Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.13 uur
De heer Franken i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor het plezierige debat dat we hier hebben kunnen voeren. Het was een interessante discussie. Het is niet zo dat wij het overal van harte over eens zijn, maar ik neem aan dat we naar elkaar hebben geluisterd. We hebben niet alleen elkaar aangehoord, maar ook naar elkaar geluisterd. Ook al zal misschien schoorvoetend het een en ander zijn aangegeven aan de andere zijde van de tafel, ik neem aan dat dit debat toch wel de implicatie heeft dat dit zal doorgaan en doorwerken en dat we daar verder mee komen. Dank voor deze interessante discussie, ook met alle collega's.
Mijn bijdrage heeft eigenlijk twee vragen ingehouden: is het grootschalig verzamelen van data effectief en is het verantwoord. Eigenlijk zijn alle collega's het erover eens dat niet is aangetoond dat het effectief is. Ik heb in mijn eerste termijn wat fraaie onderzoeken genoemd. Ik denk bijvoorbeeld aan Jonas en Harper. De eerstgenoemde is nota bene de chief scientist van IBM. Hij zal er dus geen belang bij hebben om aan te geven dat activiteiten waar de producten van zijn onderneming voor worden gebruikt minder effectief of niet effectief zijn. Hij heeft dat echter wel gezegd. Ook Obama heeft in een televisie-interview — ik heb de tekst op mijn tafel liggen — gezegd dat alle acties naar aanleiding van 9/11 ten aanzien van grootschalige surveillance niet tot de oplossing hebben geleid dan wel tot oplossingen die ook op een andere manier gevonden hadden kunnen worden. Dat zij zo.
De effectiviteit staat dus in het geheel niet vast. De vraag is dan of het verantwoord is. Ik heb het idee, naar aanleiding van de discussie daarover. We hebben ook nog, daar is niet nader op ingegaan, het zeer recente rapport van High Commissioner for Human Rights van de Verenigde Naties, waarin hij grote kritiek op de massasurveillance heeft gegeven. We hebben in het Europese Parlement het LIBE-rapport, dat ook een fikse houding aangeeft ten aanzien van deze activiteiten. Daaruit heb ik geciteerd. Dat leidt dan tot die eigen strategie van data die Europa zou moeten aanhouden. De staatssecretaris heeft gezegd dat Nederland daarin een leading nation is. Ik juich dat toe. Ik denk dat dit van groot belang is. Niet alleen voor de rechten van de privépersonen, maar ook voor onze hele economie en voor onze welvaart. Informatie is een kern in onze samenleving waar we allemaal een heleboel van nodig hebben.
Is het verantwoord wat er is gebeurd? Op die vraag kunnen we nu een antwoord gaan geven, met betrekking tot een pakket van wetgeving dat eigenlijk bestaat uit vier lagen. De meest brede laag is het nieuwe artikel 13 van de Grondwet inzake de vertrouwelijkheid van communicatie. Dan krijgen we als volgende laag de verordening en de richtlijn met betrekking tot gegevensbescherming. Als laag daarboven krijgen we de implementatiewetten die daarop zullen zijn gebaseerd. Dan denk ik dat dat daarop dus zo'n habeas corpus ten aanzien van de mens in de digitale wereld zal moeten worden geformuleerd. Daar staan dus niet alleen rechten in die wij nu kennen als privacyrechten, zoals doelbinding, kenbaarheid en voorzienbaarheid. Daarin staat dus ook het recht om onpartijdig informatie te kunnen ontvangen. Daar staat dus de persvrijheid bij en het beroepsgeheim. Daar zal ook de bescherming voor klokkenluiders bij horen.
Dat wordt een bouwwerk. Dan krijgen we daar bovenop de nieuwe Wiv. De minister heeft gezegd dat de nieuwe Wiv uit zal gaan van een techniekonafhankelijke benadering. Hij heeft dat gezegd ten aanzien van de technische middelen, nu ether en kabel. Hij heeft dat echter niet zozeer gezegd over de bepaalde wijzen van sorteren van data. Daar heb ik een motie over. Daar staat in wat ik ook in eerste termijn al heb beweerd, met daaraan gekoppeld ook nog dat de regering verzocht wordt om de burgers te beschermen tegen door derde landen bedreven observatie die in strijd is met het EVRM. Ik verzoek u die motie voor te lezen, voorzitter.
De voorzitter:
Door de leden Franken, Gerkens, De Vries, Van Boxtel en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de inlichtingendiensten van de VS en die van enkele andere landen complexe en technologisch zeer geavanceerde systemen gebruiken om op ongekende schaal en op willekeurige en niet enige verdenking gebaseerde wijze gegevens betreffende de communicatie en locatie van alle mensen op de wereld te verzamelen, op te slaan en te analyseren;
overwegende dat deze allesomvattende, massale observatie- en afluisteractiviteiten het vertrouwen tussen trans-Atlantische partners, tussen de EU-lidstaten en tussen de burgers en overheden diep hebben geschokt;
overwegende dat terrorisme ten stelligste dient te worden veroordeeld en hard dient te worden bestreden, maar dat de strijd tegen terrorisme op zichzelf niet een rechtvaardiging kan zijn voor niet-doelgerichte, geheime en soms zelfs illegale grootschalige observatie- en afluisterprogramma's, aangezien zulke programma's onverenigbaar zijn met de beginselen van noodzaak en evenredigheid die in een democratische samenleving gelden;
overwegende dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsmaatregelen en bescherming van burgerlijke vrijheden en grondrechten en dat het recht op privacy en gegevensbescherming optimaal moet worden geëerbiedigd;
verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat het huidige en toekomstige wetgevingskader en de toezichtsmechanismen voor de activiteiten van inlichtingendiensten in overeenstemming zijn met de normen van het EVRM en de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming;
verzoekt de regering tevens, af te zien van een zodanige uitbreiding van de bevoegdheden van de inlichtingendiensten dat een ongeclausuleerde, ongerichte en grootschalige surveillance van kabelgebonden communicatie van onschuldige burgers mogelijk wordt;
verzoekt de regering ten slotte om de burgers te beschermen tegen door derde landen of hun eigen inlichtingendiensten bedreven observatie die in strijd is met de vereisten van het EVRM en te garanderen dat de rechtsstaat niet wordt verzwakt als gevolg van extraterritoriale toepassing van een wet van een derde land;
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (CVIII).
De heer Franken (CDA):
Zojuist is hier gesproken over de toetsing van de rechtmatigheid en de doelmatigheid. Over de rechtmatigheid hebben we het gehad. In mijn eerste termijn heb ik duidelijk gezegd dat er zonder doelmatigheidstoetsing geen voldoende rechtmatigheidstoetsing kan zijn. Dat klinkt een beetje dubbelzinnig, maar dat is het niet, omdat er allerlei factoren zijn die bij een afweging van proportionaliteit en zelfs subsidiariteit zodanig zwaar zouden moeten tellen dat ze kunnen worden opgevat als een handelen in strijd met de wet. Tijdens de discussie is gesproken over het al of niet betrekken van die doelmatigheid bij de evaluatie. Ik wil duidelijk stellen dat dit in de nieuwe wet zou moeten komen.
We zijn eigenlijk terechtgekomen in een enorm paradoxale situatie. We werken aan meer veiligheid, met als gevolg minder vrijheid. Dat is precies datgene wat degenen willen die onze veiligheid bedreigen. Ik hoop dat dit geen te lastige kronkel is, maar het is heel paradoxaal wat we hier doen. Daarom is het van belang dat wij in die delicate balans een wetgevingskader maken waarmee we verantwoord kunnen opereren en waarmee we de burgers ervan kunnen overtuigen dat de maatregelen die genomen worden goed zijn voor hun veiligheid en hun vrijheid respecteren.