Plenair Vos bij behandeling Programmatische aanpak stikstof



Verslag van de vergadering van 9 september 2014 (2013/2014 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.56 uur


Mevrouw Vos i (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik ben nog stil van de indrukwekkende herdenking van onze collega. We zien daar de bos rozen op zijn plek liggen. Het is onvoorstelbaar dat hij er niet meer is, en dat hij samen met zijn vrouw Lidwien Heerkens en zijn dochter is omgekomen. Na deze stilte gaan wij over tot de behandeling van het wetsvoorstel, waarvoor wij vanmiddag bij elkaar zijn. Daarover zou ik graag een aantal woorden willen spreken.

Wij weten al vele tientallen jaren dat de uitstoot van stikstof een groot probleem vormt voor de natuur in Nederland. Vanaf het moment dat we dat weten, hebben we eigenlijk alleen maar gezien dat de aantasting versterkt is en dat de veehouderij in Nederland enorm is gegroeid, met alle problemen van dien, zoals aantasting van de natuur, water- en bodemvervuiling, luchtvervuiling, stankoverlast, gezondheidsproblemen voor mens en dier en uitbraak van dierziekten met een enorme impact. Dit speelt met name in de intensieve veehouderij, maar alsof dat nog niet genoeg is, is nu ook de melkveehouderij met een groeispurt bezig, met forse schaalvergroting en groei van de uitstoot van ammoniak. In dat licht bespreken wij nu het wetsvoorstel PAS. Dat zou een oplossing moeten bieden voor de verregaande aantasting van kwetsbare en waardevolle natuur in de Natura 2000-gebieden. Maar tegelijkertijd moet het ruimte bieden voor economische ontwikkeling; lees: groei van bedrijven en daarmee van stikstof en ammoniak. Eerlijk gezegd roept dat bij mijn fractie de vraag op hoe gek je het kunt maken. Zijn we niet weer bezig met pappen en nathouden, zoals we al tientallen jaren doen? Steeds schrikken we wakker, bijvoorbeeld door vreselijke uitbraken van veeziekten, en moet het anders. Na een paar halfslachtige ingrepen gaan we echter toch weer verder op het pad van meer dieren, meer grootschaligheid en concentratie in een aantal gebieden waar leefbaarheid en natuur zwaar onder druk staan. Ik heb natuurlijk veel vragen aan de staatssecretaris over dit wetsvoorstel. Op onderdelen zijn er verbeteringen mogelijk, maar namens mijn fractie wil ik hier stellen dat het fundament niet klopt.

De Programmatische Aanpak Stikstof, de PAS, heeft tot doel de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te doen dalen door brongerichte maatregelen, en tegelijkertijd een deel van deze daling weer toe te kennen als ontwikkelingsruimte voor economische ontwikkelingen. Het grote probleem is dat er geen enkele garantie is dat die daling ook daadwerkelijk zal plaatsvinden. Op voorhand worden nieuwe economische ontwikkelingen toegestaan die tot meer stikstofdepositie op kwetsbare natuur leiden, terwijl er geen harde garantie is dat er via andere maatregelen daadwerkelijk een daling zal plaatsvinden. Dat is gokken op de toekomst. Dat is wensdenken. Waar kennen we dat van? Tekent dit niet al tientallen jaren onze lankmoedige houding ten aanzien van de groei van de veehouderij in Nederland?

De PAS gaat over alle stikstofuitstoot die de natuur in de Natura 2000-gebieden bedreigt. Dus naast de landbouw gaat het ook om het verkeer, de scheepvaart en de industrie. In al die sectoren moeten maatregelen worden genomen. Zo is het nodig dat de industrie- en havenactiviteiten dichtbij kwetsbare duingebieden hun stikstofuitstoot flink verminderen. De scheepvaart zal werk moeten maken van schonere brandstoffen. Graag hoor ik van de staatssecretaris welk type maatregelen er voor de industrie, de havens en de scheepvaart genomen gaat worden om de aantasting van kwetsbare natuur aan te pakken. De grootste bron van stikstof in natuurgebieden is echter de ammoniak uit de veehouderij. Ik zal daarom vooral daarop ingaan in mijn bijdrage.

Ik wil de staatssecretaris graag enkele vragen stellen over de ontwikkelruimte. Zij heeft in de schriftelijke ronde aangegeven dat direct vanaf het moment van vaststelling van de Programmatische Aanpak Stikstof er ontwikkelruimte beschikbaar is. Mijn fractie vindt dat vreemd: je geeft de winst weg, voordat je zeker weet dat je die hebt verdiend. De staatssecretaris zegt daarover dat de gebiedsanalyses de onderbouwing leveren dat met de combinatie van vermindering van stikstofdepositie en herstelmaatregelen verzekerd is dat er geen verslechtering van de kwaliteit van habitats in Natura 2000-gebieden zal plaatsvinden, dat de realisatie van instandhoudingsdoelen niet in gevaar komt en dat toedeling van ontwikkelingsruimte niet leidt tot een onevenredige vertraging van de realisatie van de instandhoudingsdoelen ten opzichte van de situatie zonder PAS. Dit is een prachtige bewering van de staatssecretaris en wij zouden haar daarin graag volgen, maar we hebben er toch een aantal grote problemen mee. Mijn fractie heeft de dringende vraag aan de staatssecretaris hoe zij, op basis van rekenkundige modellen, met zekerheid de werkelijkheid kan voorspellen. En wat bedoelt zij als zij zegt dat er geen onevenredige vertraging ten opzichte van de situatie zonder PAS zal optreden? Zegt zij hiermee dat er dus wel degelijk vertraging mag optreden? Dit betekent een verslechtering ten opzichte van de situatie zonder PAS, zou ik willen concluderen. Dat lijkt mij in strijd met de Habitatrichtlijn. Graag krijg ik op dit punt een preciezere toelichting van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft ook geantwoord dat bijsturing van het programma zal plaatsvinden indien de gehanteerde verwachtingen voor de toekomst na verloop van tijd als gevolg van onverwachte of niet beoogde ontwikkelingen niet meer reëel zullen blijken te zijn. Zij erkent daarmee dus dat de rekenkundige modellen geen zekerheid bieden. Graag krijg ik een reactie op deze constatering. Vervolgens is de vraag wat die bijsturing in de praktijk gaat betekenen en welke zekerheden de bijsturing biedt. Garandeert de staatssecretaris dat de bijsturing op tijd zal zijn? En hoe kan die überhaupt op tijd zijn, wanneer de monitoring pas na drie jaar tot bijsturing kan leiden? Is de bijsturing juridisch afdwingbaar? Graag krijg ik een antwoord op deze dringende vragen. De staatssecretaris zegt dat zij de hand aan de pols zal houden, of de hand aan de kraan, zoals zij het zelf noemt. Is zij bereid om vanaf het eerste begin intensief te monitoren en daarover, ook vanaf het eerste begin, te rapporteren en, als dat nodig is, sneller in te grijpen dan pas na drie jaar? Is zij bereid de Kamer regelmatig op de hoogte te stellen via een evaluatie? Die mag wat ons betreft eerder beginnen dan na drie jaar, zoals ik heb begrepen. Waarom kan er niet al na twee jaar dringend geëvalueerd worden hoe de stand van zaken is? Is de staatssecretaris bereid de Kamer daarover te informeren? Wil zij dat ook periodiek blijven doen?

Ten aanzien van het rekensysteem waarop die ontwikkelingsruimte gebaseerd is, hebben wij vele vragen. De staatssecretaris heeft het over de gebiedsanalyses. Die moeten eind september ter inzage liggen. Zij vormen een belangrijke basis om te kunnen concluderen dat er ruimte is voor ontwikkeling. Hoe staat het daarmee? Ze liggen ter inzage, dus er kunnen nog wijzigingen volgen. Wat kunnen die voor invloed hebben? Naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof over het Tracébesluit A2 gaat de staatssecretaris de gebiedsanalyses nog eens laten screenen op de juiste toepassing van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn. Is dat al gebeurd en tot welke conclusies heeft dat geleid?

Ook komen er nieuwe berekeningen met het rekenmodel AERIUS. Dit model is cruciaal in dit wetsvoorstel. Er zijn dus nog tal van onzekerheden. De staatssecretaris erkent dat de berekende daling van de ammoniakconcentratie niet ondersteund wordt door metingen. Het ziet er in het veld dus slechter uit dan uit de metingen blijkt. Daarom komt er een quickscan. Dit is nogal wat: het wetsvoorstel is gebaseerd op een rekenmodel dat een cruciale rol speelt, maar er is nu al grote onzekerheid over de uitkomsten en over wat die zeggen over de werkelijkheid. Dit ondergraaft de betrouwbaarheid van het fundament van de Programmatische Aanpak Stikstof. Graag krijg ik een uitgebreide toelichting op dit probleem.

De ontwikkelingsruimte wordt voor een langere periode toegekend dan de duur van de maatregelen in de eerste planperiode. Dit omdat de verwachting is dat de daling van depositie wel zal doorzetten, ook na de eerste planperiode. Maar is dat wel zo? Is het verantwoord om hiervan uit te gaan?

Is niet de enige manier om zeker te stellen dat er daadwerkelijk een verlaging van emissie en depositie van stikstof plaatsvindt, door structureel en langdurig metingen in het veld en bij de bron te verrichten, zodat zeker wordt gesteld, op basis van harde feiten, dat eventuele ontwikkelingsruimte alleen wordt toegekend wanneer dat verantwoord is en niet ten koste gaat van de kwaliteitsverbetering van de habitats in Natura 2000-gebieden en de realisatie van de instandhoudingsdoelen? Graag krijg ik een reactie op dit punt en op het voorstel van de staatssecretaris.

Wat gaat er gebeuren als de resultaten tekortschieten? Wat gaat de staatssecretaris dan doen? Zij geeft aan dat de regering zal borgen dat herstelmaatregelen in het kader van de PAS een direct verband hebben met de instandhoudingsdoelen voor bestaande natuur en dat die niet worden uitgehold. Dit is een kernvereiste, schrijft de staatssecretaris. Het bevoegd gezag is verplicht te allen tijde passende maatregelen te treffen om verslechtering te voorkomen en de resultaten ten aanzien van de instandhoudingsdoelen daadwerkelijk te realiseren. De bestuursorganen zijn verplicht tot tijdige uitvoering van de maatregelen. Hoe is dit juridisch geregeld? Bestuurlijk zijn er blijkbaar duidelijke afspraken, maar ook wat dat betreft hebben wij de vraag hoe hard de bestuurlijke garantie is. Wij kennen uit het verleden natuurlijk tal van situaties waarin besturen niet bereid waren om over te gaan tot maatregelen die hun niet welgevallig waren. Ik wijs bijvoorbeeld op de geschiedenis van peilverhoging. We zien dat er vaak grote weerstand is om waterpeilen te verhogen als dat nodig is voor de instandhouding van natuur. Graag krijg ik van de staatssecretaris een nadere toelichting op de juridische en bestuurlijke garanties.

Wij hebben ook zorgen omtrent de grenswaarden die de staatssecretaris gaat hanteren. Stel dat heel veel gevallen eronder liggen, dan kunnen de emissies samen alsnog veel te hoog worden. Er kan een grote tegenvaller zijn. Is daarvoor voldoende bufferruimte gereserveerd? De staatssecretaris schrijft over de meldingsplicht. Is die nu echt geregeld en direct van kracht? Nogmaals, is hierbij een meting van de emissie en de depositie niet een absolute vereiste? Hoe zal de staatssecretaris de vinger aan de pols houden? Zal zij ons vanaf de start intensief informeren en via evaluaties op de hoogte houden van hetgeen er daadwerkelijk gebeurt?

De berekeningsmethode van de PAS gaat uit van de niet-reële aanname dat de technieken voor 100% werken. Ook dit probleem is eerder in de Kamer aan de orde geweest. Neem het bekende voorbeeld van de luchtwassers. We weten dat een deel ervan gewoon niet werkt. Er is een groot handhavings- en nalevingstekort. Bestaande luchtwassers hebben nog een overgangstermijn tot 2016, maar de rekenmodellen gaan nu al uit van een perfecte werking en een perfecte toepassing. Dat geldt ook voor allerlei andere technieken. Hoe gaat de staatssecretaris daarmee om? Hoe houdt zij rekening met onzekerheden? Kortom, mijn fractie heeft grote twijfels over het systeem en de berekeningsmethodiek van de PAS. Het systeem is gebaseerd op verwachtingen in plaats van op harde resultaten. Is dit inhoudelijk te verdedigen? Is het juridisch wel houdbaar?

De veehouderij is de grootste veroorzaker van ammoniak en stikstof. In de stukken zien we echter dat de veehouderij slechts een bijdrage van 10% levert aan de vermindering, bovenop het al eerder ingezette beleid. Daarvan mag de veehouderij zelfs 5% weer gebruiken om te groeien. GroenLinks heeft de staatssecretaris gevraagd of dit niet vreemd is. Een sector die een grote impact heeft op de natuur, krijgt voor een relatief gering aandeel een opdracht tot vermindering, maar tegelijkertijd mag hij weer een groot deel gebruiken. In de PAS-systematiek kunnen we hiervoor geen degelijke onderbouwing vinden. We vinden ook dat we geen duidelijk antwoord hebben gekregen van de staatssecretaris in de schriftelijke ronde. Zij schrijft alleen dat de veehouderij al zo veel gedaan heeft. Maar sinds 2005 zijn de stikstofemissies door de veehouderij op een veel te hoog niveau gestagneerd. Dat schrijft het PBL in 2012. Er is, kortom, al jaren sprake van stagnatie. Hierdoor wordt de kwetsbare natuur in Nederland bedreigd en aangetast, oftewel, de meeste Natura 2000-gebieden worden tot op de dag van vandaag overbelast met stikstof. Dat probleem moet opgelost worden. Daar gaat het over. Maar wat gebeurt er? De grootste veroorzaker levert 10% extra in, en krijgt daarvan weer 5,6% terug. Eerlijk gezegd kunnen wij deze afspraak niet volgen. Wij vinden deze ook niet verantwoord. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Op de vraag van mijn fractie of het tempo niet veel te laag ligt en op de opmerking dat er zelfs in 2030 nog te veel stikstof in onze natuur terechtkomt, schrijft de staatssecretaris dat een snellere vermindering van de stikstofuitstoot niet realistisch is, en een onevenredige last van burgers en bedrijven zou vragen. Dit is buitengewoon onbevredigend. Hoezo niet realistisch, hoezo onevenredig? Graag hoor ik vandaag een overtuigend antwoord hierop van de staatssecretaris.

Ter illustratie van onze twijfels hebben we vragen gesteld over de werking van de PAS in de Peel. In 2030 zal de natuur daar nog tweemaal zo veel stikstof ontvangen als zij kan verdragen. Hoe kan op die manier de instandhouding van de natuur, bijvoorbeeld van het hoogveen, worden gegarandeerd? Uiteindelijk gaat het daarom. Waarom wordt er niet meer tempo gemaakt? Volgens Werkgroep Behoud de Peel, die al jarenlang nauw betrokken is bij het beheer, zullen extra herstelmaatregelen hier te weinig zoden aan de dijk zetten. Er wordt al tegen de klippen op beheerd, zegt de werkgroep. Volgens deze moet vooral de stikstofdepositie omlaag. Graag een reactie van de staatssecretaris.

GroenLinks maakt zich, zoals ik al eerder zei, grote zorgen over de melkveehouderij. Monitort de staatssecretaris de groei in deze sector? Hoe houdt zij rekening met de groei die zich straks zal voordoen wanneer de melkquota vervallen? Er zijn berichten dat er wellicht een groei van 20% zal komen, die tot 13 kiloton extra ammoniakemissie zal leiden. Hiermee wordt alle winst van de andere maatregelen tenietgedaan, en meer dan dat. Welke maatregelen neemt de staatssecretaris om dit te voorkomen? Hoe houdt zij dit in de gaten? Hoe zal zij tijdig ingrijpen?

Ik kom tot een afsluiting. Wij vinden dat dit voorstel op een te wankel fundament berust. Op basis van blijde verwachtingen mogen bedrijven weer groeien, maar of die blijde verwachtingen werkelijkheid worden, en in metingen bevestigd zullen worden, is maar zeer de vraag. Dit is inhoudelijk niet te verdedigen en juridisch kwetsbaar. Belangrijke en kwetsbare natuur wordt onvoldoende beschermd, zowel nu als in de toekomst. Zekerheden die nodig zijn om te voldoen aan de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn wankel. Bovendien ontbreken er garanties. De titel "Problematische Aanpak Stikstof" dekt wat mijn fractie betreft meer de lading. Daarmee staat dit voorstel in een lange rij van voorstellen die het fundamentele probleem in de Nederlandse veehouderij niet aanpakken, van te veel dieren in een dichtbevolkt land, op een te klein oppervlakte en te dicht bij mensen, en van kwetsbare natuur. De enige duurzame oplossing is een ingrijpende sanering van de Nederlandse veehouderij. Mijn fractie wacht met buitengewone belangstelling op de antwoorden van de staatssecretaris.