Plenair Ter Horst bij behandeling Elektronische dienstverlening burgerlijke stand



Verslag van de vergadering van 30 september 2014 (2014/2015 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.30 uur


Mevrouw Ter Horst i (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de beantwoording van onze vragen over dit wetsvoorstel. Hoewel de Partij van de Arbeid voorstander is van de mogelijkheid om elektronisch aangifte te doen van geboorte, huwelijk, partnerschap en overlijden, is er bij ons ook gerede twijfel over de mogelijkheid dit proces zorgvuldig te laten verlopen.

Nu we, zoals de staatssecretaris in het debat in de Tweede Kamer opmerkte, "aan de vooravond staan van een wijziging van een 200-jarige, ons door de Fransen in de schoot geworpen traditie van in persoon aangifte doen", is het verstandig elke wijziging daarin zorgvuldig te begeleiden.

De Partij van de Arbeid-fractie vindt het wijs dat de regering besloten heeft om de elektronische aangifte niet verplicht te stellen, noch voor een gemeente, noch voor een burger, en om de elektronische aangifte gefaseerd in te voeren. Ook vinden wij het verstandig dat een aantal pilots wordt uitgevoerd in gemeenten om van te leren voor andere gemeenten.

Maar is het juist dat het aannemen van de motie-Heijnen in de Tweede Kamer betekent dat over een aantal jaren — hoeveel precies is nu nog niet te zeggen — elektronische dienstverlening wél verplicht wordt voor de gemeenten? En zo ja, blijft de keuzevrijheid voor de burger dan bestaan? En als elektronische dienstverlening op termijn voor alle gemeenten inderdaad verplicht wordt, ontvalt dan niet het argument van vrijwilligheid aan de redenering van de regering om geen geld voor de gemeenten beschikbaar te stellen? Ik krijg op die punten graag een reactie van de minister en de staatssecretaris.

Zoals gezegd is voor de Partij van de Arbeid-fractie een zorgvuldige invoering van elektronische aangifte van groot belang. Uit de pilots en uit de evaluatie na drie jaar — die stond gepland voor 2015, maar dat zal nu wel 2017 worden — moet voor onze fractie duidelijk worden dat de kans op fraude hoogstens gelijk blijft en liefst kleiner wordt en dat de gegevensbescherming van de burger absoluut gewaarborgd is.

Ik zal nog even precies toelichten waarop onze ongerustheid op die punten gebaseerd is. Wij gaan ervan uit dat bij geboorte en bij overlijden een verklaring van de arts getoond moet worden dat een kind is geboren c.q. dat iemand is overleden. Het aangeven van overlijden gebeurde door een begrafenisondernemer, en dat zal in de toekomst blijven gebeuren, dus van een toename van enige vorm van fraude lijkt ons geen sprake.

Bij geboorte wordt de aangifte gedaan door een van de ouders. De kans op valse aangifte zou kunnen toenemen, omdat er geen oogcontact meer zal zijn. Liegen op papier, laat staan achter het toetsenbord, is gemakkelijk dan recht in iemands gezicht. Graag vernemen wij van de regering hoe vaak er gevallen van valse aangifte van kinderen voorkomen en of de beoordeling van de regering is dat die kans toe- of afneemt als we de elektronische aangifte zouden invoeren.

Onze grootste zorg zit bij het voornemen om te trouwen of zich als partners te laten registreren, en wel bij het moment dat de identiteit moet worden vastgesteld. Collega De Graaf is daar ook op ingegaan. Het lijkt ons ondoenlijk een ambtenaar van de burgerlijke stand te belasten met de taak om identiteiten vast te stellen als familie en vrienden in groten getale de toekomstige echtelieden of partners omringen en in feeststemming op weg zijn naar de trouwzaal. Laat staan dat die ambtenaar bij twijfel moet melden dat het feest niet doorgaat.

Wij willen van de regering precies weten — de beantwoording van eerdere vragen was wat ons betreft namelijk niet conclusief — of de kans op schijnhuwelijk of huwelijksdwang door een procedure, waarbij de ambtenaar de toekomstige echtelieden of partners maar één keer in plaats van twee keer ziet, toeneemt of niet. Daar wil ik de vraag aan toevoegen of de mogelijkheid van een ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag, vaak een familielid of vriend, de kans op dat soort ongewenste praktijken niet vergroot. Laten we wel wezen: zo iemand zou in het complot kunnen zitten en bij identificatie kunnen zeggen dat dit inderdaad mevrouw A of B is, terwijl dat niet het geval is. Om een beeld te krijgen van de huidige kans op schijnhuwelijken en huwelijksdwang zouden we graag van de regering vernemen hoe vaak dit soort praktijken voorkomt.

Uit de recente briefwisseling tussen de regering en de NVVB blijft voor de PvdA-fractie een punt over dat wij nader met de regering willen bespreken. Verschillende collega's zijn ook ingegaan op dat punt. Het betreft de opslag van digitale akten. De NVVB geeft aan dat er door de staatssecretaris en de minister nog geen principiële keuze voor een centrale of een decentrale opslag is gemaakt. Die waarneming wordt door de regering niet ontkend. Zij zegt daarover: "Drie jaar na inwerkingtreding van de wet zal een tussenbalans worden opgemaakt. Pas dan — uiterlijk medio 2018 — zal worden besloten over de wijze van invoering van de elektronische opmaak en opslag van akten van de burgerlijke stand". Betekent dat nou dat de frontoffice door gemeenten moet worden ingericht, zonder dat er enige notie is van hoe de backoffice er straks uit gaat zien? Betekent dat nou dat als straks besloten zou gaan worden tot een centrale opslag, het goed mogelijk is dat er 402 varianten zijn van de geboorteakte, huwelijks/partnerschapsakte en overlijdensakte? En zo ja, kan dit dan gerangschikt worden onder de noemer "zorgvuldige procedure"?