk van de motivatie. In een reactie op het advies gaf de minister op 28 juni vorig jaar een nadere schriftelijke motivering, die volgens dat advies objectiveerbaar moet en niet discriminerend mag zijn. Deze motivering komt neer op de algemene onwenselijkheid van het langdurig wonen of onderwijs volgen in het buitenland in verband met de kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Andere woordvoerders hebben daar al dan niet instemmend over gesproken. Hoe plausibel is dat argument echter wanneer Nederland ondertussen, via bijvoorbeeld het kanaal van de Europese Unie, studeren in het buitenland via uitwisselingsprogramma's juist toejuicht? Kennelijk is onderwijs volgen in het buitenland soms wel en soms niet goed. Graag een toelichting op de vraag wanneer onderwijs in het buitenland wel of niet wenselijk is.

Ten slotte wil ik de minister ook bedanken voor zijn reactie in de genoemde brief van 3 juni op de verschillende recente rechterlijke uitspraken inzake het woonlandbeginsel. Het woonlandbeginsel heeft reeds tot verschillende rechtszaken geleid, zowel in de Algemene nabestaandenwet als in de Algemene Kinderbijslagwet. In het geval van de Anw is de Sociale Verzekeringsbank, namens de Staat, ook in hoger beroep in het ongelijk gesteld. Bij de Algemene Kinderbijslagwet loopt nog hoger beroep in ten minste twee gevallen. Indien het hoger beroep de Sociale Verzekeringsbank ook hier in het ongelijk stelt, heeft dat dan mogelijk consequenties voor het onderhavige wetsvoorstel, vraag ik de minister.

Mijn fractie houdt twijfels over de juridische houdbaarheid, gezien de genoemde uitspraken. Alleen al daarom moet ik terughoudend zijn aangaande het verzoek van de minister. Ik begrijp dat hij voorliggend voorstel graag als wet op zak heeft, om sterker de onderhandelingen met Marokko voort te zetten. Maar als daar vervolgens door de nationale of Europese rechter gaten in worden geschoten, dan zal dit hem van de regen in de drup helpen.

Er zijn geen veranderingen opgetreden als het gaat om de meer inhoudelijke en principiële bezwaren die mijn fractie in 2012 had. De SP blijft het onwenselijk vinden om de financiële verantwoordelijkheid over te hevelen van de staat waar de gerechtigde werkt, naar de staat waar het kind woont. Ook na een derde termijn, anderhalf jaar na de tweede, heeft mijn partij niet de neiging het voorstel te steunen, maar we zullen vanzelfsprekend eerst nog goed naar de derde termijn van de minister luisteren.