Verslag van de vergadering van 17 juni 2014 (2013/2014 nr. 34)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 15.20 uur
De heer Holdijk i (SGP):
Voorzitter. Dat ik mij heb losgemaakt van de commissie achter de regeringstafel vormt geen symbolische aanwijzing dat ik voornemens zou zijn om mij te distantiëren van het rapport of onderdelen van het rapport van de commissie. Duidelijk moge ook zijn dat ik thans uitsluitend voor mijn eigen fractie het woord voer. In de commissie heb ik zitting gehad als vertegenwoordiger van de kleine fracties. Met genoegen heb ik aan de werkzaamheden van de commissie deelgenomen. Mijn dubbele positie geeft mij tevens de gelegenheid om vanaf deze plaats de fracties die ik naast de SGP-fractie mocht vertegenwoordigen dank te zeggen voor het geschonken vertrouwen. De voorzitter van de commissie zal straks ongetwijfeld de medewerkers voor hun buitengewoon waardevolle bijdrage bedanken.
Aan deze prealabele opmerkingen die uit mijn dubbele positie voortvloeien moge ik nog het volgende toevoegen. In het spraakgebruik is de uitdrukking "dubbele petten" gangbaar, iets dat een Kamerlid kwetsbaar kan maken voor verwijten. Ik heb het altijd een merkwaardige uitdrukking gevonden. Van een "dubbele pet" kan ik mij geen voorstelling maken; wel van twee of meer petten. Hoe dit ook zij, het verschijnsel is mij vanuit een eerdere verantwoordelijkheid bekend, maar voor zover ik dat ooit als een bezwaar heb ervaren, heb ik daar al enkele jaren geen last meer van, aangezien het Kamerlidmaatschap al geruime tijd mijn enige betaalde functie is, en dus geen nevenfunctie maar een hoofdfunctie, zij het een deeltijdfunctie. Worsteling met twee petten wordt mij dus bespaard.
Ik kom ter zake. Het is goed dat los van de mediahypes van alledag, het thema integriteit opnieuw ter hand is genomen. Het GRECO-rapport vormde daarvoor een goede aanleiding. Dat rapport, hoewel op het eerste gezicht gericht op preventie van corruptie, gaat over het veel bredere begrip integriteit. Het is een zaak van groot belang voor alle politieke partijen en hun vertegenwoordigers en voor alle staatsorganen. Politici, maar ook bestuurders, hebben in onze maatschappij een voorbeeldfunctie. Het is daarom buitengewoon betreurenswaardig als bij burgers de gedachte postvat dat men in deze kringen maar wat aanrommelt. Bovendien moeten kiezers erop kunnen vertrouwen dat de personen die zij afvaardigen in het lokale bestuur of het parlement het algemeen belang dienen, en zich niet laten leiden door persoonlijke financiële of andere belangen. Of integriteitskwesties tegenwoordig vaker voorkomen, dan wel dat zij tegenwoordig meer aandacht krijgen dan voorheen, is niet duidelijk. Dat ze die aandacht krijgen is begrijpelijk, maar de beeldvorming dat politici ondertussen tevens met de behartiging van hun eigen privébelangen bezig zijn, is funest.
De Eerste Kamer kende reeds een gedragscode integriteit voor Kamerambtenaren, bestaande uit kernwaarden, integriteitsregels, voorzieningen en procedures. Het is niet meer dan voor de hand liggend dat bezien wordt of de bestaande wetgeving en reglementen voor de Kamerleden alsmede fractierichtlijnen, aanscherping of uitbreiding behoeven.
Intussen blijft integriteit een lastig begrip, over de betekenis waarvan onder geleerden, constateer ik, nog altijd geen overeenstemming bestaat. Dat het iets met heelheid, zuiverheid, rechtschapenheid en onomkoopbaarheid te maken heeft, staat wel vast. Deze noties hebben behalve een morele ook een karakterologische connotatie. Maar het gaat niet zozeer om integer zijn als persoonlijke deugd, maar om een kwaliteit van handelen, een van de kwaliteiten van handelen. Men moet bijvoorbeeld ook doeltreffend en rechtmatig handelen. Het gaat bij integer handelen om handelen overeenkomstig geldende morele waarden, normen en regels. De inhoud van morele normen valt vrijwel nooit volledig in wettelijke redacties te vangen, vast te leggen en op die manier afdwingbaar te maken. Integriteit zie ik allereerst als een persoonlijke opdracht en attitude, maar mag niet worden versmald tot een persoonlijke deugd. Het gaat evenzeer om de integriteit van de totaliteit, het orgaan waarvan men deel uitmaakt. Niet uitsluitend de eigen, persoonlijke moraal telt als toetssteen, ook de collegiale en publieke moraal.
Iedereen wil vermoedelijk graag voor integer bekend staan, maar iedereen kan ook aan de verleiding bloot komen te staan om het even niet zo nauw te nemen, vooral als de kans nihil lijkt dat het wordt opgemerkt. Mensen zijn geen goden en ook geen heiligen maar zondaars. Niemand heeft volstrekt schone handen. Een eenpersoonsfractie is daarom misschien wel extra kwetsbaar.
De voorzitter:
Dank, mijnheer Holdijk.
Ik zie aan de voorzitter van de commissie dat hij graag een schorsing van vijf minuten wil.