Plenair Scholten bij voortzetting behandeling Participatiewet en Wet werk en bijstand



Verslag van de vergadering van 24 juni 2014 (2013/2014 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.55 uur


Mevrouw Scholten i (D66):

Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor haar heldere uiteenzetting over de AOW en de Wet werk en bijstand. Ik heb de eer gehad het debat daarover te mogen voeren. Het belangrijkste punt in de betogen van aller sprekers betreft de kostendelersnorm.

Ik loop de vragen langs die ik heb gesteld. Ik begin bij de kostendelersnorm. De toezegging van de staatssecretaris om de resultaten van het onderzoek met beide Kamers te delen, omarm ik van harte. Wij hebben nog wel even gestoeid met de vraag hoe wij er een invoeringsvereiste voor de werkelijke invoeringsdatum in zouden kunnen gieten maar wij vertrouwen erop dat een en ander tegen de tijd dat het onderzoek is afgerond in de juiste vorm bij ons wordt neergelegd.

Met betrekking tot dat onderzoek vinden wij een aantal kwesties nog belangrijk. Is het niet van belang dat wij inzicht krijgen in de groep waar het om gaat? Ik doel dan op degenen voor wie werkelijk mantelzorg nodig is. Wat wordt er bespaard als mantelzorgers hun familielid in huis nemen, afgezet tegen de vraag wat er wordt uitgegeven als zij met behulp van een indicatie in het kader van de Wet langdurige zorg die eraan staat te komen, hun familielid in een intramurale setting laten opnemen. Dat zou een belangrijke uitkomst van het onderzoek moeten zijn. Ik hoor de staatssecretaris daar graag nog even over. Ik denk wel dat wij ervoor moeten oppassen wat betreft het onderzoek dat het begrip "mantelzorg" niet ontzettend wordt gejuridificeerd. Voordat je het weet — het speelt bij dit wetsvoorstel, maar over twee weken bij de behandeling van de Wmo speelt het zeker — krijgt de mantelzorger een soort juridische status voor wie geldt dat hij allerlei verplichtingen en rechten te maken gaat krijgen. Ik weet niet of we bij de ontwikkeling van deze zorg zover moeten gaan. Ik zal die kwestie over twee weken opnieuw aan de orde stellen, maar die zorg leeft wel bij mij.

Dan de brief van 11 juni. Ik heb er goede uitleg over gekregen. Ik begrijp dat het om de partnermiddelentoets gaat en niet om de kostendelersnorm. De staatssecretaris heeft een uitvoerige uiteenzetting gegeven over de beleidsvrijheid van de gemeenten. Wij vinden elkaar niet op het punt van de reparatoire en punitieve sancties. Ik ga die discussie nu niet verder voeren met de staatssecretaris. Op een goed moment zal een en ander wel uitmonden in jurisprudentie. We zien dan hoe het uitvalt.

Dan de beslagvrije voet. Ik ben blij dat er een preadvies komt van de Koninklijke Vereniging van Gerechtsdeurwaarders. Ik geef toe dat, als je artikel 475d Rechtsvordering leest, je heel snel het spoor bijster bent. Daar moet je voor hebben doorgeleerd. Ik ben blij dat de gerechtsdeurwaarders waarschijnlijk met een advies daarover komen. Hopelijk kunnen wij daar iets mee. Ik blijf zitten met de kwestie van het gezin in artikel 18, lid 12. Ik neem aan dat de staatssecretaris daar in haar termijn nog op terugkomt. Ik wacht de antwoorden af, maar ik denk wel dat ik mijn fractie na het debat kan vertellen dat wij dit wetsvoorstel steunen.